INHOUD VOGELS
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

Deze column verscheen in het Brabants Dagblad van 24 maart 2005

 

VOGELS IN BRABANT
Column - lente 2005


Terrrrr!

Ed Schilders

 

De lente is nu echt begonnen; de krant van afgelopen dinsdag liet daar geen misverstand over bestaan. Ik telde daarin maar liefst vier berichten over vogels, waarvan er drie betrekking hadden op nestelen en aanverwante vogelhuisvesting. De oudste bekende zin van de Nederlandse literatuur, over ‘alle vogels die een nestje aan het bouwen zijn’, is nog steeds actueel.

Op de voorpagina van Tilburg Plus stond een foto van een ‘steenuilenman’. Dat was niet het mannetje van de familie steenuil, maar Jan van Rijsewijk. Met vele anderen telt hij steenuilen in Midden-Brabant. Dat gaat als volgt. De steenuilenman trekt er in het begin van de avond op uit en laat de roep van de uil klinken. Daarbij moet u niet aan Toon Hermans denken; de steenuilenman heeft de roep op een recorder staan. Zit er ergens een broedend koppeltje in de buurt, dan wordt er teruggeroepen: ‘Ghuuk, ghuuk’. Dat betekent zoveel als: ‘Kan het wat rustiger, kan het wat rustiger?’ Maar Jan van Rijsewijk en de zijnen weten dan al genoeg. Ze zeggen nog zachtjes ‘Wčlteruste, wčlteruste’, en gaan weer verder.

Voor de steenuil wordt het steeds moeilijker, lees ik, om aan huisvesting te komen. De stad rukt op, en kom dan nog maar eens om een vrijstaande knotwilg, een onbewoonbaar verklaarde boerenschuur, of een konijnenhol voor starters. Wat dat betreft heeft de slechtvalk het beter getroffen. Die kreeg zomaar een penthouse aangeboden op Westpoint. Het Natuurmuseum Brabant heeft een speciale nestkast gemaakt, en die is opgehangen aan de oostzijde van de woontoren (uitzicht op het centrum van de stad). Hopelijk wil de slechtvalk die al een paar keer is waargenomen zich laten verleiden daar zijn intrek te nemen. Men hoopt dat hij dan ook ‘voor nageslacht zal zorgen’. In een woordenboek met vogelgeluiden, geschreven door een vriend van me, lees ik dat de slechtvalk diverse zangen heeft. Onder andere ‘wie-sjoe’ en ‘kji-ek’, en ook wel ‘kjčkjčkjčkjčkjčk’. Dat laatste lijkt me een echte Tilburgse slechtvalk.

En dan nog een mooi toeval op diezelfde dinsdag. Op de voorpagina een foto van drie ooievaars. Gespot in Vorstenbosch, bij Uden. Ik stelde me voor dat er eentje vervolgens de hele krant door vloog om op pagina 12 te landen in de rubriek ‘Om de hoek’, alwaar een foto te zien was van het ooievaarsnest in de Buitenstraat in Tilburg. Op dat adres wordt binnenkort namelijk nageslacht verwacht. De ooievaar hoeft er alleen nog maar te landen. Mooi toch, als je zo welkom bent?

Ook mevrouw Schilders en ondergetekende verwachten nageslacht. Een stelletje pimpelmezen is al een tijdje druk doende bij en in het geheel vrijstaande nestkastje dat aan de tuinmuur hangt. Mevrouw Schilders zegt dat de pimpelman al heeft zitten tikken bij het rondje dat de voordeur is. Op de eerste lentedag keek ik uit het raam en zag ze samen in de Japanse esdoorn zitten. Het raam stond open, zodat ik hen duidelijk kon horen. Hij: Tsi-tsi-tsi-tsit? Zij: Tčrrrrr! Vrij vertaald: Hoe vind je het? Gaaf!