A.J.A.
Sprokholt (Uden)
Maak in 2 grote, lege
conservenblikken 2 tegenover elkaar liggende gaatjes in de dichte
kant. Steek touw door beide gaatjes en knoop uiteinden aan elkaar.
Stap op de blikken en lopen maar.
Johan
Mudde
Van twee
conservenblikken maakte je stelten. In elk blik twee gaatjes
tegenover elkaar bovenaan de open kant en daardoorheen een
rondlopend touw dat zo lang was dat je met het touw, staande op de
blikken, die tegen je schoenen aan kon trekken. Zo lopen. Bij
ongelijke grond klapte een blik weleens dubbel. Schrijnende
schaafwonden.
Echte stelten maakte
je van twee dikke latten van twee meter lang. Een stuk dikke plank
van ongeveer 30 cm lengte zaagde je diagonaal door en elk stuk werd
op een lat gespijkerd, de punt naar beneden. De hoogte waarop, hing
af van je moed. En je liep niet op je stelten met je handen voor je
uit, maar de latten achter je schouders en tussen je gekromde armen
en je lijf, de handen naar achteren gericht met de duimen naar
voren. Maar gewoon steltlopen was al gauw niet leuk meer. Dus ging
je steltvechten. Door met het ondereind van de stelten tegen de
stelten van je tegenstander te schoppen en met je schouders te duwen
en je tegen hem aan te laten vallen, probeerde je hem van zijn
stelten af te gooien. En wederzijds natuurlijk. Wie het eerst de
grond raakte had verloren. Kon ook met meer tegelijk, dat was pas
lachen. Geschaafde knokkels en koppen (en kapotte stelten).
|