INHOUD COMMUNIE
INHOUD LEED
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Print pagina

Mijn Eerste Heilige Communie
Stuur ons uw verhaal over
uw Eerste Communie-dag
Inzendingen: leed@brabantsdagblad.nl

Ad Walschots

Van mijn eerste communie op 18 mei 1939 weet ik enkel nog dat deze dag "onzen opa" mee aan tafel zat. We kregen als vlees blinde vinken, voor die tijd echt iets aparts.

Wat het gedachtenisprentje betreft, Dat was een soort foto. Met mijn oudste zuster moest ik mee naar fotograaf Van de Schoot, ik meen in de Zomerstraat. Ik moest op een sierkussen knielen , mooi met de handen gevouwen. Ik vond het maar een gekke bedoening, maar nog gekker werd het toen de foto’s klaar waren. Ik kreeg de hostie van "Onzen-lieve-Heer" zelf. Was die bij de opname toch onzichtbaar aanwezig geweest? We hielden het toen voor een mysterie van het geloof.

Andere herinneringen stammen van zo’n vijftien jaar later. In dit stukje wordt alles van de enigszins andere kant bekeken. U leest maar en dan wordt het wel duidelijk. Van 1953 tot 1963 was ik als onderwijzer verbonden aan de St. Franciscus van Salesschool aan het Willibrordplein in de parochie Loven. De eerste vijf jaren had ik de tweede klas en mocht Mijnheer pastoor Mannaerts helpen met de voorbereiding van de kinderen op de eerste communie. Op Loven deden de kinderen die in mei te jong waren in oktober dat, en dan zaten ze dus in de tweede klas.

Bij ons was dat een heel ritueel, die communie. Enkele weken voor de heuglijke dag moesten de communicantjes ’s middags na school voorbereid worden. Om vier uur mochten ze nog even "luchten" en dan moest ik de zaak bezig houden tot de pastoor kwam. De ene week was dat al om vier uur. Hij onderrichtte dan tot ongeveer half vijf en dan ging hij naar de meisjesschool tegenover onze school in de Bankastraat. Ik moest dan de tijd tot ongeveer vijf uur volmaken. De andere week was het andersom en kwam hij rond half vijf bij de jongens. Hij vertelde dan het een en ander over de biecht en leerde hun de liedjes die ze bij hun communie moesten zingen.Dat was de "theoretische"voorbereiding. Zo ongeveer een week voor de eigenlijke dag moest er in de kerk geoefend worden. Dat ging zeer gedisciplineerd. Het voornaamste attribuut daarbij was de altaarbel. Op een teken ( met de bel) moest men opstaan, naar de communiebank lopen,rechtop staan wachten en op het volgende teken ( weer die bel ) moest men dan knielen op de communiebank plaats nemen en netjes met de handjes onder het communiebankkleed wachten. Ondertussen was de volgende rij al naar voren gekomen en mocht dan wachten. Weer een teken en de kinderen die de hostie ontvangen hadden stonden op liepen naar hun plaats in de banken en de wachtenden knielden alweer. Zo werd de hele groep afgewerkt. Dat werd degelijk geoefend en dan had de pastoor wel eens een rood kopje als het niet liep zoals hij gedacht had. Naast dit lopen, knielen enz. werd ook de tekst van de mis doorgenomen. De liedjes hadden ze al geleerd na school! Die tekst werd door de pastoor voorgezegd en door de kinderen nagesproken. Of dat wel begrepen werd, was een tweede. Ik hoor de pastoor nog zeggen " "Heer, toef niet langer en kom in ons hartje " of zoiets. Maar de communiecantjes spraken mooi de pastoor na met:"Heer ’t hoeft niet langer". Dat verstonden ze wel, dat was voor hen begrijpelijk en van toeven hadden ze geen notie. Ook moesten ze biechten om waardig te communie te kunnen gaan. Oefenen en voorbereiden. Het waren allemaal zonden die via het behandelen van de tien geboden te voorschijn getoverd werden. Men moest met de handen voor het gezicht samen met de pastoor onderzoeken wat ze wel of niet voor kwaad gedaan hadden. Zo’n onderzoek zou nog dikwijls terugkeren vanaf nu was het praktisch elke maand biechten. Steeds hetzelfde ritueel. Handen voor het gezicht en aan de hand van de tien geboden de "zondenlijst" samenstellen. En wanneer je dan achter de meute zat, kon je ze zien ja-knikken of nee-schudden, behalve bij het zesde en negende gebod, dan bleven de hoofden stil. Wisten ze niet wat die geboden inhielden of had niemand er iets mee te maken dat ze op dit gebied in de fout waren gegaan.

Op de dag van de communie was het dus ’s morgens de mis en ’s middags nog eens het lof. Maandag na deze plechtigheden kregen we de enveloppen terug met de ingezamelde guldens, kwartjes en dubbeltjes die de communiecantjes met hun prikkaart ( je weet wel dat negerjongetje met het vele tropische fruit) bijeengeschooid hadden. De volgende dagen ging overigens het leven weer gewoon verder met vreugde en verdriet, met grote en kleine zonden. Maar dat was niet zo erg, want aan het einde van de maand werd er weer via het bekende ritueel de band met god hersteld. Het was weer ja-knikken, nee schudden, stil houden en dit nog maanden en jaren. Soepele nekspieren? Nu begrijp ik waarom ze tegenwoordig die nekspieren kneden. De pastoor met zijn "geestelijk" kneden is uit de tijd.