INHOUD ROUKE VAN DER HOEK
HOME
INHOUD POËZIE
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
KUNST
FOTOGRAFIE
BRABANTS
INTERVIEWS

Print  Pagina

Rouke van der Hoek

 

Welpentijd

 

 

In groene truien geurend naar het laatste kampvuur

- altijd hing er rook tussen de bomen -

gehoorzaamden we ernstige regels

voortvloeiend uit een ernstig ideaal.

De pomp die ’s ochtends koud

ijzerhoudend water braakte

- ontblote bovenlijven onder grote eiken

waaruit lijsterzang waaierde -

en het prikkende stro in de strozak,

fungeerden als voorboden

van de echte uitdagingen, ooit.

Zoveel voortvarendheid vraagt om ontregeling.

’s Nachts een stem boven het collectieve pisblik:

“Ik kan niet piesen, want ik heb een stijve, kijk…”

Tussen echte welpen, jonge roofdieren,

en menselijke welpen staat de boom der kennis.

Akela schrapte als straf de snert van het menu.

Tot woede van velen, tot opluchting van hen

die zich daar iets vies bij voorstelden.

Verdeeldheid.

Na de zondeval de spraakverwarring.

Moment dat een kraakheldere optimistische beweging

het spoor bijster raakt.