INHOUD OOIEVAAR
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print pagina

De ooievaar - voorlichting en de scheiding der seksen in het Rijke Roomse Leven
Stuur ons uw verhaal: leed@brabantsdagblad.nl

Ed Dalderop

 

Seksuele voorlichting anno 1937

 

Mijn eerste les elementaire seksuele voorlichting kreeg ik van mijn buurjongetje Hans. Die was toen al zeven en ging al naar de grote school, ik was nog maar zes.

 

Dat was nog in de dagen dat seks nog helemaal niet bestond.

Ten minste, zo werd er allerwegen mee omgegaan. Er waren ook geen woorden voor, althans geen nette, die je mocht gebruiken. Alleen dokters hanteerden er aanduidingen voor in het Latijn, en politiemannen oud-hollandse of antieke in hun processen-verbaal. Of anders ver van de lichamelijke werkelijkheid afstaande omschrijvingen, in de geest van "datgene waarover men niet licht spreekt", "lichaamsdelen die bedekt behoren te blijven", of hooguit specificaties als "onzedelijke betastingen", "gedragingen die aan gehuwden zijn voorbehouden" en dergelijke.

 

De mode had juist de wat ál te losse beschavings-fase afgezworen waarin dames bijvoorbeeld hun kontje accentueerden met een nadrukkelijke "queue", een soort kussentje op die plek onder hun lange sleepjurken, of meisjes met lichtgekleurde, uitbundig bloezende lijfjes onder strak-ingesnoerde Dirndl-overgooiertjes de volle aandacht vroegen voor hun fraaie borstpartijen, inplaats van die hetzij op zijn nonnetjes neutraal af te platten, hetzij in strakke behaatjes buiten gebruik te stellen.

Mannen, die kort voordien van voren nog trots met een brede, versierde en dubbel-beknoopte klep op hun kleurige strakke broeken liepen, droegen nu voortaan donkere pantalons met zeer wijde pijpen die al bij het middel begonnen, zodat niemand ook maar op de gedachte zou kunnen komen dat daar herkenbare geslachtskenmerken onder verborgen gehouden werden.

 

"Weet jij wat grote mensen doen als ze een kind willen krijgen?" vroeg Hans me.

Ik schudde verbaasd van nee. Ik was nooit op het idee gekomen dat mensen überhaupt iets, wat dan ook, zouden moeten doen voor een kind. Kinderen kwamen vanzelf, meende ik. Ik wist ook al wel dat die ooievaar en die boerenkool maar manieren van zeggen waren, maar hoe het dan wél zat , daar had ik ook geen idee van. Ouderen hadden er slag van om alle vragen in die richting meteen te neutraliseren, alsof er duizenden dingen waren die bepaald méer aandacht waard waren dan dit soort onbelangrijke weetjes.

 

"Dan gaan ze met de pielen in elkaar liggen, en dat komt er een baby in de vrouw d'r buik" zei Hans wijs. Ik was zowel heel verbaasd over de informatie-inhoud als nogal gechoqueerd over zijn woordkeus. Dat soort taal zouden wij nooit, maar dan ook nooit gebruiken, dat was voor op straat.

Maar ik begreep wel ongeveer wat de strekking ervan was. En omdat ik wel ooit mijn kleine zusje vluchtig bloot zag als die een schone luier aankreeg, en dus de sekseverschillen oppervlakkig kende, doorzag ik ook wel dat zoiets technisch gesproken op zichzelf wel mogelijk moest zijn. Al zou het nog niet meevallen om het klaar te krijgen, het zou nog een heel gefrommel zijn, en netjes was het beslist niet.

Maar wat daar in 's hemelsnaam de zin van zou kunnen zijn, zeker in dit verband, ontging me volkomen.

Bovendien was het idee van een baby die in een buik zat al helemaal lachwekkend. Waarom zou iemand zoiets groots als een klein kind in iemands buik stoppen, en hoe moest je dat dan wel klaarkrijgen? En het zou er dan trouwens toch ook nooit meer uit kunnen, - en het zou ook een onmogelijk herrie geven, dat veelvuldige geschrei daarbinnen.

 

Hans moest iets hebben opgevangen dat hij weer eens verkeerd begrepen had, dat had hij wel vaker. Hij meende ook al dat vliegtuigen, als de vliegenier niet uitkeek, tegen wolken aan konden vliegen en dan vast kwamen te zitten, - alsof het wattenbergen waren, waaruit ze dan weer los moesten worden getrokken.

En hij wist ook geen een van mijn directe bezwaren te ontzenuwen.

Nee, hij had kennelijk de klok horen luiden, en wist het zelf ook niet verder, ze hadden hem zeker wat wijs proberen te maken.

 

Toch zette het mij wel aan het denken. Het woord intrapoleren kende ik natuurlijk niet, maar nou je erover nadacht kon het best zijn dat babies – die immers altijd aan het groeien waren, als ze er eenmaal waren – voordien ooit nóg kleiner geweest waren dan zo'n nieuw wiegekind. En ik had me nooit afgevraagd hoe klein ze dan wel begonnen. En dus ook niet hóe dat dan eigenlijk begon, - en wáar?

 

Maar de ervaring leerde me nadien wel dat je zoiets aan niemand kon vragen, of je werd in het gunstigste geval met een kluitje in het riet gestuurd. Of, en vaker, gekapitteld dat dat dingen waren waar je helemaal niet naar vragen mócht, of liever: niet eens vragen over mocht hebben zelfs.

We wisten heel goed dat anderen – protestanten, dronkaards, of mensen uit zondige steden als Parijs – het daar wél over hadden, maar een goed katholiek mens wist wel mooiere dingen om zijn aandacht aan te geven.

Zodoende heeft het nog een hele tijd geduurd voor ik daar méer over te weten kwam. En nog eeuwigheden later, voor ik er ook allemaal gewoon en plezierig mee om heb leren gaan.

 

Een pluspunt daarvan is misschien nog wél geweest dat die andere dingen zó lang "mijn jeugd hebben verblijd", dat dat mij toch nog tamelijk langdurig jeugdig heeft gehouden.

Zo heb toch weer alle nadeel se voordeel, zou Cruijff zeggen. En die is geloof ik niet eens katholiek.