INHOUD SCHELLEKENS
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

 

Jan Schellekens

Herinneringen uit de Hoogvensestraat

De Hoogvensestraat en de Zuurkóólkaai

 

Als ik iets wil vertellen over de Hoogvensestraat en omgeving moet ik eerst met de billen bloot, want eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat ik daar niet ben geboren. Nee, dat was in de Balistraat. In 1933. Maar getogen ben ik echt in de Hoogvensestraat. Vanaf 1935.

Een oom van me die werkzaam was als elektricien bij een van de Tilburgse wollenstoffenfabrikanten, wiens villa in de St. Josephstraat stond, kwam daar veel over de vloer en die kon zorgen voor een huis. Hoogvensestraat 65. En voor zichzelf en zijn gezin op 65b.

Dat was nogal wat, want het waren spiksplinternieuwe huizen. Deze stonden met de rug tegen de tuin van de familie Brands (Braans zeiden wij dan), de directeur van de bewuste fabriek.Later kom ik daar nog op terug. Ik kan me nog herinneren dat de ramen van de achterste slaapkamers voorzien waren van ondoorzichtig glas. En door middel van afstandhouders konden die niet verder open dan hooguit 5 cm.

Pa, waarom is dat? Ja jongen, dan kunnen wij niet bij hen in de tuin kijken. Waarom mag dat dan niet pa, doen die dan iets wat wij niet mogen zien. "Jonge, gij vraogt te veul".

Eerlijk gezegd heeft dat glas er niet lang ingezeten en ook de beugels waren van korte duur.

Tegenover ons op de hoek van de Lancierstraat, was het café van Jantje van Geloven. Een door de buurt druk bezocht etablissement. Ik moest daar "onze pa en onzen opa", regelmatig `s zondags tegen etenstijd gaan halen.

Naast dit café was de drukkerij van de Familie van de Ven. Ooit was hier een zaaltje dat bij het café hoorde maar in mijn tijd was het een bedrijf met beslist geen geluidarme offsetmachines. Ik herinner me nog uit die tijd als een angstige ervaring, dat kort na het uitbreken van de oorlog met geweld het drukwerk van de tegenhanger van de NSB, de zogenaamde Nederlandse Unie, uit de drukkerij werd gesleept.

Overigens was de genoemde drukkerij het bedrijf van de vader van 'Lechim' die daar samen met broer Jan en papa de scepter zwaaide. Het toeval wil dat net tijdens het schrijven van dit epistel, een foto en een bericht over Michel van de Ven met vrouw en zoon in de krant stond.

Verderop in de Hoogvensestraat zat kolenboer Vermonden. En in die tijd hadden wij al het "proletarisch winkelen" uitgevonden, zij het dan met kolen als doelwit.

Aan de andere kant van diens inrijpoort zat slagerij Fonken. De zonen hiervan waren van onze leeftijd maar wij gingen daar weinig mee om. Het was namelijk een saillant gegeven dat zij net op de grens woonden van twee parochies.

En van onze kant gingen de kinderen naar de Andreasschool, en die van gene kant gingen naar de St. Josephschool. Er was geen Berlijnse muur gebouwd maar toch was er, ondanks dat wij dezelfde arbeidersgezinnen waren, een soort aversie van onze ouders tegen die van "gene kaant".

Van de andere kant zaten wij op de Andreasschool weer aan de verkeerde kant van de lijn, want daar zaten de kinderen van de ziekenhuisbuurt. En dat was te merken. Deze kinderen werden anders opgevoed. Werden zij klaargestoomd voor hbs en lyceum, wij konden met een beetje geluk naar de ambachtschool. (ABS zeiden wij dan binnensmonds). Wij werden dus "autodidacten" en dat heeft heel wat uurtjes avondstudie gekost.

Terug naar de Hoogvensestraat. Achteraan was nog kolenhandel annex vrachtbedrijf Adriaansen. Hadden wij weinig bemoeienis mee.

Diagonaal op de hoek van de Lancierstraat was het kruidenierswinkeltje van Anneke Boogers (Bogaers???) waar je kon poffen in plaats van pinnen. Bij het snoepgoed kon je niet bij, dan moest je een eindje verder in de straat zijn bij vrouwke De Jong. Die vroeg er als het ware om, gezien de opstelling van de toonbank.

Verder was er nog kruidenier Jan Straathof op de hoek van de Jan Aartestraat maar dat was een hele grote sterke vent dus daar durfden wij niets uit te halen.

Naast hem was Smidje de Bont. Met die jongens mochten wij nooit spelen. Of dat aan ons lag of aan hen, dat is mij nooit duidelijk geweest.

En dan "last but not least" de "waai van boerke Hooyen". Wat zich daar heeft afgespeeld is nooit beschreven in Puk en Muk en Moortje, of in Sim en Sam. Het neigde meer naar Pietje Bel of Arendsoog en Witte "Veter". Verderop in de Hoogvensestraat, richting Piusplein, zat groenteboer San Horvers. En van hem heeft ons moeder zuurkool leren inmaken. Hier volgt de cursus.

Men neme een………Nee onzin. Wat je nodig had was een grote keulse pot, een rond plankje, een linnen doek en een gewicht.

In de pot kwam gesneden witte kool. Daar werd pekel bij gegoten (ik vermoed gewoon water met zout), de linnen doek er overheen met daarop het plankje. Maar dan het gewicht. Wie heeft er een gewicht van zo'n kilo of vijf-zes in huis. Het toeval wil nu dat net in die tijd bij ons in de straat de kinderkopkes vervangen gingen worden door klinkers.

Dit in verband met de fietsroute van burgemeester Baron van Voorst tot Voorst van zijn huis in de St.Josephstraat naar zijn werk. Dus vanaf het Piusplein tot aan de St. Josephdwarsstraat en dan naar de St. Josephstraat. Dat kostte een paar lieve duiten maar dat mocht. Ja toen al. En mijn vader zei, "as dé zóveul geld maag kosse dan meuge wij wel ééne kaai weghaole en die kunne we féén gebrúike as zuurkóólkaai". Zie zo. En als ik nu op mijn fietsje nog wel eens door mijn oude buurtje rijd en ik kom langs het pand waar San de groenteboer woonde dan denk ik nog steeds aan die goeie ouwe "zuurkóólkaai".