Osip:
Toen de cholera-epidemie op de Nicola I na weken
uitgewoed was en de doden een zeemansgraf hadden gekregen werd aan
de kapitein toestemming gegeven in de haven van Mänthyluoto terug
te keren om te bunkeren en, vanwege het oprukkende ijs, daarna koers
te zetten naar het zuiden.
.
.
Ik mocht samen met de vrouwen aan boord komen.
De nieuwe havencommandant bleek een zachtmoedig man
te zijn.
.
Aan boord hoorde ik dat de Flinterhemel bij
Bornholmsgat ook een dode had te betreuren.
Het was een ontroerende plechtigheid.
.
.
.
De kapitein zette koers in de richting van de Sont,
voer door het Kattegat de Noordzee op.
De dagen die volgden brachten ons in volle zee,
onafgebroken met op een enkel moment de schittering van de
krijtkusten en tenslotte - na een hevige storm in de Golf van
Biskaye die allen, uitgeput als de emigranten, de vluchtelingen en
de bemanning al waren, ten prooi deed vallen aan de ziekte van de
zee – was daar de eindeloze Oceaan, die slechts bevolkt leek door
uit alle windstreken opdoemende Jan van Genten.
.
.
.
De Straat van Gibraltar werd betoverd door het rode
woestijnzand dat op de wind de lucht kleurde.
In Tanger liepen we de haven binnen en gingen voor
anker langszij ……………. de Flinterhemel.
.
.
Dagen van verveling onder de brandende zon brachten
ons, over de reling gebogen, in contact met de bemanning.
.
Zo vertelde, tegen het vallen van de avond, voordat
de Nicola I weer van wal zou steken, een jongeman hoeveel verdriet
hij had gehad bij het scheiden van zijn vriend, die op bizarre wijze
getroffen was geweest door het kruiende ijs in het aangezicht van
een jonge dame, die de naam Valentina droeg, en als verstekelinge
door hem en zijn vriend aan boord geholpen was toen een of andere
Hollander haar tussen de houtloodsen trachtte te ontvoeren.
Hoe ze in het zicht van de haven van Kemi gestrand
waren in de diepbevroren zee, het schip hadden moeten verlaten,
zonder acht te slaan op die jonge vrouw die zich schuil hield in de
hut van de jonge man, wiens doorboorde voorhoofd hem had gekluisterd
aan de kleine schrijftafel, waar hij een scheepsjournaal bijhield en
met zachte penselen de zee had geschilderd en het neersijpelende
bloed de zon had doen ondergaan.
.
Dat, toen zij met de nieuwe ijsbreker, de Sampo, het
schip weer vlot wisten te krijgen en koers hadden gezet naar het
bevrijdende zuiden, de jonge dame verdwenen was; mogelijk was
weggekomen met het laatste houttransport in de richting van
Petrazavodsk en van daaruit misschien Klin had weten te bereiken,
waar haar vader woonde.
Het vuur in de Noodtoren had allen van de wisse dood
gered. ……………….. "Ja, mijn getroffen vriend, die had
de diepte van de zee gezocht; een eresaluut."
.
.
Het was een lange tocht over de Middellandse Zee,
gehuld in het diepste blauw, langs de Straat van Messina en de
Bosporus, met als haven van thuiskomst, Odessa, waar we als
overwinnaars werden ingehaald, zo kopte de ‘Koerier van Odessa’,
de schrik van Tsjechov. Die journalisten daar waren de laatste
‘Koningen van de Sensatie’.
.
.
Toen ik ieder vaarwel had gezegd, liep ik de stad
in.
Het was ochtend.
Ik liep aanhoudend oude krantenverkopers tegen het
lijf die met hese stem riepen: ‘De Morak ! De hele toespraak van
kameraad Lenin ! Die mag u niet missen ! Alleen te vinden in de
Morak. De Morak !’
Ik kocht een exemplaar.
Het was ‘De Morjak’, niet ‘De Morak’.
Het lukte kennelijk niet de verkopers te leren de
naam van de krant niet te verbasteren.
.
Ik bladerde er door heen en las op de voorlaatste
pagina een klein bericht.
Het was een oproep van Konstantin Paustovsky:
"Gezocht, jonge vrouw die de naam Valentina draagt; zou
meereizen met de Nicola I. Beloning !"
.
Ik ging naar de redactie, maar die was verlaten.
Allen waren gevlucht.
Ook Paustovsky.
Het redactielokaal leek trouwens meer op een
kapsalon dan op een kantoor.
De achtergebleven ‘kapster’ die de redactieleden
en correspondenten dagelijks had geknipt en geschoren, zei met de
tranen in haar ogen, dat het iets te maken zou hebben met een
gestolen zetsel van het boulevardblad ‘De Koerier van Odessa’.
Ja, die toespraak van Lenin, die hadden ze nooit
mogen afdrukken.
"Waar moet ik nu van leven ?"
Ik zei dat het lang geleden was dat ik me had laten
knippen en scheren.
Misschien kon ik wel op de redactie blijven.
Terwijl ik dat dacht, kwamen een voor een de
correspondenten binnen.
Ja, zeiden ze, slechter kan het niet worden.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Valentina:
Ik voelde nog de vingerafdrukken van de zee,
terwijl de gedempte hoeven van de paarden nog nadreunden in mijn
hoofd dat niet mijn hoofd nog leek te zijn.
.
Het geluid van de belletjes had mij doen denken aan
de jaarlijkse kerstviering thuis, bij mijn vader en mijn familie.
Met het huilen van de wolven nog in mijn gehoor,
vervaagde het ‘Paleis in die ochtend om vier uur’ als een
bevroren sage van mijn fantasie; de ogen van die jongeman die door
de gebroken ijsschotsen bekrast waren, de dood tegemoet.
.
De geur van het dennenhout was alles wat mij bij
bleef en in de sluimer het voort denderen van de trein langs de
uitgestrekte meren die, met de rietvelden nog in zomers tenue, door
de winter overvallen waren.
Een enkel wak waarin de eenden en ganzen
neerstreken, weerkaatste het tegenlicht van de lage zon als ik mijn
ogen opende.
.
.
.
.
Tot aan de lente bleef ik nog bij mijn vader, die
mij gemist had en ouder was geworden.
Hij bracht mij tot op het perron en zei dat de
voorjaarszon mijn atelier wel weer zou warmen.
In Moskou, zo had hij in de ochtendkrant gelezen,
was het al 20 graden geweest op het middaguur en de magnolia’s
stonden al in bloei.
Ja, had ik lachend geantwoord, in de kassen zeker,
bij de botanische tuinen.
.
.
.
De dag daarvoor had mijn vader, terwijl hij de diepe
krassen op mijn reiskoffertje met aandacht bekeek, er gewag van
gemaakt dat in het diepst van de winter zich ‘eine Holländer’
in de buurt had opgehouden.
Hij had navraag gedaan ……… Ach, het was toch
onmogelijk dat zij zich met een dergelijk sujet had ingelaten,
zo’n duistere ronselaar die jonge vrouwen met het beloofde land
het hoofd op hol bracht. Zijn bijnaam was "Zahlung in Natura -
Rechtsberater".
Men fluisterde dat hij in Siberië …………
.
Spottend zei ik dat ik bij de kerstman op bezoek was
geweest en door het helse weer overvallen was, waardoor ik eerst
later thuis kon komen.
Geen treinen meer ……..
.
Im Spätherbst wurde es wieder sehr kalt in unserem
Studentenwohnheim.
Bald danach ziehte ich zusammen mit Gustav um nach
der ersten Stock eines kleines Holzhauses hinter dem
>> Dynamo << - Stadion, ganz im Schatten
der grossen massiven Steinbauten der >> Künstlerkolonie
<< an der Maslovskaja.
Ab und zu konnte ich in der Kolonie die
hochaufgeschossene, hagere Gestalt Tatlins sehen.
Wir lebten abseits von dieser fröhlicher Horde.
Unsere Landschaften und Stilleben hingen nicht an
der Wand der Bierkneipe, die in der Gegend berüchtigt war für die
lauten Zechgelage der Künstlerklub.
Übrigens war man in der Horde wohl trinkfreudig,
verhielt sich jedoch vom Standpunkt der Obrigkeit aus vorbildlich:
als meiner Gustav verhaftet wurde, verboten die Nachbarn ihren
Kindern mit unserem Sohn des
>>
Volksfeindes << zu spielen.
Nur David Stenberg, der ehemalige Kommissar für
bildende Kunst während des Bürgerkriegs, der sich schon längst
von allen öffentliche Aufgaben zurückgezogen hatte, und sonst noch
einige wenige, grüssten mir, Frau des
>> Volksfeindes <<.
.
.
.
Dann gelang es mir, beim Künstlerfonds, dieser
seltsamen Organisation, Parodie auf jede Galerie und den Kunstmarkt,
eine Arbeit zu bekommen.
Für äusserst schlechte Bezahlung musste ich pro
Jahr einige Stilleben (>> Blumen <<) an den Fonds
abliefern.
Gut bezahlt waren nur Führer – Portraits, aber
das vertraute man mir nicht an.
.
.
.
1938 wurde Gustav verhaftet.
Aus der officiellen Erklärung zu seinem Tod und dem
Totenschein, der mir 1956 ausgestellt wurde, ging hervor, dass meine
Gustav am 16. März 1944 einem Herzstillstand erlag.
.
.
.
.
Ich dachte: besser als der Jungermann von der
Flinterhimmel; ja, die Zeichnung mit der Sonnenuntergang, der habe
ich noch.
Wenn Gustav mir gefragt hatte; wer dieser Zeichnung
………? …….. nein, keine Antwort konnte ich geben
………….., keine Antwort.
.
.
.
.
.
Osip:
Klucis’ Sohn Edvard Gustavovic Johann Kulagin
nutzte die spätere Liberalisierung des KGB, um Informationen über
>> den wahren Todesverlauf << seines Vaters zu erhalten.
Am 16. Februar 1989 stellte man ihm folgenden
Antwort des Militärausschusses des Obersten Gerichtshofs zu:
>> Als Antwort auf ihre Anfragen teile ich
ihnen mit, dass Gustav Klucis am 11. Februar 1938 durch ein
Beschluss des NKVD und der Staatsanwaltschaft der UdSSR zum Tode
durch Erschiessen verurteilt wurde.
Die Angabe war wegen einer Holländer –
Rechtsberater der Sovjets für das Gefängniswesen in Sibirien.
Der Militärausschuss des Obersten Gerichtshofes der
Sowjetunion wiederrief am 25. August die Verurteilung Klucis’
Gustav Klucis wurde posthum rehabilitiert. <<
Schade; Valentina war schon gestorben.
Ihre Arbeiten gelangten nie auf die Ausstellungen,
und so vergass man allmählich, dass es diese Malerin gegeben hatte,
Valentina Nikiforovna Kulangina.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
Das ist alles ………………….., mehr gibt es
nicht. (Valentina)
.
.
.
.