INHOUD KERMIS
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
SPECIAAL
BRABANTS
INTERVIEWS

 

Ed Schilders

5 columns uit het Brabants Dagblad

 

Vragen

Het mooie van de Tilburgse kermis is wel dat je geen kermisklant hoeft te zijn om ervan te genieten. Een bosje paling, een oliebol met krenten, daarmee houdt het in mijn geval ver op. Toch kom ik er graag. De orgie - zoals dat dan heet - van geluid en licht; de kleuren en de geuren; de bonte verzameling mensen. Er komt geen einde aan. Ik geniet maar van één attractie: de grootste: de kermis zelf. En misschien kan ik die genietingen niet beter samenbrengen dan onder de noemer 'verwondering'. Voor mezelf vind ik het een redelijk absurd idee om geld uit te geven aan sensaties waartegen de gemiddelde maag me absoluut onbestendig lijkt. De lol om met een snelheid van 140 kilometer per uur de lucht in te worden getild, ontgaat me, maar met des te meer verbazing kan ik naar mensen kijken die zulke ejaculaties het einde vinden. Hoe een dagmenu van Vlaamse frieten, oliebollen, haring, en hamburger met aangebakken ajuin, bestendig zou kunnen zijn tegen de werking van de middelpuntvliedende kracht, of in sommige attracties niet wil gehoorzamen aan de wetten van de zwaartekracht, dat zijn vragen die me elk jaar weer te binnen schieten bij een wandeling over de kermis. Ik bedoel, leg het vraagstuk van de Mega Drop voor aan een natuurkundige en een diëtiste, en de uitslag zou in theorie waarschijnlijk luiden dat toeschouwers het best een paraplu kunnen opsteken. Toch blijft het daar droog.

Een verzameling vraagtekens. Dat is mijn kermis. Ik heb dat altijd gehad, geloof ik, en ik ben ervan overtuigd dat we de oorzaak moeten zoeken in een traumatische jeugdervaring: de Enschotse kermis. Want hoe ging dat. Zo vanaf Sint-Job, schat ik, werd er in het dorp naartoe geleefd. Het gonsde, zoals dat heet. En je kunt het je ouders niet kwalijk nemen dat ze zoontjelief willen laten delen in de voorpret. Eindelijk bereikt hij een beetje de leeftijd waarop de kermis leuk dient te worden gevonden, dus dat stimuleer je.

Misschien waren de verwachtingen dus iets te hoog gespannen? Ik herinner me in ieder geval dat de eerste aanblik van het kermisveld behoorlijk teleurstellend was. Een beetje een boerenveld met daarop her en der een attractie. Weinig orgie, in die tijd. Het zal wel aan mij liggen, maar op een houten paardje zitten en rondjes draaien, daarvan ontgingen me toen al de vreugde en de blijdschap. Wat is hier nou zo leuk aan? Vraag en vraagteken zijn altijd, in wisselende mate, gebleven. De ezels stonken verschrikkelijk, en in het spookhuis zag ik duidelijk een man zitten die met een touwtje een skelet liet bewegen. Wist ik veel dat het helemaal niet om het griezelen ging maar dat het bedoeld was voor oudere jongens die nu hun meisje eens lekker stevig vast konden houden in het donker. En een paar jaar later, toen ik met vader en ooms mee mocht in de acrobatentent, zag ik mooie blonde meisjes heel onhandig trucjes doen aan rekstokken en aan ringen. Elke keer als er eentje een of twee benen in de nek legde, klonk er applaus. Hogeschool der acrobatie was het niet, maar de zwarte netkousen zaten dan wel erg strak om de blanke dijen.

Kermis is nep, van voor naar achter, en juist dat maakt kermis interessant. Ik moet toegeven dat de nep tegenwoordig van grotere klasse is dan die van vroeger. Sneller, hoger, en over de kopper in een betere verpakking. En daarom wordt kermis steeds leuker. Vooral voor de toeschouwer met zijn hoofd vol vraagtekens. Ik zal ze ook dit jaar weer stellen: dezelfde vragen. Maar ik weet nu al dat ik helemaal geen antwoord wil.

 

Proeven

"Ik heb op de Kermis mijn oogen zeer gezien, En ooren doof gehoord aan al die vreemde lieden."

Hoe oud dat zinnetje is, weet ik niet precies, maar het is duidelijk dat er op de kermis nog niet veel veranderd is behalve de spelling. Ik vond het zinnetje in het Woordenboek der Nederlandsche Taal, waar ik op zoek was naar de oorsprong van het woord ‘kermis’. Misschien zocht ik iets waarvan heel Tilburg zegt: weet je dat niet?, maar ik wist het dus inderdaad niet. Bovendien werd ik enigszins teleurgesteld door de uitleg van het WNT; het woord komt ‘gewoon’ van het woord ‘kerkmis’: de dag waarop de inwijding van de kerk gevierd werd. In de loop der eeuwen hebben naam en feest hun religieuze inhoud verloren. We kunnen ons voorstellen hoe dat gaat. De feestelijke hoogmis en het klokgelui werden aangevuld met een poffertjeskraam. Om de gezelligheid te verhogen kwam er een blinde vioolspeler bij. Zijn aapje ging met de centenbak rond, en omdat de mensen snel gewend raken aan attracties kwam de blinde vioolspeler het volgend jaar terug met niet alleen zijn aapje maar ook een hond. Het aapje haalde nog steeds de centen op maar nu gezeten op de rug van de hond, die overigens ook zelf braaf kon opzitten.

Zo zal het gegaan zijn. Ooit moet iemand tegen een heel dikke dame gezegd hebben dat de mensen best een penning overhadden om haar weelderige boezem te mogen aanschouwen. En zwaar werk was het niet. Een paard kon je gebruiken om een zweefmolen aan te drijven met een voor die tijd duizelingwekkende snelheid. En zo komt het dat de mensen nu vijftien gulden betalen om in een vergrendelde stoel een meter of veertig naar beneden te vallen.

Het woord ‘kerkmis’ verklaarde ook nog iets anders. Onlangs herlas ik de roman Pallieter van Felix Timmermans, en zo rond bladzijde veertig is daarin sprake van een kermis. Pallieter nodigt zijn hele familie uit om daarbij aanwezig te zijn. Wat ik vreemd vond, was dat er vervolgens nergens een mallemolen te bekennen valt, zelfs geen oliebollen, laat staan een dikke dame. De hele kermis bestaat in Pallieter uit een hoogmis, een processie, en een ongeëvenaarde schranspartij. Nu begrijp ik dat dus: Pallieter had het over de kermis in de oerbetekenis, een kerkmis.

De kermis brengt nog steeds veel lekkernijen maar in vergelijking met de kerkmis van Pallieter verbleken onze culinaire tradities. Op het menu van Pallieter staan: tarbot met aardappelen, hesp met lapbonen, kalfsgebraad met asperges, kempische kiekens met salade, een compleet speenvarken, ‘honderd meters worst met witte kool’, karbonaden met peekes en erwten, loze vinken met bloemkool, jonge duiven met kriekenspijs, en rijstepap. Dit is waarschijnlijk het meest copieuze diner dat ooit in de Nederlandse literatuur is opgediend.

Ik probeer me een kermis voor te stellen die alleen uit gerechten bestaat. Een mallemolen van vleeswaren, een achtbaan van groente, en een reuzenrad van drank. Want ‘drinken is ook eten’, zegt de pastoor van Pallieter. Waren er maar jonge duiven in plaats van vette hamburgers, kriekenspijs in plaats van mayonaise.

Maar net als ieder ander jaar zullen we het ook nu weer moeten houden op een flinke bos paling. Het is een oude traditie de paling duur te vinden. Paling is helemaal niet duur. Vijftien gulden voor een paar keer vrij vallen, dat is duur.

En ik zal u een kermistip geven waardoor de kermis meteen een dag langer duurt: maandagavond half negen in Ruimte X in de Telexstraat: haringhappen met kermiscolumnist Ko de Laat. Ko zal zijn ultieme kermiscolumn voorlezen. Ongetwijfeld met zijn ogen zeer en oren doof van de afgelopen dagen. Komt dat zie, komt dat horen. Maar vooral: komt dat proeven.

 

Paardjes

Ik wist nooit waar ik in wilde. In de draaimolen, dat is niet zo moeilijk, maar dan. ‘Wat koos jij vroeger het liefst in de draaimolen?’ vroeg ik aan mijn vrouw, en zonder aarzelen antwoordde ze: ‘het paard’. Voor zover ik me dat kan herinneren, had ik dat idee het hele jaar lang ook, maar dan kwam de kermis en stond ik voor de mallemolen, en de twijfel sloeg toe. Brandweerauto, locomotief, motorfiets, een vliegtuig, plotseling kreeg het paard concurrentie van vele andere avonturen. De vraag was niet langer waar ik in of op wilde zitten, maar wat ik wilde zijn: ruiter, brandweerman, machinist, snelheidsduivel of vliegenier?

Zo komen we aan de praat over de kermissen van vroeger. Mijn vrouw gaat er erg prat op dat zij heel vaak de klos ving, en zo een gratis rit in de draaimolen verdiende. Ze heeft de stellige indruk dat de man van de draaimolen haar een beetje voortrok, de klos wat later wegtrok. Ik begrijp die man wel; als ik hem was geweest en zij zat in mijn draaimolen, dan had ik dat ook gedaan. Zelf heb ik nooit veel belangstelling voor de klos gehad; ik had het veel te druk met galopperen, branden blussen, en duikvluchten maken.

Als ik de fietsroute neem langs het NS-plein roept het kermispaardje dat daar in brons staat onveranderlijk een of twee herinneringen op. De eerste is die aan de plastic paardjes die je bij de Hema kon kopen, inclusief een Indiaan met pijl en boog of een cowboy met lasso. Ik heb er nog een paar. Als zulke dingen de jeugdjaren overleven, raak je ze je hele leven niet meer kwijt. Ze staan op zolder te grazen in een doos, of draven in een oude koektrommel door de kelder, maar je kunt het niet meer over je hart verkrijgen het hek van de herinnering open te zetten, omdat je weet dat je daarmee een stukje van jezelf zou loslaten. En soms komen ze nog van pas. Bijvoorbeeld als nichtje Lynn er is. Die schept er een groot genoegen in om ze op een rijtje te zetten. Als ze omvallen, begint ze opnieuw. Alles moet heel nauwkeurig in het gelid staan; Ankie van Grunsven in het groot.

De tweede herinnering is die aan een houten kermispaard. Wat ik met geen mogelijkheid begrijp, en waarom zou ik ook, is dat ik eigenlijk nooit iets gezien heb ik de echte kermispaarden. De ponypaardjes riekten onaangenaam, heb ik altijd gevonden. Misschien is het tegenwoordig beter gesteld met hun hygiëne, maar uit mijn jeugdkermissen herinner ik me voornamelijk stro dat walmt van de verse ponypaardenpis. Nee: geef mij maar een plastic paard, een houteren, of een bronzen, die zijn veel beter voor je fantasie. Het houten paard dat ik hier bedoel, stond echter niet op de kermis. Ik werd er niet aan herinnerd door het bronzen paard op het NS-plein maar door de foto in de rubriek ‘Om de hoek’, afgelopen donderdag in deze krant. Daarop zien we Martje Ingenhoven, gezeten op een houten kermispaard dat ze lang geleden in Antwerpen gekocht heeft, en dat ze nu heeft ingebracht in de tentoonstelling ‘My favourite thing’. Even dacht ik dat Martje op mijn paard zat, maar dat was niet zo.

In een schoenendoos in een opbergdoos in een opbergkast in het berghok vind ik mijn foto terug.

Ik zal ongeveer vier jaar geweest zijn en ik zit op een houten paard, echter niet op de kermis. De foto moet in Enschot gemaakt zijn op het veld naast ons huis, waar later de Burgemeester Panislaan is aangelegd en de brandweerkazerne is gebouwd. ‘OLFO’ staat er onder de foto, en ik vermoed dat het kiekje gemaakt is door een fotograaf die met zo’n paardje rondreisde, waarna alle moeders van de buurt hun koters op dat paardje konden laten fotograferen.

Vergelijking van de twee foto’s leert dat beide paardjes op een standaard staan, waardoor de voorpoten van de grond kunnen komen. Het paard van Martje doet een gestrekte galop, het mijne steigert. Vreemd genoeg zie ik nu pas dat ik helemaal niet vrolijk kijk. Misschien hoort er toch een mallemolen bij voordat een houten paard een echt paard kan worden?

 

Bokstent

Hoe correct dient een kermis te zijn? De vraag is actueel geworden. Afgelopen maandag stelde J. van den Hout, raadslid voor de SP, in een vergadering van een raadscommissie voor om 'de bokstent' te weren van de aanstaande Tilburgse kermis, zelfs van de nostalgische kermis die op het Koningsplein komt te staan. Oud mallemolentje, poffertjeskraam, rariteitenkabinet, misschien een zweef, maar dus liever geen bokstent.

De bokstent. Toen die nog geen nostalgie was, was een vriend van me nogal sterk. Op zekere kermisavond zou hij het gaan opnemen tegen 'de doder uit Senegal', en dat sprak zich rond. Zo is het gekomen dat ik mijn eerste en enige bezoek aan een voorstelling in de bokstent heb afgelegd. Veel herinner ik me er niet van, behalve dat het programma òf vreselijk tam, òf doorgestoken kaart was.

Het standpunt van de SP is dat zo'n bokstent haaks staat op allerlei maatschappelijke inspanningen om zinloos geweld tegen te gaan. Daar is wel iets voor te zeggen, natuurlijk, maar alleen gevoelsmatig. Een mogelijk verband tussen de onderhavige kermisattractie en het peil van onze beschaving is niet in te schatten of uit te rekenen. Het lijkt me een stuk gemakkelijker om met feiten te onderbouwen dat agressie bij veel geweldsdelicten mede veroorzaakt wordt door alcoholhoudende drank.

Niettemin is de kermis ook één groot zuipfestijn voor een niet gering deel van het publiek, en verdient ook de gemeente aan de pachtsommen van gelegenheden waar de tap overuren maakt. Als er op de Tilburgse kermis bloed vloeit dan is de kans vele malen groter dat dat in een kroeg gebeurt dan in de bokstent.

Toch lijkt er wel wat te zeggen voor het idee van de SP, hoewel je je dan ook meteen moet afvragen hoe correct andere attracties zijn als we ze op een maatschappelijk gevoelsmetertje leggen. Moedigen de botsauto's agressief rijgedrag aan, en staat dat niet haaks op de cursus ritsen die we nu al maandenlang via ster-spotjes aangeboden krijgen? Zijn de vele goktenten niet een soort Las Vegas voor gokverslaafden? Verheerlijkt de schiettent het gebruik van vuurwapens? Voldoet het vlooientheater aan alle arbo-eisen?

Zeker, van goede smaak of een fijne besnaring getuigt een bokstent niet, maar er is nu eenmaal weinig op een kermis aan te treffen dat dat wel doet, de verkopers van paling en suikerspinnen niet te na gesproken. De sfeer van de kermis is er vooral een van een zeker machismo dat al begint bij de kop van jut. Kunnen en durven, dat zijn de trefwoorden, of het nu om een vrije val gaat, het tarten van hoogtevrees, een foto schieten, of de 'doder van Senegal' te lijf gaan.

Hoe willekeurig en eenzijdig de linkse directe van de SP naar de bokstent ook is, de tijden veranderen wel degelijk. We vermaken ons al lang niet meer met het meppen van katten of het steken van ganzen, en ook met de bruine beer komt niemand meer vechten. Na de dieren zijn wellicht de mensen aan de beurt.

De SP zou het hierbij moeten laten: bij het signaal, want dat is deugdelijk omdat het gevoel oprecht is. Vervolgens gaat de SP zich weer inspannen voor meer veiligheid op straat en in het centrum buiten de kermistijd. De bokstent verbieden heeft geen zin. Dat is alleen een politieke kermis. En voor je het weet, moeten we dan voor de kermisganger ook nog kledingvoorschriften gaan opstellen.