INHOUD ZUINIGHEID
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL


Print Pagina

Zuinigheid van vroeger - Reacties
Stuur ons uw verhaal over de zuinigheid van vroeger
Inzendingen: leed@brabantsdagblad.nl

Jan Schellekens (Tilburg)

Als eerste wil ik onderscheid maken tussen zuinigheid en pinnigheid. Want dat is natuurlijk een wereld van verschil. `Unne vúile pin zèèn` is iets anders als `ieder dubbeltje omdraaien`. In de oorlogsjaren was dat pure noodzaak omdat de weinige dingen die voorradig waren maar mondjesmaat verstrekt werden.

Mijn moeder zei altijd `zuinigheid bouwt huizen als kastelen`. Ik heb lang gedacht dat zij zei `zuinigheid maakt luizen als kamelen`.

Als of het vorige week was herinner ik me bepaalde dingen uit de oorlog zoals b.v. de `júinstamp`, de `groene stamp`, (god en mijn moeder wisten waarvan gemaakt), de diversen soorten pap etc.

Aardappelschillen kenden we bijna niet want volgens mij werden de piepers alleen maar gewassen. Mijn vader zei altijd, als ze aan je vragen `wè hedde gullie vandaog gegete?` dan zeg je maar, `scharrepap mee paolingpóótjes`. Ze weten dan niet wat je bedoeld maar het klinkt wel indrukwekkend.

Brood bakte mijn moeder zelf. Mijn vader had op een of andere manier een molen in elkaar geknutseld. Waar de onderdelen vandaan kwamen is me nog steeds een raadsel.

Het ding moesten we uiteraard zelf rond draaien en dat was voor onze kinderhanden een stevige klus.

De rogge, nu eenmaal nodig om meel te maken, gingen wij, kinderen, halen bij Schraven-Eijsbouts aan de piushaven. Dat spul werd met een grote slurf uit de schepen over de straat naar binnen getransporteerd om daar gemalen te worden. Onderweg viel er het nodige naar beneden en dat werd door ons gretig opgevangen c.q. bijeen geveegd.

Ik weet nog dat ik op een gegeven moment het handvegertje dat ik altijd gebruikte verloren was. Dat was waarschijnlijk door iemand anders `overgewend`. Mijn moeder was daar niet blij mee. Want ook die dingen waren schaars.

Maar we konden in elk geval na zo`n strooptocht weer een paar broden bakken.

Mijn moeder maakt zelf onze kleding. Als er nu een aantal jongens in een gezin zijn valt het nog wel mee. Dan kan er doorgeschoven worden maar als enige zoon is dat anders. Ik had bijvoorbeeld een `windjack` van de dikke stof van een overjas van mijn vader. Dat ding hoefde ik nooit op te hangen maar kon ik gewoon in de hoek zetten.

In ieder geval was het winddicht.

Zeep. Ook al zoiets. Al wat er te krijgen was, was zogenaamde luchtzeep. Surrogaat of Ersatz, zoals de duitsers zeiden. Daarvan bleven altijd van die stukjes over en om te voorkomen dat die werden weggegooid maakte mijn moeder dan washandjes van wijdmazige stof waar deze stukjes werden ingedaan en van boven dicht gesnoerd. Onder de kraan wilde dat wel schuimen.

Stompjes kaars `gevonden` in de kerk, omsmelten tot nieuwe kaarsen leverde dikwijls goede resultaten op.

Klompschoenen. Dikke houten zolen, aan je voeten vastgehouden met een tuigje van niet al te stevig leer. Van die dingen waar je amper hard mee kon lopen omdat ze dan kapot gingen. Je ging dan geheid op je bek en dan werd het janken want je kon niet met de rest mee en moest je naar huis.

En als dan je fondsbrilletje nog aan diggelen ging waren de rapen helemaal gaar.

 

Komhoudoesaluwar

 

Schell