INHOUD STEEL
HOME
KUNST
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

Print  Pagina

 

Ilse Steel - 23 Gedichten


De tuin van het leven

Mooie blauwe heldere hemel
verstikt van vuile rook
vers lokkend groen gras.
natuurlijk gekweekt in een kas
Kristalhelder water
straks te koop in een fles
Vuil en puin versieren de tuin
die heerlijke tuin van het leven


Kerhofleven

Een stukje grond, een grijze steen
Het terugkeren naar het stof der aarde
Heeft dit ook zijn waarde?
Of is de cirkel rond
op dit laatste stukje grond?


Onsterfelijk

Altijd leven nooit te sterven
steeds  weer opnieuw je naam
in  een  boom kunnen kerven
Altijd kijken naar haat en geweld
moeten  toezien hoe langzaam
alle  mensen worden geveld
Over te blijven in deze wereld
dan is onsterfelijkheid
iets wat je mijdt


De torens van september

Bakens van vrijheid en democratie
van de laatste supermacht
New York bruisend van energie
trotse natie toonaangevend
werd midden in het hart geraakt
een zwarte dag in september
heeft er een dode stad van gemaakt


Vadertje Tijd

Recht van gestalte met vaste tred
wandelend door de tijd
Neemt hij verwonderd alles in zich op
en voelt al iets van spijt
De tijd die nooit stilstaat
neemt hem bij de hand
Vermoeid oud en gebogen
Loopt hij op zijn laatste benen
naar de eeuwigheid


De Beeldhouwer

Strelend dwalen zijn handen over het blok marmer
koud en toch zo warm
met zijn ogen de natuurlijke lijnen volgend
ontstaat in zijn hoofd het beeld dat hij wil scheppen

Met de volkomen stilte om hem heen
beweegt hij zich als in een droom
Liefkozend strijkt hij over zijn beitel
en voelt hoe zijn hand als vanzelf in beweging komt

Met een glimlach houwt hij in op de steen
de eerste inkerving is gemaakt
Koortsachtig werkt hij verder een blos op de wangen
en voelt hoe het marmer van vorm verandert

Hij voelt geen moeheid, wordt voortgedreven
al scheppend voelt hij dat hij leeft
Na de laatste slag laat hij de beitel vallen
en voelt verwondert dat hij beeft

Wankelend richt de beeldhouwer zich op
en staat oog in oog met de volmaakte vrouw
Tederheid welt in hem op
hij slaat zijn armen om het beeld en
zweert haar eeuwig trouw


Oogcontact

Haar rode wangen en schitterende ogen
houdenzijn blik gevangen
bevallig buigt zij zich voorover
zijdezacht haar beroert zijn wangen
vol van liefde ontwaakt zijn verlangen


Moeder

Zij was het leven nog niet moe
ging nog overal naar toe
Vanwaar die haast de laatste tijd
soms die ogenblikken van spijt

De tijd heeft haar toen ingehaald
en haar over de drempel gedragen
naar 'n wereld zonder pijn
naar 'n wereld van niet meer zijn


Het koninkrijk der schakers

De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
onberoerd nog staan de stukken
te wachten tot hij wakker wordt
                    ***
Hen met zijn hand tot leven wekt
zin geeft aan hun bestaan
hier op het veld van eer
willen zij niet roemloos ten onder gaan
                    ***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
zijn ogen half geopend
wacht hij tot zijn hoofd helder wordt
                    ***
Het glanzend marmeren schaakbord
zet zich schrap voor het strijdgewoel
de spanning is te snijden
maar de stukken blijven koel
                    ***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
zijn benige hand uitgestrekt
hij is de baas, de Lord
                    ***
De koning en de koningin
kijken verlangend naar hem op
de torens staan standvastig
de vlag fier in de top
                    ***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
de eerste zet gaat komen
alleen hij weet welk stuk het wordt
                    ***
De paarden trappelen van ongeduld
zij ruiken reeds de strijd
onrustig zijn de pionnen wetend
dat een zwaard aan twee kanten snijdt
                    ***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
nu komt ook hij tot leven
al is het maar voor kort
                    ***
Hevig ontbrand nu de mêlée
stukken vallen ten offer
torens wankelen, en het veld
met bloed besmeurd wordt doffer
                    ***
De schaker zit gebogen
in denkhouding voor zijn bord
de handen klam van spanning
ziet hij hoe zijn loper ter aarde stort
                    ***
Het spel nadert zijn einde
nog een laatste meesterzet
de zwarte koning bijt in het stof
hij weet dat hij het vandaag niet redt
                    ***
De schaker zit niet langer gebogen
maar ontspannen voor zijn bord
zegevierend wappert de witte banier
de overwinning is voor hem, de Lord


Terrasdieren

Opgekruld en opgedoft
strijken ze neer op het terras
bestellen koffie en likeur
bespreken met elkaar hun voorkeur.
Half verborgen achter een krant
soezerig de ogen geloken
ontgaat hun niets van wat passeert.
Even gaan ze er tussenuit
om aanstonds terug te keren
de lippen wat roder gestift
een extra vleugje parfum
om het tij te keren.
In het zachte avondlicht
spreiden ze alles ten toon
nippend aan een glaasje wijn
flirtend in de maneschijn
krijgen ze na middernacht
met wat geluk hun loon.


Korenhalmen

Roerloos bij zoveel schoonheid
een droom gelijk
staat de wereld even stil.
De wuivende korenhalmen
ragfijn gepenseeld
lijken mij dichterbij te wenken.
De vogels nog niet uitgespeeld
stijgen in de strakblauwe lucht.
De roodgouden gloed
van de ondergaande zon
straalt een bekoring uit die
ik ademloos onderga -
bodemloos is mijn geluk.


Weemoed

zilte tranen zoeken zich een weg
ik proef de bittere smaak
het hart weegt zwaar
gevangen in melancholie
roep ik mezelf terug
een melodie streelt mijn oor
en reeds plooit een glimlach
weer mijn lippen


Gehuld in nevelen

Wie was het die ik daar tegen kwam

een lichaam zwevend betrad mijn pad

akkoorden die ik nog nimmer hoorde

beroerden mijn gepijnigd hart

 

Mijn armen omsloten een omhulsel

ik voelde de zachtheid van het bestaan

tedere handen streelden mijn wangen

glimlachend ben ik meegegaan


Aphrodite

 

Geboren uit het schuim der golven

gekust door de branding

gedragen door onzichtbare handen

schoonheid en kracht

Aphrodites macht


Nacht

Vannacht zag ik door de gordijnen

de sterren flonkerend aan de hemel staan

verstild dronk ik de schoonheid in

voelde mijn geest open gaan

een stap slechts bracht mij buiten

om in dit schilderij op te gaan


Teddy

 

Ik had mijn teddybeer zo lief

en hij hield ook van mij

stil zittend op een vaste plaats

zag hij het leven aan

 

Weerspiegeld in zijn ogen

las ik mijn jongemeisjesdromen

geborgen in die zachtheid

durfde ik het leven aan

 

Nu druppelt uit zijn oog een traan

heeft mijn leed hem dit aangedaan


Kind

Soms zou ik weer een kind willen zijn
zonder spijt en zonder pijn
vrij van zorgen uitkijkend
naar de dag van morgen.
Zonder dat onbestendige gevoel
fris als de dauw en als de morgen zo koel.
De kringen in het water
geven niet aan
hoelang je zult voortbestaan.

Soms zou ik weer een kind willen zijn
van binnen en van buiten rein.
Alles zien met die open blik van verwondering
het zoeken naar erkenning.
Geborgenheid op de achtergrond
van het leven nog geen wond.
De bladeren aan de bomen vertellen je niet
wat er nog zal komen.

Soms zou ik weer een kind willen zijn
met wapperende haren in de wind,
trappend in de plassen.
De wolken vertellen hun eigen verhaal,
de wereld staat voor je open,
maar toch ben je nieuwsgierig
welke weg je ooit zult gaan.


Metamorfose

De jongen en zijn spiegelbeeld
kijken elkaar aan
de een lacht naar de ander
zijn blij dat ze bestaan

De man ziet zijn spiegelbeeld
wat ouder meer getekend
een glimlach plooit zijn lippen
hij laat zich niet verslaan

Leunend tegen de kussens
houdt de oude man
zijn armen voor zich uitgestrekt
de spiegel voor zijn gezicht

Met het uitblazen van
zijn laatste adem
ziet hij in een flits van helderheid
uiteindelijk zijn ware gezicht


Zeeballade

 

Golven met schuimkoppen op de top

rollen speels het strand op

en leggen een schelpentapijt

in een kleurig patroon op het zand

 

Dan jaagt de wind de golven op

en het donderend geraas

van het aanstormende water

doorbreekt de serene stilte

 

Dreigend verovert de zee het land

met een nietsontziende kracht

neemt de zee als overwinnaar

vele trofeeën met zich mee

 

En de zee weer tot rust gekomen

toont haar andere gezicht

Dromerig lieflijk stromend

badend in de zonnestralen

is zij haar eigen vergezicht


Woordendroom

 

Anna houdt van woorden

die haar al lezend bekoorden

elk woord is een gedicht

elk woord is van gewicht

 

Anna geeft aan elk woord

de zin van het bestaan

en laat op deze manier

het woord voortbestaan

 

Anna vangt de woorden

haar woorden in een droom

de tijd staat even stil

maar niet de woordenstroom

 

Anna’s woorden

lijken op akkoorden

zijzelf is de componist

en geen woord wordt gewist

Aan Anna is het woord


Mijn lief

Als voor mijn ogen je beeld verglijdt,
mijn oren het fluisteren van je stem
niet meer horen,
mijn lichaam verstoken van streling blijft,
dan heb ik alles verloren.


Vadertje Tijd

Recht van gestalte met vaste tred
wandelend door de tijd
Neemt hij verwonderd alles in zich op
en voelt al iets van spijt
De tijd die nooit stilstaat
neemt hem bij de hand
Vermoeid oud en gebogen
Loopt hij op zijn laatste benen
naar de eeuwigheid


De Beeldhouwer

Strelend dwalen zijn handen over het blok marmer
koud en toch zo warm
met zijn ogen de natuurlijke lijnen volgend
ontstaat in zijn hoofd het beeld dat hij wil scheppen

Met de volkomen stilte om hem heen
beweegt hij zich als in een droom
Liefkozend strijkt hij over zijn beitel
en voelt hoe zijn hand als vanzelf in beweging komt

Met een glimlach houwt hij in op de steen
de eerste inkerving is gemaakt
Koortsachtig werkt hij verder een blos op de wangen
en voelt hoe het marmer van vorm verandert

Hij voelt geen moeheid, wordt voortgedreven
al scheppend voelt hij dat hij leeft
Na de laatste slag laat hij de beitel vallen
en voelt verwondert dat hij beeft

Wankelend richt de beeldhouwer zich op
en staat oog in oog met de volmaakte vrouw
Tederheid welt in hem op
hij slaat zijn armen om het beeld en
zweert haar eeuwig trouw