INHOUD FEEST
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print pagina

De feesten en partijen van vroeger
Stuur ons uw verhaal: leed@brabantsdagblad.nl

Grote Snor

Ed Schilders

 

Hoe ging het liedje ‘Wie zijn hoed is dat?’ vroeg Els van Iersel zich af. Haar vraag kreeg, verrassend genoeg, twee verschillende antwoorden. Willy Wassink hoorde het lied van zijn vader. ‘Vermoedelijk alleen het refrein’, schrijft hij, ‘want het is wel een beetje ondeugend.’ Dat komt omdat in dit lied een man (dronken) thuiskomt, en daar allerlei verdachte zaken aantreft. Om te beginnen een hoed. Wie zijn hoed zal dat nou zijn? Waarop de vrouw antwoordt: Och lieve man dat is geen hoed/ maar een waterpot van mijn. Hij vindt vervolgens een jas, een broek, een schoen, en de vrouw heeft steeds een smoesje klaar. Ten slotte vindt hij ‘een vreemde vent’. De vrouw beweert dat het geen vent is, maar een ‘kiendje’. De echtgenoot: Ik heb de wereld rondgezworven/ al wel een jaar of tien/ maar een kiendje met zo’n grote snor/ heb ik nog nooit gezien!

Het hoedenlied dat Jack Elemans zich herinnert, gaat heel anders. Het wordt geleid door een speler die een zak vol rare hoeden heeft. Steeds wordt er gezongen: Wie zijn hoed is dit/ wie zijn hoed is dat/ wie zijn hoed zal dat wel zijn?/ En hij schreeuwde als een varken/ diejen hoed die is van mijn. De eerste gast in de rij krijgt de eerste hoed. Na de tweede zang wordt die aan de tweede gast gegeven en krijgt de eerste een andere hoed uit de zak. Net zo lang tot iedereen een hoed op heeft. Elemans sluit niet uit dat er nog andere coupletten bijhoren.

Willy Wassink en Corry Dirks gaven antwoord op de vraag hoe de berijmde voordracht ging over het jongetje dat niet naar school wou. Er zijn nu zeven coupletten bekend, allemaal over de ongemakken van het leren. De blindekaart bijvoorbeeld: De landkaort ligt vol zwarte plekskes/ dès Tilburg, dès Leijen, d’n Briel/ ik zou ze verdraaid nog nie kenne/ nog nie als ik over dur viel.

Een nieuwe vraag kwam van Huub van Olphen, en wel over een voordracht in het dialect die mogelijk al uit de jaren 1920 stamt. Hij begint zo: Wa me nou is overkomme, is me nog nimmer gepasseerd/ K’eb voor het eerst van me leve in een restooratie gedineerd. Dan volgt een opsomming van alle gerechten die opgediend werden? Maar welke? Wie ze kent mag het schrijven of mailen aan leed@brabantsdagblad.nl.