Poosplaatsen langs de Dommel

Tekst: Pien Storm van Leeuwen
Foto's: Han van Meegeren

Langs de Dommel
tussen ’s-Hertogenbosch en Sint-Michielsgestel

In 1629 beschreef Constantijn Huygens hoe hij in een landschap dat oogde als  bloemhof en boomgaard, vanuit kasteel Maurick in de verte ’s-Hertogenbosch zag liggen. Nog steeds kenmerkt het dal van de Dommel zich door een lieflijk coulissenlandschap met bloemrijke oevers en beemden. Het kan ook bogen op een rijke historie.
Niet alleen de Romeinse tijd, maar ook de Kerk van Rome liet er zijn sporen na. Her en der langs de oevers dromen oude kastelen. Als stille getuigen van de Tachtigjarige Oorlog tekenen linies en forten zich af.
In het kader van het project
Het is genieten rond de Dommel zocht ik in deze inspirerende omgeving samen met landschapsarchitect Joeri de Bekker een twaalftal ‘poosplaatsen’.

   

Poosplaatsen

Al jong merkte ik, hoe ik met grotere intensiteit van het landschap genoot naarmate ik er meer over wist, of wanneer ik er gedichten las en door de ogen van de dichter naar het landschap keek.
Vanuit mijn fascinatie voor landschap en historie introduceerde ik een tiental jaren geleden het woord ‘poosplaats’, een woord waarin ‘poëzie’ en ‘verpozen’ doorklinken. Op zo’n poosplaats wilde ik dichtregels te velde leggen, gebeiteld in steen. Inmiddels zijn in Brabant zo’n zeventig poosplaatsen te vinden. Ze nodigen de toevallige passant uit om stil te staan bij het landschap en bij de betekenis ervan in heden en verleden.
Slechts enkele gedichten op poosplaatsen zijn van mijn hand. Graag nodig ik andere Brabantse dichters uit een bijdrage te leveren.
In deze bundel zijn niet alleen de gedichten opgenomen die op de poosplaatsen te vinden zijn, maar ook nog verscheidene andere, waarvoor geen plek in het veld beschikbaar was.

Met dit boekje in de hand is een reis te maken langs de Dommel tussen ‘s-Hertogenbosch en Sint-Michielsgestel. Het is niet alleen een pelgrimage doorheen de groene kamers van het landschap, maar ook doorheen de tijd.

november 2011

’s-Hertogenbosch

Te midden van de uitgestrekte moerassen, waar Dommel en Aa samenstromen en als Dieze verder gaan in de richting van de Maas, ligt een hooggelegen dekzandrug. Rond deze hoogte bouwde men in de twaalfde eeuw een stadsmuur om een nederzetting die in 1196 stadsrechten kreeg van Hertog Hendrik I.
De toenmalige ommuurde stad was niet veel groter dan de huidige Markt en directe omgeving. Dommel en Aa fungeerden rondom als gracht.
Door zijn gunstige ligging, via beide rivieren verbonden met enerzijds de Maas en anderzijds het achterland, groeide ’s-Hertogenbosch als overslagplaats. In de veertiende eeuw werd de stad aanzienlijk uitgebreid. De muren werden verplaatst en het oude stadsgedeelte kreeg zijn huidige karakteristieke vorm.
Door afdamming en het doorsteken van dijkjes kon men de omgeving onder water zetten en vormde zich een Bossche waterlinie.
In de zestiende eeuw kreeg de stad daarom de bijnaam ‘onoverwinnelijke moerasdraak’.

 
De onoverwinnelijke moerasdraak

Bastion Vught

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog liet Frederik Hendrik in 1629 rond de stad ‘s-Hertogenbosch een veertig kilometer lange aanvalslinie aanleggen. Deze linie bestond uit een aaneenschakeling van dijken, grachten, forten en kampementen.
Het water van de Aa, de Dommel en de Dieze werd door het systeem van dijken en grachten om de stad heen geleid. De moerassen, die de stad van oudsher moeilijk te benaderen en onneembaar maakten, konden hierdoor worden drooggelegd.
Na een beleg van vier maanden sloegen de manschappen van Frederik Hendrik een bres in Bastion Vught. Op 14 september 1629 werd de capitulatie getekend en de stad ingenomen. Met deze verovering bevestigde de stadhouder zijn faam als ‘stedendwinger’.
Over de uittocht van de Spaanse troepen liet Frederik Hendrik door zijn secretaris Constantijn Huygens in zijn dagboek optekenen:
‘De bezetters mochten ongemoeid met slaande trommels, vliegende vaandels in volle bewapening met pak en zak en gemaakte buit naar Diest vertrekken’

Het verslag sluit met de woorden:

‘1629 is dus voor mij een memorabel jaar geworden. Via een der zwaarste en gedenkwaardigste belegeringen hebben we veel lof en ontzag gewonnen. De onoverwinnelijke moerasdraak ‘s-Hertogenbosch is bedwongen.’

Tegenover Bastion Vught ligt een waterdoorlaat naar het Bossche Broek, dat bij hoog water als waterberging wordt gebruikt. Op een van de pilasters in de dijk is het gedicht te lezen dat Kees Hermis geïnspireerd door de historie voor deze plek schreef.

Het Bossche Broek

Bij ’s-Hertogenbosch doet zich de unieke situatie voor dat zich, direct grenzend aan de wallen van de oude stad, nog steeds een waterrijk natuurgebied uitstrekt. Evenals eeuwen geleden kiezen talloze dieren domicilie in dit tijdloze landschap.
De mythische moerasdraak heeft onder meer reeën, ijsvogels, ganzen en vossen in zijn achtertuin.
Zowel aan de Dommel zelf als aan een oude afgesloten meander van de rivier zijn dichtstenen te vinden, met op elk daarvan een gedicht geïnspireerd door één van de  jaargetijden en één van de genoemde dieren.

Beleg van ’s-Hertogenbosch in 1629

‘s-Hertogenbosch met haar versterkingen, kloosters en kerken was uitgegroeid tot een symbool van de Habsburgse vorsten en de rooms-katholieke kerk.
Ondanks haar strategisch belang was de stad nooit eerder veroverd. Uitgestrekte moerassen maakten de vesting uiterst lastig te benaderen.
Dankzij de verovering van de Zilvervloot door Piet Hein waren er in 1629 welhaast onbeperkte middelen beschikbaar om een geniaal belegeringsplan ten uitvoer te brengen. In zijn strategie integreerde Frederik Hendrik de kennis van Jan Adriaenszoon Leeghwater omtrent het inpolderen van natte gebieden.
Met behulp van de mankracht van 24.000 soldaten en 10.000 boeren uit de omgeving slaagde hij erin om in amper 3 weken tijd een aanvalslinie rond de stad te realiseren van 40 kilometer lengte, bestaande uit dijken, grachten, forten, kampementen en andere militaire stellingen.
Via de aaneenschakeling van grachten en dijken werd het water van Aa, Dommel en Dieze om de stad heen geleid. Met rosmolens, aangedreven door paardenkracht, werd de omgeving van ’s-Hertogenbosch drooggemalen.
Van mei tot begin september werd de stad belegerd.
Via loopgraven was het nu mogelijk de vestingwerken van de stad te benaderen en de ‘moerasdraak’ op de knieën te dwingen.
Frederik Hendrik leverde met dit beleg een ongeëvenaard staaltje van strategie, vernuft en logistiek.

 

Historisch keerpunt  

De capitulatie van ‘s-Hertogenbosch op 14 september 1629 betekende een keerpunt in de geschiedenis.
Met de verovering van de stad op de Spanjaarden kreeg Frederik Hendrik de Zuidelijke Nederlanden in zijn greep. Samen met de Meierij kwam de stad onder rechtstreeks gezag van de Staten Generaal en kreeg een protestants bestuur. Ondanks het feit dat Frederik Hendrik een voorstander was van enige tolerantie ten aanzien van godsdienst, mochten rooms-katholieken niet langer vrijelijk hun geloof belijden. Velen van hen verlieten de stad. Nieuwelingen, voornamelijk uit Holland, vestigden zich er.
Onder de inwoners van ’s-Hertogenbosch bleven de meningen over de inname van de stad verdeeld. Wat de een zag als bevrijding, zag de ander als begin van overheersing.

Nabij de plek waar Frederik Hendrik in de verte de ‘moerasdraak’ voor het eerst zag liggen, ligt nu een zwerfkei met dichtregels geïnspireerd door het beleg en de inname van ‘s-Hertogenbosch.

Tijdloos landschap

Het Dommeldal ademt een tijdloze schoonheid. Het kenmerkt zich veelal door een coulissenlandschap. Tussen de houtwallen en boomgroepen word je verrast door tal van schilderachtige vergezichten en strekken zich in het voorjaar onstuimig bloeiende beemden.

Hoogten, meanders en kastelen

Elke stroom kenmerkt zich door wervelingen. Het is deze beweeglijkheid die ervoor zorgt dat een beek of rivier zich enigszins slingerend een weg baant door het landschap.
Stromend water zoekt daarbij bovendien altijd de weg van de minste weerstand. Zodra het hoger gelegen land ontmoet, buigt het af. Wervelingen en hoogten samen sturen de stroom en laten op den duur grillige bochten, meanders, in de rivier ontstaan.
Zo’n hoogte half omspoeld door de rivier, was van oudsher een aantrekkelijke plek voor de mens om zich te vestigen. Het betekende niet alleen drinkwater en voedsel binnen handbereik, maar ook droge voeten bij hoog water en bescherming tegen ongewenste indringers. Bovendien bood de rivier mobiliteit en functioneerde vroeger ook nog echt als verkeersader, als waterweg. 
De Dommel was eertijds een sterk meanderende rivier die het omliggende broekland regelmatig overstroomde. Een zandhoogte in dit waterrijke gebied werd ook wel een ‘donk’ genoemd. Menige hoeve werd daarop gebouwd en later uitgebouwd en versterkt tot kasteel.

Kasteel Maurick

Van dit aan de rand van de gemeente Vught gelegen kasteel dateren de oudste gedeeltes uit ± 1400. Het gebouw is niet meer in de oorspronkelijke staat aangezien het meer dan eens werd verbouwd en uitgebreid.
De capitulatie van ‘s-Hertogenbosch werd in 1629 op kasteel Maurick getekend toen Frederik Hendrik er tijdens het beleg van de stad zijn hoofdkwartier had gevestigd.

Als secretaris van Frederik Hendrik nam Constantijn Huygens op 4 mei 1629 zijn intrek op kasteel Maurick, toen Heer-Heims-Huizinge geheten.
Hij schreef er kort na zijn aankomst het gedicht
Au siège de Bois le Duq.

Oud-Herlaer

De boerderij ‘Out-Herlaer’ is gebouwd op de hoogte waar al in 1076 een kasteel stond. Het kasteel met zijn omringende akkers en weiden werd beheerd door een van de leenmannen van de bisschop van Luik.
Bij de bouw van de hoeve in 1850 werd gebruik gemaakt van oude muurgedeelten van het inmiddels tot ruïne vervallen kasteel.

Haanwijk

Vanaf Halder voert een lange oprijlaan naar Haanwijk.
In 1308 werd voor het eerst melding gemaakt van een hof of hofstee hier ter plekke. Het in 1649 gebouwde jachtslot is nog steeds de kern van het huidige huis.
Aan de rand van het landgoed ligt het voormalig veerhuis ‘t Vaantje, waar passanten zich door een veerman over de Dommel konden laten zetten.

Lunet in Halder

Vlakbij ‘t Vaantje tekent zich aan de overzijde van de Dommel een met bomen begroeide heuvel af. Het gaat hier niet om een natuurlijke hoogte, maar om een militair verdedigingswerk.
Het betreft een lunet die deel uitmaakt van een reeks van acht lunetten die tegen het midden van de 19e eeuw als verdediging rond Vught werd aangelegd.
Het woord
lunet komt via het Frans van het Latijnse luna dat maan betekent.
De vorm van de versterking doet denken aan een halve maan, waarbij de bolle zijde in de richting ligt, vanwaar men de vijand zou kunnen verwachten.

Romeinse vondsten in Halder

De buurtschap Halder ligt op een soort landengte tussen Dommel en Essche Stroom, nabij de plek waar beide stromen samenvloeien. Een halve eeuw geleden werden er bij graafwerkzaamheden resten van een nederzetting gevonden uit het begin van onze jaartelling, toen Brabant een verre uithoek was van het Romeinse Rijk.
Kundige amateurarcheologen uit de omgeving traceerden onder meer zes waterputten en een pottenbakkersoven.
Ook munten, glas, maalstenen, bronzen voorwerpen, sieraden en militaire uitrustingsstukken werden gevonden.
Op het terrein van het Instituut voor Doven in Sint-Michielsgestel werd een oudheidkundig museum ingericht. Bezoekers kunnen daar nog steeds de vondsten uit Halder bewonderen en krijgen er ook een beeld van wat de  komst van de Romeinen voor het leven van alledag in Brabant betekende. De romanisering betekende onder meer dat een groot deel van Europa te maken kreeg met geschreven taal, taal als systeem van tekens en regels waarmee gedachten gecommuniceerd kunnen worden.
Menigmaal werden door de Romeinen Latijnse teksten in natuursteen gebeiteld, zoals op de in deze regio gevonden geloftesteen voor Magusanus Hercules. 
Langs het pad dat vanaf de brug in Halder langs de Dommel stroomafwaarts over de dijk loopt, werd in 2011 een zwerfkei geplaatst met een inscriptie zowel in het Latijn als in de Nederlandse vertaling ervan. De spreuk werd vaak gebezigd door Augustus, de Romeinse keizer naar wie de maand augustus is vernoemd. Zijn bewind aan het begin van onze jaartelling bracht vrede in het Romeinse rijk en betekende een bloeitijd voor kunst en literatuur.

haast u langzaam
doe alles met beleid

Augustus in Halder

Traag haast zich de rivier, spiegelt hemel en bloeiende oevers.

Op de landengte rusten getormenteerde populieren na nachtelijk ontij.

Versteende woorden herinneren aan een ver Romeins verleden.

Zomaar een zomerdag, ergens in augustus.

Votiefsteen van Ruimel

In Ruimel werden in februari 1679 twee stenen met Romeinse inscripties gevonden. Eén van de stenen is bewaard gebleven en bevindt zich in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Het betreft een kalkstenen votiefsteen, ook wel geloftesteen genoemd, voor Magusanus Hercules. De inscriptie op de steen luidt:

[M]AGUSA

NO HERCULI

SACRV(M) FLAV(V)S

VIHIRMATIS FIL(IVS)

[S]VMMVS MAGISTRA(TVS)

[C]IVITATIS BATAVOR(VM)

V(OTVM) S(OLVIT) L(IBENS) M(ERITO)*

 

Aan Magusanus Hercules

(is deze steen) gewijd. Flavus,

zoon van Vihirmas,

opperste magistraat

van het district der Bataven,

heeft (hiermede) zijn gelofte

ingelost, gaarne en met reden.

* De letters tussen de vierkante haakjes zijn door beschadiging niet meer leesbaar, de letters tussen de ronde haakjes werden in de Latijnse tekst weggelaten.

De votiefsteen werd gemaakt in opdracht van Flavus, de hoogste magistraat van het bestuursdistrict der Bataven, en was opgedragen aan de inheemse godheid Magusanus.
Zodra een volk onder Romeins gezag stond, werd aan een inheemse god, die vergelijkbare eigenschappen had, de naam van de overeenkomstige Romeinse godheid toegevoegd. Zo vormde zich de naam Magusanus Hercules.
Aangezien er nooit archeologisch bewijs is gevonden voor een heiligdom in Ruimel, wordt aangenomen dat de steen zich oorspronkelijk elders bevond. Waarschijnlijk stond hij een tiental kilometers stroomafwaarts bij de Tempel van Empel, waar Magusanus Hercules aanbeden werd.
De steen dateert van vóór 69 na Christus, het jaar waarin de Bataven in opstand kwamen tegen de Romeinen.
In het Oudheidkundig Museum Sint-Michielsgestel bevindt zich een replica van de votiefsteen.

Latijn in het Nederlands

De Romeinse tijd, van ± 50 – 400 na Christus, heeft veel invloed gehad op de cultuur in een groot deel van Europa. Ook na de val van het Romeinse Rijk bleef het Latijn in Europa vele eeuwen lang niet alleen de taal van de kerk, maar ook die van de wetenschap. Nog steeds wordt Latijn op sommige middelbare scholen onderwezen.
We zijn ons er meestal niet van bewust, maar ook in alledaags Nederlands komen we tal van woorden tegen die we te danken hebben aan de Romeinen.
In het gedicht waartoe een tocht door het landschap via de Dommel inspireerde, gaat een vijftiental woorden schuil ontleend aan het Latijn.

Kasteel Nieuw Herlaer

Nieuw Herlaer was een onderleen van Oud Herlaer. Het gebouw dat er nu staat is niet oud. Alleen het torentje dateert vermoedelijk nog uit de 15e eeuw.
In de 19e eeuw waren er achtereenvolgens een seminarie, een instituut voor doven en een klooster in gevestigd.

Sint-Michielsgestel en het woord ‘geest’

De woorden ‘geest’ in de betekenis van ‘hoog, droog land’ en ’loo’ dat ‘bos’ betekent, vormden samen ‘Gestel’, een naam die vaker voorkomt in Brabant. Aanvankelijk droeg de nederzetting, die hier aan de rivier de Dommel ontstond, alleen deze naam. Toen er een kerk werd gewijd aan aartsengel Michaël, werd de plaats Sint Michiels-Gestel genoemd.
Ook ‘geest’ in de zin van ‘ziel’ en ‘denkvermogen’ speelt een belangrijke rol in Sint-Michielsgestel, dat een lange traditie kent op het gebied van educatie, onderwijs en communicatie.
Al in de eerste helft van de 19e eeuw vestigde de roomskatholieke kerk er kleinseminarie Beekvliet, jongensinternaat De Ruwenberg en het Instituut voor Doven. Dit instituut zou uitgroeien tot de grootste instelling in Nederland op het gebied van taalonderwijs aan mensen voor wie horen en communicatie niet vanzelfsprekend is.
Tegenwoordig is Beekvliet een gymnasium en de Ruwenberg een conferentie-oord.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door de Duitse bezetter in Beekvliet en de Ruwenberg een gijzelaarskamp ingericht, waar toonaangevende Nederlandse politici  en intellectuelen werden geïnterneerd. De vernieuwende ideeën voor toekomst en samenleving die zich hier ontwikkelden tijdens de discussies tussen de gevangenen, worden wel de ‘Geest van Gestel’ genoemd.

Kerk, kennisoverdracht en discussie zijn onlosmakelijk verbonden met het ‘woord’ als voertuig van de gedachte. In de gedichten die in steen gebeiteld langs de Dommel te Sint-Michielsgestel te vinden zijn, speelt dit als thema een belangrijke rol.

Verzen uit Sint-Michielsgestel

Tweemaal in zijn leven bracht de Brabantse schrijver, redenaar en hoogleraar Anton van Duinkerken (pseudoniem voor Willem Asselbergs 1903-1968) een periode in Sint-Michielsgestel door. Van zijn negende tot twaalfde jaar bezocht hij er het internaat De Ruwenberg.
Aanvankelijk koos hij daarna voor een opleiding tot priester in achtereenvolgens Breda en Hoeven. Uiteindelijk verliet hij het grootseminarie en ging Nederlands studeren. Nadat hij eerst een aantal andere redacteurschappen had vervuld, werd Van Duinkerken, als eerste katholiek, redacteur van het liberale tijdschrift De Gids.
In 1935 schreef hij een fel hekeldicht op de NSB’er Mussert. Vanwege zijn principieel afwijzende houding tegenover fascisme en nationaal-socialisme werd hij door de Duitsers in 1942 als gijzelaar in Sint-Michielsgestel gevangengezet.
Tijdens zijn gevangenschap als gijzelaar in 1942 schreef hij de bundel ‘Verzen uit St. Michielsgestel’, die kort na het einde van de oorlog werd gepubliceerd.
Twee strofen uit bovengenoemde bundel staan op een stenen bank in het park Kleine Ruwenberg, niet ver van de plek waar hij als kind op kostschool zat.  

 

Kamp Sint-Michielsgestel

In het gijzelaarskamp Sint-Michielsgestel bevond Anton van Duinkerken zich in gezelschap van een groot aantal politici, hoogleraren, geestelijken, schrijvers en musici.  Door de nazi’s zijn in 1942 enkelen van hen omgebracht als vergelding voor verzetsacties elders in Nederland.
Het regiem in het kamp was overigens licht. De gevangenen mochten bezoek ontvangen en organiseerden zelfs cursussen, lezingen en discussies.
Katholieken, protestanten en socialisten hadden in verzuild vooroorlogs Nederland doorgaans weinig contact met elkaar, maar hier in het kamp raakten ze intensief met elkaar in gesprek. Zo ontstond er een roep om politieke vernieuwing en ontzuiling, een gevoel van saamhorigheid, dat later werd aangeduid met de ‘Geest van Gestel’.
Een en ander neemt niet weg dat de beperkingen en sleur van de gevangenschap alsmede de voortdurende dreiging van executie, vele gegijzelden zwaar vielen.
Verscheidene gedichten in de bundel Verzen uit St. Michielsgestel getuigen daarvan, onder meer de dichtregels die op een zwerfkei te lezen zijn aan het wandelpad langs de Dommel.

Woorden en water

Nog steeds volgen velen onderwijs in Sint-Michielsgestel, passanten die er tijdelijk verblijven om er te leren communiceren of er een opleiding te volgen, waarna elk weer zijns weegs gaat. Ook het water van de rivier is voortdurend onderweg naar elders.

Echo’s van stilte

Ernstige gehoor- en spraakstoornissen kunnen de mens tot een uiterst geïsoleerd bestaan veroordelen. Betrokkenheid en naastenliefde motiveerden eeuwenlang een groot aantal religieuzen tot het geven van taalonderwijs aan doven om de stilte en het isolement te doorbreken.
In Spanje werd al vanaf de 16e eeuw geëxperimenteerd met taalonderwijs aan doven. Hierbij werd uitgegaan van gebarentaal, die ooit ontwikkeld was in middeleeuwse kloosters waar monniken een gelofte van zwijgzaamheid hadden afgelegd. Om in stilte toch met elkaar te kunnen communiceren, bedachten de kloosterlingen een systeem van afgesproken tekens en gebaren.
In 1840 kwamen de leerlingen van een kleine dovenschool onder leiding van de priester Martinus van Beek vanuit Gemert naar Sint-Michielsgestel om daar hun intrek te nemen in kasteel Nieuw-Herlaer aan de oever van de Dommel. De school groeide snel en kreeg behoefte aan een veel ruimere behuizing. Begin vorige eeuw werd het door de architect Hubertus van Groenendael voor het instituut ontworpen neogothische gebouwencomplex aan de Theerestraat betrokken.
Inmiddels is het instituut onderdeel geworden van Koninklijke Kentalis, een Nederlandse organisatie die aan mensen voor wie horen of communiceren niet vanzelfsprekend is, de best passende toegang biedt tot taal en communicatie.

De rivier als metafoor voor het menselijk bestaan en de thematiek die verbonden is met  het instituut en zijn bewoners inspireerden Pien Storm van Leeuwen tot het gedicht dat vlakbij Kentalis te vinden is op een bank aan het pad langs de Dommel.