CuBra

INHOUD PIET VAN DEN BOOM
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
 
 

Piet van den Boom
Gedichten


 

Toen ik in Planty zat

- het park rond de binnenstad van Krakow -

zag ik een vrouw in een wolk

van zonlicht en stof

 

Hé, dacht ik, hé!

Is dat niet Wisława Szymborska

die snippers van haar Verzameld Werk

aan de duiven voert?

 

Achter haar hakken

strompelde een klein oud hondje

dat waarschijnlijk Utopia

heette, of De Filosofie


 

 

spook

 

Het beeld op de Markt stelt een oude man voor

maar het lijkt meer op een eerbetoon

aan de loden jas, die de gedaante omhult.

De slippen waaien op alsof er een briesje staat

 

Op het Stationsplein staat een vrijwel identiek beeld

van een nors kijkende man in overjas.

De wind waait niet onder zijn jaspanden,

toch houdt hij zijn hoed stevig in de hand.

 

De gelijkenis is niet toevallig, want dit is vader Anton

en dat daar is Frits, beiden grootindustriëlen

die vanuit een erudiet paternalisme

de stad ook sociaal en cultureel vormden

 

Meneer Frits werd ’s nachts verkeerd belicht

waardoor hij eruit zag als een knokig spook.

(Dit was voorpaginanieuws in de plaatselijke krant.)

Bij daglicht is het beeld op het sympathieke af lelijk.


 

 

 

 harde woorden

 

een niet mooi opgedroogde vrouw

in een nauwsluitend jurkje met tijgermotief

dronk grote glazen witte wijn

zoete

 

ze was in gezelschap van een hond 

en een pitbullachtige zweterige man

vrijwel kaalgeschoren

gouden aansteker

zijn buik puilde uit zijn designer jeans

 

wij

lachten

niet

om hem

 

hij draaide zich dreigend om

in zijn stoel en vroeg

moet ik je kop even komen verbouwen

 

een goed verstaander

heeft aan een half woord genoeg

een slechte gaat ervan uit

dat wie zwijgt toestemt

 

dus voegde bokitoman

de daad bij het woord

en kwam met woest zwaaiende vuisten

in de richting van ons tafeltje

het leek er op dat er niet alleen

harde woorden gingen vallen

 

toen hij in elkaar zakte

riep zij

z’n hart,

hij heb het aan z’n hart

 

wij hebben hem niet

gereanimeerd

de ambulancebroeders

hebben het wel geprobeerd


 

 

geheim

 

het ontbreekt haar niet aan tekst

maar liefst hult ze zich in stilte

de naaktheid deert haar niet

want ze heeft niets te verbergen

 

ze is er bij van het krijsen in de wieg

tot aan het zwijgend graf

juichend of treurend

te gast bij feesten en partijen

 

iedereen klampt haar aan

in tijden van pijnlijke liefde

groot verdriet en bezuurd verlangen

 

maar ze steunt en klaagt nooit

zonder protest schikt ze zich

in elk lot dat haar beschoren is

 

niets beroert haar echt

want het geheim van poëzie is

dat ze niet bestaat


 

 

baby’s

 

baby’s zijn dom en ze stinken nogal

ze krijsen bij de minste aanleiding

en na het eten boeren of spugen ze

 

onze genegenheid voor baby’s

komt voort uit een deel van ons brein

waar de ratio geen toegang heeft

 

we geloven dat onze spruit

iets maakt van het leven

als moeder of vader of genie

 

we hopen dat onze oogappel

politieman wordt of uitvinder

en geen junk of tsunami-slachtoffer

 

we houden van ons kind

want er is altijd iets goed aan

ook al lijkt het een total loss

 

baby’s lijken nergens op

maar het kan van alles worden

baby’s zijn god

 


 

zitten

 

is uw vrouw erbij?

vroeg de oncoloog

 

u kunt maar beter

even gaan zitten