Ferry Pirard. Een naam uit het verleden. Zeker vijfendertig jaar niet
gehoord. Maar toen ik vorige week vernam dat hij plotseling overleden was,
was het alsof ik zijn naam gisteren nog gehoord had. En ook het
bijbehorende hoofd verscheen meteen voor mijn geestesoog. Dat wil zeggen
het hoofd van ruim vijfendertig jaar geleden, met de strakke scheiding, de
zware wenkbrauwen en de lange bakkebaarden, de mond enigszins geopend. Het
rode shirt eronder met aan de rechterkant drie witte verticale banen. De
armen zelfverzekerd over elkaar geslagen. Op de achtergrond een
kortgeschoren grasmat omzoomd door bomen. Daarboven een blauwe lucht met
hele dunne schaapjeswolken.
Voetbalminnende leeftijdgenoten weten meteen dat ik het over het
voetbalplaatje van Ferry heb, als voetballer van FC Twente, ergens aan het
begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Want wie spaarde ze niet
in die tijd? Welke elf-, twaalfjarige jongen was niet volledig geobsedeerd
door de rage van de voetbalplaatjes? Voor wie was het vol krijgen van het
album met kleine foto’s van alle toenmalige eredivisievoetballers niet
het hoogst denkbare doel in het leven?
Ik zal nooit vergeten dat ik mijn eerste zakje kocht. Dat was in mijn
geboortedorp Uden, bij boekhandel Edele Brabant. Het kostte, als ik het me
goed herinner, een kwartje. De rage liep al een tijdje, maar het gezin
waarin ik geboren ben, hoorde niet bepaald bij de ‘early adopters’ van
zo’n hype. Pas toen de klasgenoten van mijn oudste broer en mij hun
album al voor minstens een kwart gevuld hadden, konden wij onze ouders
ervan overtuigen dat ze ons wat extra zakgeld moesten geven. Met trillende
vingers scheurde ik dat eerste zakje open, hopend dat Willy van der
Kuijlen er in zou zitten of een andere PSV-coryfee. Maar wat bleek: van de
acht plaatjes waren er zeven van spelers van het toen ook al nietige
Haarlem. Een van die onbekende koppen zat er zelfs twee keer in.
Teleurstelling kan niet groter zijn dan het gevoel dat me toen overviel.
Het liefst had ik de plaatjes ter plekke verscheurd. Dat heb ik niet
gedaan en in de loop van het toenmalige voetbalseizoen heb ik mijn album
alsnog kunnen vullen.
Het plaatjesboek ligt nog steeds in het huis van mijn ouders, als relikwie
van een voorbije jeugd. Onlangs kwam het daar nog eens ter sprake. Dat was
toen mijn vierentachtigjarige moeder me vol trots liet zien dat ze voor
haar jongste kleinzoon, tien jaar oud, een album en enkele zakjes had
gespaard. Zakjes met voetbalplaatjes. Niet van voetballers van toen, maar
van hun opvolgers in de lopende competitie. Want wat blijkt: de supermarkt
waar mijn ouders nog altijd hun levensmiddelen halen, de kruidenier die op
de kleintjes blijft letten, heeft in een tijd van internetten en gamen
teruggegrepen naar een simpele spaaractie uit het verleden. En met succes.
De plaatjes zijn in korte tijd een rage geworden, die die van wuppies en
welpies nog lijkt te gaan overtreffen. Sparende kinderen zijn niet bij de
ingang van Albert Heijn filialen weg te slaan. Ze zijn wat jonger dan de
spaarders van toen. En voor een zakje met slechts vijf plaatjes moet eerst
voor tien euro aan boodschappen gedaan zijn.
Heeft Ferry Pirard nog van deze rage geweten? Had hij in zijn huis een
album met de plaatjes van toen? Heeft hij er nog wel eens in gekeken?
Heeft hij een kleinzoon die de nieuwe plaatjes spaart? Allemaal vragen die
bij me opkwamen, toen ik van zijn plotse dood hoorde. 61 is hij slechts
geworden. Dat kon hij niet weten toen hij destijds zo zelfverzekerd met
zijn handen over elkaar ging staan. Net zo min als de huidige voetballers
dat wisten toen ze gefotografeerd werden. Zal mijn jonge neef over pakweg
vijfendertig jaar ook aan zijn voetbalplaatjes terugdenken? En wie is er
dan de aanleiding? De tijd zal antwoord geven.