WAAROM
IK WÉL NAAR DE SINT JAN LIEP

Wanneer
je zus terminaal is en naar menselijke opvattingen nog veel te jong,
is dát een erg goede reden om naar de Zoete Moeder van Den Bosch te
lopen. Troost en bemoediging.
Juíst
vanwege dat soort redenen zijn mensen in grote getale, inmiddels
alweer bijna 150 jaar achtereen, naar Den Bosch getogen. Vóór die
tijd is het madonnabeeld zo'n 200 jaar in Brussel geweest.
Wie
kent niet het verhaal van de bouwknecht aan de sint Jans-kathedraal
die, zo rond 1380, in de bouwloods een oud en vervuild eikenhouten
Mariabeeldje vond. Omdat het koud was wilde hij het in het vuur
gooien om zich te warmen, maar de loodsmeester gaf hem te verstaan
dat zoiets niet kon. Hij bracht het beeldje terug in de kerk, maar
omdat het zo lelijk was kreeg het daar weinig waardering. Een zekere
broeder Wouterke zou zich over het beeld hebben willen ontfermen en
hij wilde het meenemen naar zijn huis. Het beeldje bleek echter
ineens zó zwaar dat hij het onmogelijk kon vervoeren. Het was voor
hem een teken dat het Mariabeeldje in de sint Jan moest blijven en
met een lap probeerde hij het beeldje wat aantrekkelijker te maken.
Dat lukte niet echt, een aantal vrouwen bespotte het beeldje om de
lelijkheid. Maar in een droom aan een van die vrouwen verscheen
Maria en zij maande deze vrouw het beeld op te knappen en te tooien
met een mantel. Meteen daarop begonnen wonderbaarlijke
gebeurtenissen en genezingen plaats te vinden die aan de tussenkomst
van Maria werden toegeschreven. Het beeld werd daarop in eer
hersteld en kreeg een eigen kapel in de sint Jan, zoals ze dat nu
1622 jaar later nog steeds heeft.
En
hoewel de wonderen na 1387 drastisch begonnen af te nemen, is de
stad 's -Hertogenbosch Maria altijd blijven vereren en aanroepen als
de Zoete Moeder, die als hulp in de nood mensen troost en
bemoediging geeft.
En
wie die bemoediging zoekt, die zal haar vinden bij de madonna.

Voor
die bemoediging had ik het er op eerste Pinksterdag weer eens voor
over om al ruim vóór het trappistentijdstip op te staan, vanuit
Orthen ('s -Hertogenbosch) naar Udenhout te rijden en samen met mijn
broer heen en weer naar Den Bosch te lopen.
De
rust en stilte van de vroege morgen, die ruimte schept om gedachten
de vrije loop te laten. De bemoediging en de weg waren mijn doel.
Vogels die tegen het opkomende licht om het hardst de nieuwe dag
lijken aan te prijzen. Het langzaam wegtrekken van de nacht en het
opkomen van onmetelijke ruimte.
Samen
lopen we die ruimte in. Een ruimte die overgaat in eeuwigheid.
In
de kandans van onze voetstappen op het asfalt en in het automatisme
van onze tred zit die eeuwigheid. Een eeuwigheid die betrekkelijk
is, wanneer feiten zo direct om je heen grijpen dat menselijk
redeneren tekort schiet en emotie zich niet door ratio laat leiden.
Op
zo'n momenten is er dat bóvenmenselijke. Datgene wat elke redenatie
te boven gaat, je klein maakt en toch een zeldzame kracht geeft.
De
vroegmis in de sint Jan. Mensen van heinde en verre aan hun, goed
Brabantse, taal te horen. Mensen die het er voor over hadden vroeg
op te staan om iets van hun aloude geloof mee uit te zingen in het
lied van de Zoete Moeder.
Op
de weg terug kon ik merken de laatste maanden te weinig tijd te
hebben gehad om te wandelen.
De
blaar en de stijve spieren herinneren me daar voortdurend aan.
Maar
och, dát is morgen over.

|