INHOUD MELIS
HOME
SPECIAAL
TEKSTEN
AUTEURS
INTERVIEWS
BRABANTS

Tekening: Maarten Melis

Piet Melis - Toen er nog geen spierke kwaad in zat

2 - Kleine zelfstandige

KLEINE ZELFSTANDIGE

 

Mijn opa van mijn vaders kant, was een veelzijdig man. Zijn hoofdvak was schoenhersteller. Achter het huis had men een schuurtje gebouwd en dat was opa's werkplaats. Het rook er altijd naar leer en lijm. Er stond een lage vierkante werkbank waarop zijn gereedschap lag uitgestald, zoals z’n hamer, schoenmakersmessen, knijptang, schablonen om het leer langs te snijden, 'n els en een kleine platte slijpsteen waar ik altijd op mocht spugen als hij zijn mes ging slijpen. Verder in de hoek een "stikmachien".

Hij had een grote leren schort aan en de schoenmakersleest stond op zijn knie. Hij had zijn mond altijd vol pruimtabak en schoenspijkertjes en het verbaasde me steeds weer dat hij die spijkertjes nooit eens doorslikte.

Regelmatig spuugde hij een straal tabakssap in een oude pan waarin ook de al gesneden zolen en hakken lagen te weken. Hij vroeg me zo nu en dan om een zool of hak uit de pan te halen en hem die aan te geven! Ik kon er uren doorbrengen.

Naast de schoenlapperij werkte opa ook nog als fondsagent. Ik zie nog naast de deur van opoe's snoepwinkeltje het ijzeren reclamebord van RSV, het mannetje en vrouwtje onder de grote zwarte paraplu. Opa sloot verzekeringen af.

Het was vroeger heel gewoon dat bij de geboorte van een kleinkind of petekind men een verzekering van zeg maar vijftig gulden afsloot, die dan bij dood of bij het bereiken van een betaalde leeftijd werd uitbetaald. De verzekeringspremie bedroeg soms niet meer dan een paar centen per week, die opa dan elke week trouw bij de mensen aan de deur ging ophalen.

Zijn derde beroep was barbier. Elke woensdag- en zaterdagmiddag kwamen er verschillende boeren uit de omgeving om zich voor tien cent bij hem te laten scheren.

Soms hadden die mannen dan een baard van een paar dagen en ik zag opa dan ook dikwijls zijn scheermes wetten aan de riem die aan de knop van de stoel hing.

 

Dit alles speelde zich af in de huiskamer. Er zaten altijd wel een paar boeren hun beurt af te wachten. Het rook er zwaar naar sigarenrook en de stallucht die de boeren meebrachten. Ik was er ook dikwijls te vinden, zeker in de winterdag als het nat en koud was. Lekker m'n voeten warmend op de pot van de Brabantse kachel. Je moest wel oppassen dat je je sokken niet verbrandde. Dat gebeurde wel 'ns als ik vol overgave zat te luisteren naar de sterke verhalen van de wachtende boeren.

Opoe zorgde altijd voor ‘n "bakske" koffie.

Ik herinner me nog duidelijk dat een van de boeren een enorme wrat op zijn bovenlip had staan en ik verwachtte maar steeds dat opa daar met zijn mes ‘n keer doorheen zou snijden. Dat is jammer genoeg nooit gebeurd.

Verder maakte opa zich verdienstelijk als drager bij begrafenissen. Hij werkte voor een plaatselijke begrafenisondernemer.

Als er in de buurt iemand gestorven was dan werd dat bekend gemaakt door de "aanzegger". Daar was opa er een van. Voor die gelegenheid droeg hij dan een lange zwarte jas met zilveren tressen en had een hoge hoed op met een zwarte strik. In een hand een witte handdoek en een briefje met de gegevens over de dode en de tijd wanneer en waar de begrafenis zou plaatsvinden. In zijn andere hand zijn onafscheidelijke sigarenpeuk. Zo ging hij van huis tot huis om het droeve nieuws bekend te maken.

Bij hem in huis stond ook het "strootje" opgeslagen. Dat was een klein model zaagbok, zwart geschilderd, met daarin een bussel stro met zwarte linten. Dit werd dan voor het huis van de dode gezet als teken dat er iemand was gestorven.

Op weg naar de kerk en het kerkhof droeg opa met nog een paar collega's de baar, waarop de lijkkist stond. Zij hadden geluk als de nabestaanden zich een rouwkoets konden veroorloven, dan hoefden ze daar maar achteraan te lopen. Anders was het sjouwen geblazen.

In de herfst ging hij ook nog wel eens de bossen in om mustert te maken, dat hij dan als stookhout aan de plaatselijke bakkers verkocht.

Je zou zo zeggen dat hij toch een aardig inkomen moet hebben gehad. Maar dat zal best zijn tegengevallen. Een gulden hier en een paar kwartjes daar, was net genoeg om van te leven. Maar hij had zijn vrijheid en hij zei altijd, "beter kleine baas dan grote knecht".