INHOUD SCHELLEKENS
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

 

Jan Schellekens

Herinneringen uit de Hoogvensestraat


Coiboike speule

Pjoe… pjoe. Pang… pang.

‘De kogels vlòòge aon alle kaante om oe oore en as ge de indiane dan weggejaogd had en ge zelf nie al te veul gewond waart dan sprongde wir op oe perd en reede terug naor de reens’.

Dat was de fantasie van de jeugd meteen na de oorlog.

Alles kwam weer langzaam op gang, dus ook de bioscopen. De oude namen mochten weer gebezigd worden zoals Rembrandt-theater en Chicago.

In de Metropole schouwburg langs het spoor was er, eigenlijk speciaal voor militairen, de zogenaamde ‘Cineac’. Dat was een de hele dag doorlopende voorstelling, met om de paar uren herhaling van het programma ( net zoiets als TV Brabant ). Dat was hoofdzakelijk

voor militairen maar wij als jeugd mochten daar ook in.

Een van de dingen die in mijn geheugen gegrift staan en dat, zeker na 11-09-2001, weer boven kwam, was het feit dat een grote viermotorige bommenwerper plompverloren in New York middenin het Empire State Building vloog.Toen nog en nu weer het hoogste gebouw

van ‘The Big apple’.

In de andere bioscopen ging het gros van de rolprenten over cowboys en indianen.

De sprekende film deed meteen zijn intrede en het geluid van galopperende paarden en fluitende kogels deed het hem. Indianen waren in onze ogen toen nog de slechteriken en wij vonden het schitterend als ze bij bosjes werden neergemaaid. En ze bleven maar rondjes rijden rondom de goeden. Om stuk voor stuk afgeschoten te worden.

Ook in de patronaten werden deze films vertoond en dikwijls hoorde je dan kreten uit de zaal zoals ‘kek úit, aachter oe’ en ‘schietem dòòd’.

Onze idolen waren Roy Rogers met zijn paard Trigger en Gene Autry; de zingende cowboy.

En nog zeer vele anderen.

Maar om terug te komen op het ‘coiboike speule’ zelf.

Onze ranch was de schuur annex kolenhok bij ons achter op de plaats. Wij hoefden onszelf nooit in de oorlogskleuren te schilderen want we zagen automatisch zwart van het roet.

Vooral als we weer eens door het golfplaten dak gezakt waren en midden tussen de eierkolen terecht kwamen.

Iedereen probeerde een oude hoed op de kop te tikken met een zo breed mogelijke rand.

Een van ons was dat vooralsnog niet gelukt maar dan werd hij door de andere cowboys getroost met de woorden ‘dan zegde mar dettie aon oe pèèrd is blèève hange’.

Mijn moeder had een oude broek van mijn vader korter gemaakt en langs de zijnaad van franjes voorzien. Onze pistolen, die van mij zeer vernuftig van hout en electriciteits buis gemaakt door mijn vader, hingen in alweer zelf gemaakte holsters op onze heupen. Een mitrailleurband met lege hulzen om mijn middel completeerde bij mij de uitrusting.

Aanvankelijk was ons territorium in de buurt zelf. De jongens van toen weten het nog wel. Tussen onze huizen en de tuinen van de villa`s achter ons.stond een hoge schutting met daar op weer een hekwerk van kippengaas. Dat hek was om ons tegen te houden.

We klommen bij Horvers op de ‘schaansmuur’, daar dan het dak op, over de nok naar het laatste van de zeven huizen bij van de Boom en dan via het hek terug naar de andere kant. Liefst op een holletje. En dat allemaal onder de ogen van de boze buren. Bang voor hun dakpannen.

Zelf durfden zij niet naar boven maar het kon wel eens gebeuren dat we drie kwartier boven zaten omdat ze beneden op ons bleven wachten.

Het groepje werd groter dus moesten we verkassen. Meer de natuur opzoeken. Het gebied aan de overkant van het kanaal bij de nu buiten gebruik zijnde oprit was een prachtig speelterrein. Om te beginnen.

Want later dwaalden we af en maakten we de bossen in de buurt van Mie Pieters onveilig.

En in de Hoogvensestraat was het even stil.