Theo
van Doesburg en Lena Milius: de dichter en zijn muze
IK KAN ZOO
LANG NIET ZONDER ZOEN VAN JOU
Op 21 juli 2000 maakte het
Brabants Dagblad melding van de aankoop van veertien onbekende
liefdesgedichten van Theo van Doesburg door het Letterkundig
Museum in Den Haag, waarbij het zou gaan om: „een bijzondere
verzameling, waarin Van Doesburg zijn artistieke idealen en
zijn gevoelens voor zijn aanbeden vrouw op bijna religieuze
wijze met elkaar verbindt."
Toen Theo van Doesburg in
augustus 1914 in Tilburg werd gelegerd, verkeerde zijn
huwelijk met de Amsterdamse kunstenares Agnita Feis in een
crisis. De gemobiliseerde sergeant van de Vierde Divisie kon
toen onmogelijk hebben vermoed, dat hij enkele maanden later
tot over zijn oren verliefd zou raken op een Tilburgse vrouw.
Dat Van Doesburg zo snel zijn weg wist te vinden in een hem
onbekende stad zegt veel over zijn aanpassingsvermogen.
Tilburg kende in die tijd ruim vijftigduizend inwoners en een
invasie van twintigduizend militairen en zo’n tienduizend
Belgische vluchtelingen moet het leven behoorlijk hebben
ontwricht.
Theo van Doesburg zou Lena
Milius (1889-1968) voor het eerst hebben ontmoet bij Maurits
Manheim, een collega van Milius op het kantoor van
Lakenfabriek Elias. Manheim bewoonde een kamer in
Café-restaurant Albert Jansen, recht tegenover het station
(nu Hotel Central). Daar ontmoette hij ook zijn vrienden,
waaronder behalve de zusters Lena en Frie Milius ook de
dichter Antony Kok. In die jaren moeten de vrienden, met in
hun midden de enthousiaste wereldverbeteraar Theo van
Doesburg, onafscheidelijk zijn geweest. Gezamenlijk
organiseerden ze op 29 april 1915 bij Albert Jansen een ‘soiree
intime’, waarbij Antony Kok op de piano speelde en Maurits
Manheim liederen zong. Van Doesburg las voor uit het werk van
Nietzsche, Oscar Wilde en Lodewijk van Deyssel. En opmerkelijk
genoeg, behalve zijn eigen moderne verzen, ook die van Agnita
Feis. Vanwege het succes zou de soiree enkele weken later
worden herhaald.
Zelfs als Van Doesburg
afwezig was stond hij nog in het middelpunt, zoals blijkt uit
een brief die Lena Milius aan hem schreef: „Het was bij
Maupie (Manheim red.) heel gezellig, de tafel stond tusschen
de ramen met 2 kaarsen erop en allerlei bloemen en lekkers en
de stoelen gezellig daaromheen. Kokkie heeft prachtig
Beethoven gespeeld en Maupie een paar mooie nieuwe liederen
gezongen, hij was goed bij stem. Die goeie jongen had onze
portretten onder de bloemen gezet, omdat hij vond dat wij er
samen bijhoorden."
Zoen
Uit de brieven van Theo van
Doesburg en Lena Milius, die worden beheerd door het
Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag
blijkt dat de romance tussen de beide geliefden zeer
hartstochtelijk moet zijn geweest. Ze schreven elkaar soms
twee maal per dag: „In gedachten geef ik je heele
stortvloeden van heerlijke, zalige half-uur zoenen. Iets
anders dan zoenen kan ik niet insluiten, want hier op kantoor
is niets liefs om je te zenden" vertrouwde Lena Milius
haar minnaar toe.
De relatie met zijn Tilburgse
geliefde zorgde bij Van Doesburg voor een nieuwe literaire
impuls. Maar zijn liefdesgedichten zouden meer door
imponeergedrag worden beïnvloed dan door de grote literaire
ambities die hij en Kok later in De Stijl zouden verdedigen.
Af en toe is er zelfs sprake
van nogal onbeholpen beginnerspoëzie, zoals in het gedicht
Mei II: Het is nu eenmaal/ zoo met mij/ in mei./ ik zie
mezelf/ omringd/ van jou.
Maar er zijn ook een aantal
aardige liefdesgedichten bewaard gebleven, bijvoorbeeld het
gedicht De Zoen uit de nooit gepubliceerde bundel Nieuwe
Woordbeeldingen: Toen heb ik haar eindelijk ‘n zoen
gegeven./ Toen ben ik alleen in de kamer gebleven,/ maar vond
haar wezen/ in mij zelve terug.
Zoenen was in die tijd een
favoriete onderwerp voor de temperamentvolle dichter, zoals
ook blijkt uit het gedicht:
aan Haar
ik kan
zoo lang
niet
zonder zoen
van jou.
de dagen
worden
nachten
dicht
en graauw.
ik kan
zoo lang
niet
zonder blik
van jou.
de hemel
wordt zoo mat
het zonlicht
wordt zoo graauw
ik kan
zoo lang
niet
zonder jou.
Begin 1915 had Theo van
Doesburg een weinig verhullende liefdesverklaring gepubliceerd
in het weekblad Eenheid: Ik zing van haar en indien gij mij
ziet, ik hoop dat gij ziet, dat zij bij mij is. En indien gij
mij hoort, ik hoop dat gij hoort, dat zij in mij is.
Agnita Feis las deze
literaire boodschap en begreep dat de breuk definitief was. Ze
luchtte haar hart bij Antony Kok: „Theo kan er zich op
beroemen mijn leven en geest te hebben geknakt". In 1917,
het jaar waarin De Stijl werd opgericht, werd het huwelijk
gesloten tussen Theo van Doesburg en Lena Milius; ze vestigden
zich in Leiden. Verbitterd schreef Agnita Feis aan Kok: „Kunst
maakt de menschen slecht, ze degenereert. Is van weinig belang
op aarde."
TERUG
NAAR BEGIN VAN DEZE PAGINA |