INHOUD KERMIS
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
SPECIAAL
BRABANTS
INTERVIEWS

 

 

Rosmalen kermis

Cor Swanenberg

Uit: Het land van de leeuwerik; Den Bosch 1982

 

Elk jaar als de kruinagel* bloeide, vervulde het de mensen

van onze streek met blijde verwachting. De kermissen waren

immers in aantocht! Vooral de jeugd zag daar naar uit nu

het geleidelijk aan tegen de zomer begon te lopen.

Rosmalen kermis speelde zich af in het hart van het dorp tegen-

over de smederij van de Schel en café het Centrum. Als

wij Rosmalen binnenreden via het Sprokkelbos en de

Hondsberg hoorden we de kermisklanken aanzwellen en

dan gingen we harder fietsen.

Naar de kermis ging ik nooit alleen. Dat had meerdere rede-

nen. Allereerst was een dergelijk dorpsfeest naar mijn idee

alleen gezellig als je er met een groepje was. Maar bij mij

was er ook een practische reden. Als zestienjarige wilde ik

het café in en daarvoor had ik een te klein postuur in die da-

gen. Gelukkig waren mijn neven wat groter en waren zij

eenmaal binnen, dan was de toegang voor mij ook veel mak-

kelijker.

Al weken van tevoren waren we met sparen begonnen. Thuis

hadden we op alle mogelijke manieren wat extra's zien te be-

machtigen, de centen die we verdienden door het werk op de

boerderij van ome Bert - daar werkte de halve familie in de

zomer - hadden we angstvallig opgespaard. Bovendien had

ik wat geld kunnen lenen van mijn oudste broer die al onder

dienst was en toch geen kermis kon houden. Hij zat op een

schip in Dordrecht.

Van het geld voor de kermis was al het een en ander afge-

gaan voor sigaretten die wij, neefs, toen samen kochten. Dat

kon een pakje van tien zijn, wat nog onder de twee kwartjes

te bemachtigen viel. Dat rookgerei was hard nodig voor ons,

want door met een brandende sigaret over de kermis te

gaan, maakten we een oudere indruk.

Toen gingen wij gedrieën nog 'gruts' op onze sigaret. Want

de onzinnige slagzin 'het is geen man die niet roken kan',

had ons behoorlijk in zijn macht.

Kermis was slechts kijkgoed voor ons. W e hielden ons weini-

ge geld vast voor de pilsjes in de kroeg, waar gedanst werd.

Ondanks die zelf opgelegde bestedingsbeperking flaneerden

wij graag over het volle kermisterrein. Het was plezierig te

kijken naar het vrolijke volk en de draaiende kinderen ter-

wijl de smartlappenmuziek uit verschillende kramen te za-

men met wervende kreten over ons uitgeslingerd werd.

Hadden we de kermisattracties allemaal eens goed bekeken,

dan gingen we naar café Juliana in de Stationsstraat, want

daar vierde het jonge volk zijn kermis. Daar bij Tňntje de

Smid, was het altijd heel gezellig. We zaten er met grote ge-

mengde groepen aan lange tafels en luisterden naar de mu-

ziek die de accordeonist en de drummer ten beste gaven. Bij

Tontjes was een verhoging waar gedanst werd. Meestal was

het daar veel te druk, maar dat vonden wij wel prettig. Im-

mers daardoor juist viel onze onkunde in het dansspel niet

zo op. Waarschijnlijk hadden wij ook alleen maar in die

massa het lef wat op de maat van de muziek mee te huppe-

len. En dan nog had het al heel wat in gehad, voor ik het lef

op kon brengen een meisje ten dans te vragen.

De grootste ellende bij Tontjes was altijd het geven van

rondjes. Ik zou zo graag net zo vlot getrakteerd hebben als

sommige ouderen dat deden, maar dikwijls moest ik eerst

naar het toilet om te controleren of ik het wel voor onze hele

tafel zou kunnen bekostigen. Stiekem aan de bar een pilsje

pakken voor je kameraden en jezelf vonden wij geen stijl.

Per slot van rekening hadden we de hele avond aan die tafel

gezeten en gebuurt en plezier gehad.

Soms hadden we een meevaller en gaf een meisje, dat de hele

avond van iedereen al 'bessen' had gekregen, onverwachts

een rondje terug. Het kwam echter veel vaker voor dat we

het laatste deel van de avond 'droog' uit moesten zitten, of

dat we onverhoopt veel vroeger dan de bedoeling was, naar

huis toe moesten. Want met een lege portemonnee zat je niet

lekker in een café.

Van het kapitaal dat naar Tontjes ging, probeerden we vaak

minstens een kwartje over te houden. Dat was voor de mal-

lemolen. Na elven zouden we met een stelletje grieten in vol-

le vaart rondzwieren. Tenminste dat was al eens gelukt. In

zo'n gekke groep van jonge jongens en meiden geneerde ik

me dan niet eens meer! Dat kon echter alleen vlak voor de

mallemolen dicht ging en alleen als alles meezat, zodat er

ook wat vrouwvolk bereid was mee te gaan draaien.

Na de dolle rondjes gingen we dan soms ergens mee op de

koffie. Bij sommige goede adressen kwam er zelfs nog

brood en worst en krentenmik op tafel! Dan was de afslui-

ting helemaal een groot succes en in ons enthousiasme ver-

kochten we veel vrolijke onzin voor we huiswaarts fietsten.

Bij Tontje de Smid kwam ik veel bekenden tegen. Er waren

buurtgenoten, maar ook schoolvrienden. De kwekelingen

uit Rosmalen waren op de vingers van een hand te tellen. De

paar die met mij in Den Bosch op de BKS zaten, waren hier

wel present.

Het was voor mij plezierig dat mijn beste schoolmakker en

klasgenoot op de kweekschool hier met zijn kameraden aan-

wezig was. Van de andere kant droeg het er meer dan eens

toe bij dat er een extra-rondje buiten de begroting gegeven

diende te worden en dan kon het gebeuren dat ik geld moest

lenen van mijn vrienden die allemaal meer hadden dan ik,

omdat ze al werkten en verdienden. De naweeën van de ker-

mis voelde ik dan nog lang als het dorpsfeest voorbij was.

Schuldbewust en lichtelijk aangeschoten was ik thuisgeko-

men en nog weken bleef ik in de schuld staan bij een of meer

vrienden.

Eens leende ik van mijn broer om mijn neef af te kunnen

lossen. Het was beter binnen het eigen gezin in het krijt te

staan en bovendien was de kans op onvergoede kwijtschel-

ding bij mijn oudste broer aanwezig.

Toen de nieuwe vindingen van suikerspinnen en friettenten

op het kermisplein verschenen, liep ik daar meestal aan

voorbij. Niet dat ik hun waren niet lustte, maar mijn geld

bleef bestemd voor de weinige pilsjes die ik kon bemachti-

gen bij Tontje de Smid.

Het dorpse kermisvieren taande naarmate de carnaval toe-

nam. Steeds minder volk vierde het jaarlijkse feest van de

zomer en allengs meer mensen liepen vreemd uitgedost over

straat rond vastenavond. Zwarte petten, rode zakdoeken en

blauwe kielen hoorden blijkbaar bij de carnavaleske uitbun-

digheid, terwijl kermisvieren eigenlijk in overhemd moest

kunnen, verkleedpartijen kwamen daarbij niet te pas.

Hooguit wat confetti kon de kermisvierder sieren als hij uit

een overvol kroegje kwam.

De teruggang van de kermis kon je constateren aan het ver-

dwijnen van het circusachtige. Fakirs, slangenbezweerders,

reuzen en lilliputters verdwenen met de wilde dieren en

steeds meer mechanisch vermaak kwam ervoor in de plaats.

De kroegskes rond het kermisterrein waren niet meer de bij-

enkorven vol zoemende muziek die ze vroeger waren, maar

toen hadden de attracties op het plein ook niet zo gedaverd

door hun eigen muzikale gedender.

De enige attracties die door de tijden heen standgehouden

hadden, waren de draaimolen, de schommels, de schiettent

en de oliebollenkraam. Gokgelegenheden, botsauto's na-

men geleidelijk aan een belangrijk deel van het kermisterrein

in beslag.

 

* kruinagel: sering


De kermis

Muziek: Annelieke Merx

Tekst: Cor Swanenberg

Van de cd 'Nevel', door Annelieke Merx

 

Refr.

 

Gň allemňl mar lčkker speule,

dan meugde mčrge in de mallemeule.

Dč zin ons moeder čs ge čs klčine

dik um de kermis laagt te drčine,

Wie de meule drčijt, kan niks verschille,

umdč alle jong alt drčije wille.

 

Olliebolle, snuupkesrolle, slagroomijsjes, ůrgelwijsjes,

nogablokke, suikerstokke, papiereblomme, zoere bomme,

neijen herring, gerukte pňlling, včtte friet...

ge růikt de kermis al vur ge'm ziet.

 

Mallemeule, volksspeule, spookkastele, kaneelstele,

gebakkraome, spiegelraome, aotoscooters, papierre toeters,

't drčijůrgel, de balletčnt, 'n gčkke griet...

Ge hurt de kermis al vur ge'm ziet.

 

Vroegd' ons moeder of we moege,

zin ze wer, umdč we 'r ok um vroege:

Gň mar gaauw wč lčkker speule,

dan meugde mčrge in de mallemeule!

Wie de meule drčijt, kan niks verschille

umdč alle jong alt drčije wille.

 

Refr.