INHOUD SILVIUS
HOME
SPECIAAL
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
BRABANTS

Dit portret van frater Silvius verscheen oorspronkelijk in het boek 'Enigen uit velen', onder redactie van Joep Eijkens (1994).


Anton Eijkens

Een frater met groene handen

Frater Silvius Mutsaers (1903-1984), onderwijzer, leraar tuinbouw en volkstuinman

 

Man, wat heb ik 'n gelukkig leven. Niemand is zo rijk als ik. Als we ons leven over zouden hunnen doen, wil ik het weer precies hebben zoals het tot nu toe geweest is.

 

Dat moet frater Silvius Mutsaers uit de grond van zijn hart gezegd hebben, toen hij, bijna 68 jaar oud, op 1 mei 1971 zijn gouden kloosterfeest vierde. Met deze uitspraak heeft hij zich zelf getekend als een mens, die het heel zijn leven echt naar zijn zin heeft gehad.

Arnoldus Joannes Mutsaers werd op 30 september 1903 geboren in de Tilburgse wijk Korvel. Hij trad op 1 mei 1921 in het noviciaat van de fraters en kreeg de nam Silvius. ln 1923 behaalde hij zijn hulpakte en verhuisde hij naar Vlijmen om

daar te gaan werken als onderwijzer.

Nadat frater Silvius in 1925 de eeuwige geloften had afgelegd, volgde een reeks onderwijzersbetrekkingen in Den Bosch, Tilburg, Cuijk aan de Maas en - vanaf 1939 - weer in Tilburg. Daar kwam hij te wonen in het fraterhuis Petrus Donders aan het Kardinaal de Jonghplein. Tot medio 1960 stond hij voor de klas in de St. Antoniusschool in de parochie Hasselt, daarna - tot aan zijn pensioen - in de St. Johannes Vianneyschool in 't Zand.

Zo op het eerste oog de gewone onderwijs-carrière van een

frater van Tilburg.

Maar het bijzondere in frater Silvius' levensloop had zich al vroeg afgetekend, waarschijnlijk al in zijn Vlijmense en Bossche tijd. Hij begon toen een grote voorliefde, om niet te zeggen een ware hartstocht aan de dag te leggen voor 'alles wat leeft en bloeit'.

In de daaropvolgende jaren bekwaamde hij zich doelbewust in de land- en tuinbouw. In 1933 behaalde hij de L.O.-akte Landbouw, in 1935 het diploma Bijenteelt en in 1942 de L.O.-akte Tuinbouw. En daarmee legde hij de grondslag voor zijn buitenschoolse werk, dat hem in Tilburg en ver daarbuiten befaamd maakte als de frater die alles wist van de teelt van bloemen, groenten en bomen.

 

In het 'groene leven' van Tilburg en Midden-Brabant kon van de veertiger tot en met de zeventiger jaren weinig gebeuren zonder frater Silvius alias 'de Sil', zoals hij in de wandeling genoemd werd. Hij was overal bij betrokken - tot zijn eigen plezier en dat van zijn talrijke leergierige aanhangers.

In 1942 kreeg de Tilburgse burgemeester Jan van de Mortel intense medewerking van frater Silvius bij de oprichting van de Volkstuindersvereniging Tilburg e.o. De bakermat lag in de volkstuinen bij het Leypark, die tijdens de oorlog niet alleen ontspanning verschaften maar ook uitkomst boden bij de heersende voedselschaarste. Dat het volkstuinwerk in de loop der jaren in Tilburg tot grote bloei kwam, is voor een groot deel te danken aan de activiteit van de frater die bij zijn diamanten kloosterfeest in de pers als 'de Toeverlaat van de Volkstuinders' werd gekenschetst.

En een toeverlaat was frater Silvius inderdaad. Hij maakte dat tot op hoge leeftijd waar door in allerlei zalen en zaaltjes populair-wetenschappelijke lezingen te houden - misschien kan men beter spreken van onderhoudende conferences - zitting te nemen in forums en jury's, en vooral door bij tij en ontij als vraagbaak, raadgever en onbetaald leverancier van stek en zaaimateriaal te fungeren.

Niet het minst bewees hij zijn meesterschap door zijn regelmatige voorlichtingsartikelen in Onze Tuin, het orgaan van de Tilburgse Bond van Volkstuinverenigingen. Hij verstond de kunst om in één bladzijde bij wijze van spreken een half boek vol praktische tips te schrijven, die het hele gamma van de volkstuinderij besloegen, van spruitjes tot knolbegonia's en van peterselie tot chrysanten.

Bij dit alles was hij vooral de man van de praktijk. Men schreef over hem:

 

Door de plantensteeltjes te breken, te beruiken en er in te bijten kon hij eventuele ziektes op het spoor komen en de juiste geneesmiddelen voorschrijven.

 

Geen wonder dat in 1975 in het volkstuincomplex Hoflaan een wandelpromenade tot Frater Silviuslaan werd gedoopt en dat de Tiiburgse Bond van Volkstuinverenigingen hem in 1978 tot erelid benoemde.

In dit kader dient ook vermeld te worden dat frater Silvius mede oprichter was van de Tilburgse Dahliavereniging 'Flora' en dat hij bij deze vereniging een soortgelijke rol speelde als bij de Tilburgse volkstuinders.

In 1942 begon frater Silvius ook met een van zijn meest opmerkelijke activiteiten: hij werd lid van Tilburgse afdeling van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde en leraar bij het tuinbouwonderwijs in Tilburg. Bij zijn zilveren jubileum als leraar in 1967 fêteerde men hem in de Tilburgse stadsschouwburg als 'zeldzaam leermeester, markante figuur, geboren opvoeder net grenzeloze liefde voor alles wat de natuur te bieden heeft'. Hij was ook dertig jaar lang secretaris van de Afdeling Tiiburg van genoemde Maatschappij.

Zijn grote betrokkenheid bij de opleiding tot gediplomeerd bloemist, hovenier en boomkweker wordt duidelijk, als men weet dat hij na zijn dagelijkse werk als onderwijzer aan de lagere school bijna elke avond, behalve in het weekeinde, cursussen gaf. Jarenlang fietste hij driemaal per week 's avonds in weer en

wind op en neer naar Haaren, zo'n dertig kilometer! Dat kon niet anders, beweerde hij, want de laatste bus naar Tilburg vertrok altijd zo vroeg op de avond. Hij vertelde er niet bij dat hij na de lessen graag nog wat bleef napraten met een sigaar en een borreltje. Want 'de Sil' was een echte gezelschapsmens die ongecompliceerd kon genieten van het goede des levens.

Bij gelegenheid van zijn gouden kloosterjubileum in 1971 werd hij geïnterviewd door Het Nieuwsblad van het Zuiden. Hij bekende toen dat de boomkwekerij zijn grote voorliefde had:

De bloemisterij is heel mooi, maar het bomen kweken, dat is het voor mij helemaal. De bloemist zit bij slecht weer in zijn kassen en bakken. Maar de boomkweker bidt de ene heer om regen en de andere heer om zon. Hij wordt geplaagd door nachtvorst, sneeuw en hagel. Ik heb daar geen enkel bezwaar tegen; weer of geen weer, ik zit buiten. Ik heb eigenlijk niks anders nodig dan een mes om stek te snijden en een ruiter om de stekken op te planten. Het is een eindeloos vak.

 

Drie jaar eerder, toen hij als onderwijzer van de lagere school met pensioen was gegaan, had dezelfde krant al geschreven: 'Het heeft weinig zin om hem volledige rust te gunnen. Dat zou eerder een straf dan een beloning zijn.' Men wilde hem promotor maken van een project 'waarbij in Tilburg een park tot stand moet komen met een wereldwijd assortiment bomen, struiken, heesters en coniferen'. Van dat park is niets gekomen. Maar er bleef nog genoeg voor hem over.

Hij was nog altijd voorzitter van de zogeheten Jeugdnatuurwacht. Die natuurwacht was door hemzelf in 1964 opgericht met het doel om de jeugd respect bij te brengen voor de natuur en de stad schoon te houden. Elk jaar werd er een actie gehouden om leerlingen van de vijfde klas aan te laten sluiten. Zo installeerde frater Silvius in 1969 nog 375 jeugdige natuurwachters, afkomstig van elf scholen in de wijken 't Zand en Wandelbos.

Van 1968 tot 1970 was hij leraar aan de Middelbare Tuinbouwschool in Breda en van 1970 tot 1975 leraar aan de Sierteeltschool van de Tilburgse scholengemeenschap 'Quirijn'. Tweemaal verleende het ministerie van Onderwijs hem een ontheffing van de leeftijdsgrens van 70 jaar voordat hij daar op 72-jarige leeftijd afscheid nam. Hij liet zich toen fotograferen in de door hem aangelegde en verzorgde tuin van het fraterhuis Petrus Donders en verklaarde daarbij dat hij nu meer tijd zou krijgen voor deze tuin en de tuinen van de overige fraterhuizen alsmede van de kloosters van de Zusters van Liefde.

En hij hield zijn woord. Maar daar bleef het niet bij. Want in zijn laatste levensjaren gaf hij ook nog voorlichting aan, vooral bejaarde, flatbewoners over de manier, waarop zij 'een balkonnetje tot een fleurig tuintje konden omtoveren'. Hij had het altijd zo druk, dat hij volgens eigen zeggen 'tussen al zijn werk door maar amper tijd had om gauw-gauw wat te bidden en te eten'.

Intussen waren frater Silvius heel wat loftuitingen ten deel gevallen. Op Koninginnedag 1973 speldde burgemeester Becht hem op 69-jarige leeftijd de Ridderorde van Oranje Nassau op en op 1 mei 1981 bij de viering van zijn diamanten kloosterfeest reikte burgemeester Letschert hem de zilveren legpenning van de gemeente Tilburg uit.

 

Dat diamanten feest werd in het fraterhuis Petrus Donders nog luisterrijker gevierd dan zijn gouden kloosterfeest. Daar werd hij ook kernachtig getekend in het 'Lied van de Verrekte Sil', waaraan we de volgende strofen ontlenen:

 

Taai als de brem en fel als de papaver

Ruig als de hei en als de wilde klaver

Van je Sil, Sil, verrekte Sil

Hij wordt ooh nooit iets braver

 

Hij heft het glas met magistraat en clerus

Bij zomerdag en als het winterweer is

Van je Sil, Sil, verrekte Sil

Alsof 't de laatste keer is

 

Er was geen plek waar men Sil niet kende

Reeds bij zijn leven werd hij een legende

Van je Sil, Sil, verrekte Sil

Een zwerftocht zonder ende

 

Aan die zwerftocht moest toch een einde komen. Maar eerst plantte frater Silvius op 1 oktober 1982 nog in het Wilhelminapark de 'Herinneringsboom Frater Silvius'. Het ging daarbij om een zogenoemde Carya die hij ten geschenke had gekregen van de Tilburgse afdeling van de Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde en op zijn beurt weer cadeau deed aan de gemeente Tilburg. Bij die gelegenheid moet hij gezegd hebben dat hij nog weet had van de Wilhelminaboom die in 1898 in het Wilhelminapark geplant werd (hoewel hij pas vijf jaar later geboren werd!) "Daar ligt, als het goed is, nog een fles oude klare onder."

Frater Silvius overleed op 2 september 1984 in het fraterhuis Joannes Zwijsen en werd op 6 september 1984, na de uitvaart dienst in de Goirkese kerk, begraven op het kerkhof van de fraters bij Huize Steenwijk in Vught.