“Kijk
je wel uit,” zei mijn vrouw, toen ik afgelopen zondag dan eindelijk tijd
gevonden had samen met mijn zoon een grote bevroren plas te gaan zoeken om
daar de ijzers onder te binden. Al is het al meer dan vijfentwintig jaar
geleden, ze is nog altijd niet vergeten hoe ze me eens door het ijs heeft
zien zakken. Het was op een afgraving achter haar ouderlijk huis, waar ik
met mijn noren wat verder ging dan de andere schaatsers en zo op te zwak
ijs terecht kwam.“Krak,”
ging het opeens en ik verdween tot ver boven mijn middel onder water. Ik
weet nog dat ik niet in paniek raakte. In een flits zette ik mijn handen
op het ijs, wipte uit het water en schaatste bij het wak vandaan. Pas vijf
minuten later, in het huis van mijn toekomstige schoonouders, waar ik met
warme deken en dito chocomel liefdevol werd opgevangen, sloeg de schrik me
om het hart. Bibberend over mijn hele lijf besefte ik dat dit voorval
anders had kunnen aflopen.
Sindsdien ziet mijn vrouw mij als een waaghals. Als iemand die bewust de
risico’s opzoekt. Sommige risico’s althans. Ze rekent het dan ook tot
haar taken mij daarvoor te behoeden. Altijd als ik in de zomer in
bergachtig vakantielandschap ga fietsen, of me in de winter op het ijs
begeef, ziet ze dat als ‘glad ijs’ en brengt ze mij mijn voormalige
uitingen van onbezonnenheid in herinnering. En ze koppelt daar een
moederlijke waarschuwing aan, als ware ik haar vierde kind, dat nog altijd
opgevoed moet worden. Gaat het om fietsen, dan verwijst ze naar een val in
de afdaling van de Ballon d´Alsace, toen onze oudste dochter nog geen
half jaar oud was. Gaat het om schaatsen, dan is het het bovengenoemde
voorval op de Volkelse plas, waar ze impliciet, en soms ook expliciet, aan
refereert.
“Ja schat,” was ook deze keer mijn
antwoord. Het klonk licht ironisch, dat geef ik toe, maar in feite stel ik
haar bezorgdheid op prijs. Een man heeft dat nodig, een vrouw die hem af
en toe op zijn verantwoordelijkheden wijst. Zelfs als een man over de
helft is, blijft de jongen die hij ooit was in hem wonen. Meestal houdt
die zich daar gedeisd, maar soms komt hij in al zijn jeugdige
onbezonnenheid aan de oppervlakte. Als zijn vrouw hem dan niet coacht, zou
hij zo weer in een boom kunnen klimmen, al is hij daar vroeger ook tien
keer uitgevallen.
Goed, dat moest maar eens gezegd worden. Ook al bleek deze keer opnieuw
dat de bezorgdheid van mijn vrouw onterecht was. Het ijs op de Bossche
Oosterplas lag er fantastisch bij. Er zat één gat in, maar dat was erin
gehakt door een duikersvereniging. Twee leden van die club, middelbare
mannen, waren bezig met ijsduiken. Ik vroeg me even af of hun vrouwen voor
hun vertrek ook “kijk je wel uit” gezegd hadden. Drie anderen waren
aan het ijszeilen. Twee van hen waren ook mannen. Helemaal ongevaarlijk
vonden mijn zoon en ik dat niet. Niet zozeer voor henzelf, als wel voor de
op het ijs schaatsende en spelende kinderen.
De dag na ons schaatsuitje trad de dooi in. Al was het maar anderhalf uur,
ik ben blij dat ik het heerlijke schaatsgevoel toch weer even beleefd heb.
Het was voor mij twee jaar geleden dat ik op natuurijs stond. En het is
maar afwachten wanneer het weer kan. Daar valt niets met zekerheid over te
zeggen. Alleen dat mijn vrouw me dan opnieuw zal waarschuwen. De schat.