INHOUD ROUKE VAN DER HOEK
HOME
INHOUD POËZIE
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
KUNST
FOTOGRAFIE
BRABANTS
INTERVIEWS

Print  Pagina

Rouke van der Hoek


Het bedoelde einde van de poëzie

 

 

In het antieke huis met de dunne ramen

sprak oma hardop – ook als zij alleen was –

met haar huishoudelijk handelen mee:

 

“Leg ik de kaas in de kelder.

Zet ik het bord op het aanrecht.

Nu nog even het kleed. Ziezoo.”

 

Zo stuurde zij zichzelf door koude ruimtes,

prevelde de dingen op hun plaats.

De ultieme schikking waartoe de geschiedenis

 

moet leiden was in haar huis bijna bereikt.

Buiten voeren aken over de Oude Rijn, bedaard

en statig alsof elke vracht de laatste kon zijn:

 

“Hout naar de steigers,

steen naar de wal,

kolen naar de kachels.”

 

Als ’s avonds na de afwas de frequentie van

haar zinnen afnam en de poëzie overging

in het best mogelijke einde van de schepping

 

zagen wij achter Rijn en tuinderij

de silhouetten van stad, watertoren, wolken

samenvloeien in het doven van het licht.