ACHTER STERREN
staan sterren.
Iedere druppel
is Atlantisch diep.
Onder je
borstbeen: de schat der barbaren,
je klepelend
hart.
Boven je
landschap, te vuur en te zwavel:
de
voorwereldse draak, je stralende zon.
Meer nog dan
verwondering
zou
verbijstering je natuurlijke staat moeten zijn,
reiziger
in de
gloednieuwe, oeroude,
sterrenstoffelijke
kleurdromenzooi
op het
thuispluisje van je planeet.
(uit:
Wolkenjagen)
ZO WAS HET
EENS:
Van alle
tekens: het vraagteken.
Van alle
woorden: misschien.
Van alle
mensen op de wereld:
niemand die
weet wat ik heb gezien.
En zo is het
nu:
De hand heeft
gewuifd.
Het stof heeft
gewolkt.
Het voordeel
van de ramp
wordt alleen
door de rampzalige begrepen.
(uit: De tafel
van wind)
8
Er is het
zwijgen der dingen.
Er zijn de
dagen die gaan.
Er zijn zij
die de stilte ondervragen
en zij die
door de stilte wórden ondervraagd.
Er is de
vergadering der schedels.
Er is de
tenhemelopneming van zaadpluizen en as.
Er is een
verte in vuur, klaarte in water.
Er is een
vroeger in de morgen, een nooitmeer in nu.
Een, zegt de
oude, is het groot, uitdijend heelal
en twee is
mijn klein, afkalvend brein.
Er is was zal
zou zijn.
(uit de cyclus
"Vught Revisited" in Antjes lied en andere gedichten)