Literaire Wandelroute Tilburg |
Kazernehof |
Via de St.-Josephstraatt komen we bij het Kazernehof aan.Het pand op de hoek St.-Josephstraat en Kazernehof is een deel van de oude lansierskazerne van de troepen van koning Willem II. In de zijgevel is een gedenksteen aangebracht. Cees Nooteboom (1933) situeert in Rituelen een stukje familiegeschiedenis van hoofdpersoon Inni Wintrop: `Wij zijn pas later katholiek geworden. Dat zijn de besten. Oorspronkelijk zijn wij een militaire protestantse familie. De eerste Wintrop die naar Tilburg kwam was luitenant-kolonel bij de lansiers. Ze kwamen uit het Westland.' Fabels, dacht Inni, leugens en fabels. Verzonnen figuren uit een verzonnen verleden. Omdat je leven je te kaal is. `Hij kwam met de lijfwacht van Willem de Tweede mee toen die het Paleis-Raadhuis bouwde, waar hij nooit gewoond heeft. Hij trouwde met een katholiek meisje.' We lopen het Kazernehof in en komen op een pleintje dat aan drie kanten omsloten wordt door het Gemeentearchief. Het archief organiseert met grote regelmaat exposities over historische aspecten van de stad. Op een kleiner plein, omringd door woningbouw (rechts), staat de Beka-toren, overblijfsel van een van de vele grote textielfabrieken van de stad. Tot 1970 was de textiel de industrie die het leven van duizenden Tilburgers bepaald heeft, en de ondergang deze bedrijfstak is voor de stad een sociale ramp van de eerste orde geweest. De sociale tegenstellingen worden benadrukt in het volgende fragment uit Oom Pius van Anton Roothaert. Het gaat over de zogenaamde `draadmakertjes', de jongens die in de textielfabrieken het vuilste werk moesten doen: Hun kleren glimmen van vet; hun gezichten en handen zijn indigo-blauw,ook 's morgens. In dit koudgroene gaslicht zien zij eruit, of zij uit hun graf zijn opgestaan. Alleen op zondagen is hun bedorven kleur wat opgebleekt, maar ook dan kan men op honderd meter afstand een draadmakertje aanwijzen. Door de andere jongens werden zij zeer veracht, zij stonken. Hieronder het citaat van een lied dat de arbeiders van een van de Tilburgse fabrieken tijdens het werk declameerden en zongen; het is getiteld Het slavenkoor van de fabriek: maandag is de martelaar dinsdag is de sukkelaar woensdag is de middelaar donderdag is de opschieter vrijdag is de opmieter zaterdag is de afschieter en zondag is de volgieter Refrein: wordt het dan nooit geen zaterdagavond zaterdagavond zeven uur Geen beter pleitbezorger voor het leven in de textielstad Tilburg dan Uri Nooteboom (1903-1945) in Jeugd in een fabrieksstad: Zij die in zo'n stad niet geboren en getogen zijn, weten daarvan weinig liefdevols en treffends te vertellen. Maar zij, die hun jeugd hebben beleefd tussen de fabrieken en op de rumoerige straten, die gewoond hebben onder dit bedrijvige volk van wevers, vollers, kettinglijmers, ververs, fabrikanten en neringdoenden, hebben er hun hart verloren. |
U bevindt zich op het ogenblik ongeveer hier: Over de volgende schrijver(s) kunt u meer informatie vinden: U kunt hier meer informatie vinden over het kazernehof. Als u de volledige tekst van de literaire wandelroute wilt lezen dan kunt u deze hier downloaden. |