Als
het weer donker wordt in Tilburg
Gaan
alle olielampen aan
En
in ’t Heike en de Hasselt
Doen
ze de luiken voor het raam.
Zij
bidt nog snel een roozenhoedje
Hij
zeikt nog efkes in een kruik.
En
op de Heikant en ’t Gurke
Doen
ze de olielampen uit.
De
weevers klimmen in de bedstee
De
herderkes liggen bij nacht’
En
tussen Udenhout en Goirle
Wacht
Tilburg op een nieuwe dag.
Na
dertienhonderd lange jaren
Ben
jij dit Tilburg zat en moe
Maar
als je uitrust van jouw zorgen
Begint
jouw toekomst morgenvroeg.
Dan
zal de toren van ’t Heike
Weer
staan te stralen in het licht
En
ergens op een kleine zolder
Beschrijft
een dichter dat gezicht.
Dan
zal de toren van ’t Heike
Weer
staan te stralen in het licht
En
ergens op een kleine zolder
Daar
schrijft die dichter jouw gedicht.
|