INHOUD VOGELS
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

 

VOGELS IN BRABANT
Met een beschouwing van Jan Bruens, een gedicht van Lodewijk van Woensel, 2 gedichten van Piet Heerkens, 1 gedicht van Carel Swinkels, en 1 gedicht van Cor Swanenberg

 

De Melling

 

Zeg mèlling, gij hèt van oe klèin pierementje

Nou al de registers ope gezet,

Ik heur tusschendeur wir zu'n fijn instrumentje

De fluit of den hobo of soms clarinet.

 

Ge zingt er zu zuiver oew kruizen en molle

Ge makt er oew trillerkes op oew gemak

En dan gao-de wir deur de boomen an 't spolle

Mee dándere vuggelkes, tak over tak.

 

Zu ben-de soms ernstig en dan wir vol streken

En soms ben-de stil en somtijds ben-de kwiek,

Mèr iedere keer as 'k zu heb bekeke

Dan viel in m'n ziel wir 'n brökske meziek!

 

Lodewijk van Woensel

Meziek uit èige land

Eindhoven 1944

 


 

Merel

 

Naa weet ik, merel, waor ge woont,

Ge bent mijnen naosten gebuur;

Naa'k stao te droomen in 't deurgebont

Maokt mijn oew babbele jong en gezond

In 't merelzuut avonduur.

 

Oew lollig gefraozel dè dröpt van den tak,

Turelatirelatuut, --

En 't smaokt me zo goed as 'n pijpke tebak,

As snoepen en pruuven van 't fijnste gebak,

As honing is et, zo zuut!

 

Wè zingde gè naa? -- Verstao'k et sekuur?

Ge baozelt gepraotte muziek!

En zingde van 't gaaike zoo uur nao uur?

Heur ik et alleenig as naoste gebuur?

Hört! Hört! Wè klinkt et komiek:

 

"Bruuide ze werrem, gij goeie gaai?

Bruuide ze, bruuide ze goed?

Bruui mar taai-aon, al is et wè saai,

M'n goeie gaai, as uit ieder aai

'n mereltje komen moet!"

 

Piet Heerkens s.v.d.

Uit 'De Mus'

 


 

De Merel

 

Daor fluit 'ne kalme merel

In et töpke van 'nen iep,

En ik denk, waor haolde gij, kerel,

Oe zot geturelepiep?!

 

Hij piekert in z'n èigen

En vraogt z'n èigen aaf,

En, daor de blaoier zwijgen.

Antwoordt ie eiges, braaf…

 

"Heb ik die nie gezien?"

"Wel túreliárelio!"

"Wie?" -- "Mie?" -- "Die boeretrien?"

"Toe, toe! -- Tuttuttut! -- Mee Jo!"

 

"Jo Dekker? - Hier op toer?"

"Den bekker, jao! -- Jo-Jo!"

"Zaat die hier? -- Op de loer?"

"Ssst!-Ssst! -- Toe, toe, toe! -- Ho-ho!"

 

Zoo heet ie dan gefloote

De langen aovend deur

Mee diamaante noote!

Jao, 't is 'nen dichter, heur!

 

Hij tuut mee drie-vier toone blij

Z'n dichterzieltjen uit…

'k Vergaat er spek en boone bij

en heurde alleen 't gefluit!

 

Zeg, zotten, dichter merel,

Daor in d'n hoogen iep,

Kwaamde iederen aovend, kerel,

'k geleuf dè 'k noot meer sliep!

 

Piet Heerkens s.v.d.

Uit 'Den Örgel'

 


 

Malder!

 

Malder, wè schalde'r

al vruug dur de mèrge!

Wè flùitte en tierde gij toch

Tierrelier-piep en tierrelier-nog

 

Malder, vergalder

van mèn mèrge-humeur!

Ge frit al men kèrse en fruit,

mi tierrelier m'n boogerdje uit.

 

Malder, dódvalder,

ik zal oe nog krijge!

Gij komt hier mar bietse en haole

zonder oit iets te betaole.

 

Malder, wè schalde'r

dur takke en twijge...!

Ge zijt in d'n aovend, zó lang,

vur ginnen inne zanger mer bang,

ge hoeft vur niemes te zwijge!

 

Cor Swanenberg

Uit: Brabantse Beestjes; Enschede 1998

 


Carel Swinkels

DE VOGEL TIEPETIEP

 

De vogel Tiepetiep

was een merel.

Ik heb hem

drie maanden gevoed.

Hij kwam begin december

in de vroege ochtend

toen ik bezig was

kaas te snijden

in de keuken.

 

Daarna kwam hij

soms ook 's middags.

Altijd riep hij Tiepetiep

als hij wegvloog.

Ook kon ik gesprekken

met hem voeren

in de trant van - Vogel, waarheen

voert Uw vlucht?

-Tiepetiep, Tiepetiep !

 

De vogel Tiepetiep

heeft mij nader gestaan

dan veel mensen.

Hij kwam iedere dag

een decimeter dichter

bij de deur

en op den duur

ook in de keuken.

 

Op zeven maart

is hij weggebleven.

Ik denk nog dikwijls

aan zijn trotse zit

en zijn trouw.


Merel

Turdus merula

 

Mereld - oosten Kempenland

Meerling (malling, meling, mjulling) - Peelland, Geldrop, Cuijk, oosten Kempenland, Noorden Meijerij, Ravenstein

Merelaar - Dinteloord

Merelaard - Boekel

Malder (meelder, molder) - noorden Meijerij, Kempenland

Mulder - Tilburg, Best

Zwarte meerling - Breugel

Lijster - Dinteloord, Tilburg

Zwarte lijster - Aalburg, Oisterwijk, Middelrode

Gieteling - Tilburg

 

VOLGENDE VOGEL

Jan Bruens
De merel en de pier

Wanneer ik in mijn tuin in de weer ben met grasmaaier, schoffel of hark, krijg ik geregeld bezoek van een merel, een bruine, een vrouwtjesmerel dus. We kunnen het goed met elkaar vinden. Ze loopt me meestal in de weg, en dan moet ik haar vragen: 'Zeg, schuif een beetje op alsjeblieft', en dat doet ze dan. Dat maak ik mezelf een beetje wijs, dat weet ik ook wel, want altijd ben ík het die opzij gaat.

Ik trakteer haar weleens. Trek ik de schuif onder in de compostbak omhoog, dan komt ze met snelle trippelpasjes naderbij, bekijkt met een scheef koppie de tientallen kronkelende pieren en pikt er - kieskeurig, zo lijkt het wel - eentje uit, wendt zich daarmee ter consumptie een ogenblikje af, en pas als ze de bek leeg heeft, trippelt ze terug om een nieuwe pier te halen. Dat gaat allemaal zonder gulzigheid. Dan denk ik bij mezelf: wat hebben merels goede manieren. Daar kan menig mens een voorbeeld aan nemen. Wie ooit heeft rondgekeken op recepties waar plateaus met fijne hapjes rondgaan, en op party's waar de gasten zich mogen bedienen van een lopend buffet, weet wel waar ik op doel.

Een tweejarig kleinkind van me is leergierig. Ze houdt van vogels. Komt ze op bezoek, dan zal ze, zo vlug de beentjes haar dragen kunnen, doorhollen naar mijn grote volière in de tuin. Daar heeft ze het op haar manier heel druk met zaadjes door het gaas friemelen, praten tegen de Chinese dwergkwartels, en met het nadoen van wat ze míj dikwijls heeft zien doen: uit de keuken het gietertje halen, vullen onder de buitenkraan, en daarna zó door het volièregaas uitgieten dat de straal precies terechtkomt in de schaal voor het badwater. Het kind weet van geen ophouden. Almaar die kraan open, gietertje vullen, kraan willen maar niet kunnen sluiten omdat ze die telkens de verkeerde kant uit draait, dribbelen naar de volière en uitgieten in het wilde weg omat ze nog niet mikken kan.

Omdat ik het kind toch niet aan het verstand kan brengen waarom ze geen water moet verspillen, zal ik haar een volgende keer na een paar gietertjes uitnodigen, kennis te gaan maken met mijn merel. Van haar moeder weet ze natuurlijk dat ze pas de volgende hap moet nemen als ze de mond leeg heeft, en ook dat ze niet moet schrokken, noch thuis, noch buitenshuis. Ik weet niet of het me goed af zal gaan en of het indruk op haar zal maken, maar ik zal mijn best doen om het gedrag van de merel - waarover ik aan het begin mijn waardering heb uitgesproken - op te voeren als een voorbeeld dat navolging verdient.

Maar ik denk wel dat ze gevoelig zal zijn voor mijn aanschouwelijk stukje opvoeding langs de weg van de merel en de pier.

Jawel, ze begrijpt dat.

Omdat ze zelf nog een wurm is?

Dat zou kunnen.

Maar vermoedelijk omdat ze graag, stil en aandachtig, naar verhaaltjes luistert, verhaaltjes over dieren.


Meer over de merel zien en lezen? Bezoek de Merelman-website: