Fráncy
van Iersel -
verhalen en
gedichten over dieren
Myra
Ik kom thuis, de
tuinbank staat klaar onder de boom. Ik ga zitten en luister naar het
geritsel van de muis in de klimop en kijk naar de merels die af en
aan vliegen om hun hongerige kroost te voorzien van vette wormen. In
de verte hoor ik nog het geluid van spelende kinderen.
Langzaamaan gaat de zon
onder en stilletjes verdwijnt de dag. Ik hoor hoe stil en leeg het
aan het worden is.
Ik word wakker en rek
mij uit, met één oog open zie ik dat de zon al hoog aan de hemel
staat. Mijn maag rammelt wat niets anders kan betekenen dan dat het
tijd wordt om iets te gaan eten.
Ik kom onder mijn struik vandaan en mijn neus ruikt konijn, in het
open grasland zitten meerdere jonge konijntjes. Het kwijl loopt
spontaan uit mijn bek alleen al door het denken aan een jong mals
konijnenbilletje.
Ik zet een flinke spurt
in maar helaas zijn ze me te snel af, links en rechts schieten de
jonge konijnen hun holen in. Goed voor mijn conditie, slecht voor
mijn humeur. Nog steeds honger en géén eten. Ik zal een nieuw plan
moeten bedenken.
In een omgeving waar
mensen zijn is vast eten te vinden of in het ergste geval ga ik weer
bedelen. Ik weet immers hoe ik mijn zieligste blik moet opzetten. En
misschien vind ik ook wel een baasje! Het is alweer een poosje
geleden dat ik gezelschap had van een mens. Ik wil niet gebonden
zijn, aan een lijn vastzitten, kunstjes doen zoals braaf zitten en
pootjes geven. Toch heeft het ook zijn voordelen: eten, aandacht,
een knuffel, een vaste slaapplek.
Niet achterna gezeten
worden door vervelende kinderen die stenen naar je gooien, of een
jager die niet wil dat ik achter zijn prooi aan zit. Maar vooral
geen honger meer!
Ik ben niet moeilijk in
de omgang en ik weet me makkelijk aan te passen. Een beetje
opportunisme zit in mijn aard. En ach, als ik zin heb kan ik goed
luisteren en héél lief zijn.
Ik heb verschillende
baasjes gehad, de laatste tijd meestal zwervers. Ze willen mij als
maatje, lepeltje lepeltje slapen, lekker knus maar vooral ook voor
de warmte.
Op het gemak rond
wandelen, hier of daar wat bedelen om eten of geld. Zo zielig
mogelijk kijken door mijn wenkbrauwen op te trekken. Maar wat
oervervelend was, is de hele dag op een kleedje te zitten voor een
winkel. Dit in afwachting van iemand die eindelijk bereid was wat
eten of geld te geven. Zodra
dan mijn baasje wat geld kreeg, ging hij er meestal drankjes van
kopen. Géén eten en had ik helaas het nakijken.
De laatste keer had ik
zo een baasje, hij rook vaak naar alcohol en was niet altijd lief
voor mij. Daar kon ik niet meer tegen. Ook het beetje wandelen,
zitten en bedelen werd me uiteindelijk te saai. Het was tijd
geworden om weer eens te vertrekken.
Met jaloerse blikken
keek ik vaak naar voetballende kinderen. Ik wil ook graag kunnen
spelen met een bal. Daar ben ik goed in, ballen vangen als iemand
een bal naar me toegooit. Of 'vergeten' ballen vinden onder
struiken waar ik mee kan spelen. Met een baasje samen kunnen
voetballen, dat lijkt me zo leuk! Waar ik echter een hekel aan heb,
is het halen van weggeworpen stokken, daar zie ik het nut niet van
in. Bovendien je weet nooit wat een mens met zo'n stok gaat doen? En
die zou ik dan moeten gaan halen, nee daar kan ik echt niet aan
beginnen.
Mijn nieuwe plan wordt dus op zoek te gaan naar een nieuw baasje.
Het liefst een vrouwtje, die zijn intelligenter en luisteren beter
naar je.
Terwijl deze gedachten
de revue passeren ben ik inmiddels aangekomen aan de rand van het
bos waar ik mij de laatste tijd schuil hield. Ik ruik mens en loop
mijn neus achterna totdat ik bij een woonerf aankom. Het hek staat
open en ik loop voorzichtig het erf op. De geur van een mens komt
steeds dichterbij en betekent dit goed of slecht volk?
Wordt het een steen of
waar ik op hoop, een stuk brood? Het vertrouwen in de mens is er
tijdens mijn zwerversbestaan niet beter op geworden. Ik moet dus op
mijn hoede zijn!
Op een bank onder de
boom zit een mens, een vrouwmens. Zij vangt mijn blik en ik probeer
zo zielig mogelijk te kijken. Het vrouwmens begint heel zachtjes en
op een hoge tegen me te praten. Waar ik vandaan kom, of ik
verdwaald ben? Ik loop behoedzaam en met de staart tussen mijn poten
op haar af. Ze wil me aanraken maar dat vind ik te spannend.
Oei...als dit maar goed gaat?
Ik maak me zo klein
mogelijk en er loopt een rilling door mijn rug. Zou ze me gaan
slaan? Gelukkig, ik ruik of zie geen stok in haar nabijheid. Het
vrouwmens toont me haar handpalm zodat ik er voorzichtig aan kan
snuffelen. Haar geur ruikt naar goed volk en ik laat toe dat het
vrouwmens zachtjes met haar hand over mijn rug begint te aaien. Dit
keer eens geen vieze, stinkende eeltige handen. Ik ontspan mijn rug,
het voelt goed die zachte warme vrouwenhand op mijn lijf.
Voorzichtig haal ik de staart tussen mijn poten uit en begin er
zachtjes mee te kwispelen.
Terwijl het vrouwmens
mij aait vraagt ze of ik honger heb? Ja... ja... mijn staart begint
steeds harder te kwispelen. Het vrouwmens lijkt me te begrijpen want
ze staat op van de bank en loopt het huis binnen en vraagt aan me om
op haar te wachten. Ik kijk haar begrijpend aan en ga onder de boom
liggen totdat het vrouwmens terugkomt met eten en een bak met water.
Ik ruik brood, smeerworst, pindakaas! Hoe weet het vrouwmens dat ik
dol ben op pindakaas? Het kwijl loopt spontaan uit mijn bek, hoelang
is het wel niet geleden dat ik gegeten heb?
Vers drinkwater in
plaats van vies slootwater of een slok bier uit een blikje. Bah en
nog eens bah, ik wil er niet meer aan denken. Terwijl ik aan het
eten ben is het vrouwmens weer op de bank gaan zitten en kijkt me
liefdevol aan. Ik besluit om een poosje te blijven en ik ga aan
haar voeten liggen. Met nog een oog open zie ik een 'vergeten' bal
onder een struik liggen. Ik sluit voldaan mijn ogen.
Op het erf komt een hond
aangelopen tot waar ik zit, tot onder de boom. De hond komt
dichterbij en voelt zacht aan. Ik praat tegen haar terwijl zij aan
mijn voeten gaat liggen.
Ik noem
haar Myra.
◄ dierenverhalen en -gedichten