1.
De Pygmeepapegaai is een papegaai die men eigenlijk 1
niet kan zien.
1
‘Eigenlijk’ dient men hier te begrijpen als ‘eigenlijk’ in
de zin van dat witte wijn eigenlijk wit is. Dat is namelijk niet zo.
Het idee is wel wit, de wijn zelf is een beetje gelig; toch heet de
wijn wit te zijn.
2.
De Pygmeepapegaai is het idee van een papegaai die balanceert op de
grens van onzichtbaar zijn en zichtbaar zijn.
3.
De ene keer lukt het beter dan de andere keer.
4. Van de meest volmaakte exemplaren weten we niets, helemaal niets,
van de minder volmaakte bijna niets 2.
2 Wat Van den Dobbelsteen
insinueert in zijn ‘Werken I’, dat de kleinste van de soort in
de Boeddha-zit op hun tak zouden zitten, moeten we daarom alleen al
naar het land der fabelen verwijzen.
5.
Het onzichtbaar zijn is, in de lijn van de evolutie gezien, bepaald
geen sterk idee.
6. Het levert met name voor de papegaaien zelf, en vooral naar elkaar
toe, eigenaardige problemen op.
7. Bij het voortplanten bijvoorbeeld, waarbij zij elkaar niet eens, of
hoogstens amper, kunnen vinden.

8. Laat staan de verschillende vitale delen die in het spel zijn -die
altijd, slapend èn opgewekt, kleiner zijn dan het geheel waartoe zij
behoren- en dus voor nog grotere problemen zorgen.
9. Mede door de moeilijke bereikbaarheid voor elkaar, hebben deze
papegaaiebeestjes, naar het zich laat aanzien, een bijzonder krachtig
stemgeluid ontwikkeld.
10. De stem wordt door hen vooral als een instrument gebruikt om de
ander op het aantrekkelijke fysiek en karakter van de spreker zelf te
wijzen.
11. Dat het stemgeluid zo verschrikkelijk hard is 3,
is mogelijk een gevolg van de grote zeldzaamheid van de soort en de
spreiding ervan over het gehele zuidelijk halfrond.
3
De geleerden die hier wensen te spreken van geluids-explosies
verzanden zonder uitzondering in een taalstrijd. Kan een explosie,
heet het dan, een explosie genoemd worden wanneer deze een week lang
aanhoudt? ‘Naar het volume genomen wel, maar het moet, naar de
aard van de zaak, ook vlug gebeuren’ weet De Bie die zich graag
een barokke purist noemt. Dat een knal, aan de andere kant, die een
week of meer aangehouden wordt, naar de maten van het heelal en de
eeuwigheid gemeten -wat de enige echte werkelijkheid is- nog geen
vliegewind voorstelt en de naam explosie niet verdient, en zeker
niet wanneer we de oerknal zelf niet in de veelheid van nòg meer
explosies willen zien opgaan (Van Soom) is zeker waar, maar draagt
evenmin bij tot een dieper inzicht in het onderwerp van studie.
12.
Om elkaar op grote afstand -zonder iets te zien- te verleiden, zijn
zij tot het gebruik van vuile taal overgegaan. Luid, en duidelijk 4.
4
Tot een populaire kamerzanger zal de Pygmeepapegaai waarschijnlijk
wel nooit uitgroeien. Het verwoede pogen van Van Oostende in zijn
‘Mijn papegaai, dat is een aardig beestje’ toch iets in die
richting te realiseren is origineel maar zinloos te noemen. Zijn
stelling dat de Pygmeepapegaai alleen in de huiselijke sfeer te
houden is wanneer men hem houdt achter geluidsdicht glas, vooral
wanneer de omgeving mede bevolkt wordt door opgroeiende jeugd en
jong-volwassenen, toont bovendien dat de katholieke
grondslagenstrijd van die dagen ook deze heetgebakerde auteur, bij
het schrijven van dit werk, niet onberoerd liet. Hetzelfde geldt
voor Dirkx (‘Rap gebeden’ pag. 1692 e.v.: ‘...wat hier ten
hemel schreit... etc. etc.)
13.
Dat ze meteen nadat ze uit het ei gekropen zijn- zonder dus ooit iets
van wie of wat dan ook gehoord kunnen hebben- schunnigheden te berde
brengen is te begrijpen als een logisch gevolg van een evolutionair
proces, en heeft niets te maken met een aangeboren vuile geest
5.
5
Van Opdorp, M. : ’Zonder titel: 16 gedachten’ (met name H. 9,
blz. 17). Letterlijk: ‘...een aangeboren vuile geest, als een
natuurlijk gegeven, zoals droogkloterij ook als een aan de geboorte
voorafgaand gegeven beschouwd kan worden’. Elders (‘Opus 12, ten
tweede male’) stelt deze ‘beat-bioloog’ dat, omdat scrabeuse
woorden veelal kort zijn, zij juist ‘swing’ in de taal brengen.
En ‘swing’ is de ‘jus’ die ‘de leden soepel houdt’.
14.
De meest minimale variant van het oorspronkelijke idee van het
kleinste van het kleinste heeft mogelijk alleen in iets als het Aards
Paradijs bestaan.
15. In de laatste dagen daarvan echter moeten ze zo ongeveer hun
eerste meetbare formaat 6
bereikt hebben.
6
Curieus zijn heden ten dage de theorieën van Koek nu is gebleken
dat deze zijn berekeningen uitgevoerd heeft met gegevens die
afgeleid zijn van fossiele resten van 12 zandvlooien, zonder
uitzondering van het mannelijk geslacht. Na een uitgebreid
rekenkundig onderzoek komt hij tot de conclusie dat de mannelijke en
vrouwelijke Pygmeepapegaaien ‘oorspronkelijk niet pasten’ en
oppert dan zijn beroemde theorie van de verbale en non-verbale
sexuele vermenigvuldiging. De pogingen, in de jaren die volgen, Koek
zalig te doen verklaren, vinden waarschijnlijk hun oorsprong in het
feit dat de theoretische mogelijkheid hier lijkt te zijn ontstaan
dat ‘de geloofswaarheid van de Onbevlekte Ontvangenis van de
Heilige Maagd (...) ook wetenschappelijk-theoretisch houdbaar, en
zelfs toetsbaar, geworden is’ (Meijers, in: ‘De empirische
theologie’). De proeven van Koek met ‘vrouwelijke stemmen en
stemmen met baard ‘ (sic) worden veelal sexueel theologisch
geïnterpreteerd, maar zijn zonder enige twijfel ornithologisch van
strekking. ( zie bijv. de autobiografie ‘Koek’ blz. 71 e.v.)
16.
Er zijn misschien wel geen fossiele resten bewaard.
17. In hun vroegste tijden leidden ze een fictief bestaan in hun eigen
gedachten, en waren alleen zichtbaar wanneer ze een noot gegeten
hadden 7.
7
Volgens sommige theologen, Meijers voorop, zou dit betekenen dat,
strikt naar de kerkelijke leer genomen, deze vogels in essentie
engelachtig zijn, immers zuiver geest zijn, met een mogelijke
materiële verschijning. In deze kringen betekent dit dat de
Pygmeepapegaai, evenals de engel, hoger in de zijnsorde staat dan de
mens. De stelling van Pijnenburg dat wanneer we voor de engelen een
klasse in de orde van de vogels inruimen, het probleem van de
gedaalde mensen-status opgelost is, werd grondig weerlegd door
Meijers (In: Geen engel, geen vogel, 2700 pag.’s) waarin deze
uitputtend varieert op het thema dat de Pygmeepapegaai juist geen
vogel genoemd mag worden. Het hierin in het vooruitzicht gestelde
werk (‘De orde van de Edelzangers’) waarin bewezen gaat worden
dat het onwelvoeglijke taalgebruik van de beestjes, metaforisch
begrepen, handelen over de hemelse liefde, is thans, 21 jaar later
helaas nog niet verschenen.
18.
Was die het lichaam gepasseerd, dan waren ze weer weg.
19. Zo hebben zij uiteindelijk geleerd zich voort te planten met een
volle maag.
20. Het hebben van een dikke buik heeft zich dan ook geleidelijk aan
bij hun erfelijke eigenschappen gevoegd.
21. Zo heeft het kunnen gebeuren dat ze thans 2,6 cm groot zijn en
altijd wat vettig van aard zijn.
22. De eieren van de wijfjes zijn dan ook kogelrond 8.
8
W. E. Moonen heeft in zijn ‘Eiologie van de zuidelijke soorten’
op onorthodoxe maar overtuigende wijze aangetoond dat het hangbuikje
van de gemiddelde Pygmeepapegaai een evolutionair produkt is dat
tevens zijn uitdrukking vindt in de bollingscurve van de eiwand.
23.
Het volume van hun lichaam is voor onze oren niet in evenwicht met het
volume van hun stem.
24. Hij leeft gewoon in disharmonie met de mensennatuur.
25. Wanneer men hem hoort maar niet ziet, dan heeft hij òf nog niet
gegeten òf zijn het de jonkies die aan het spelen zijn.
26. Die zijn heel erg.
27. Omdat zij nog niets van voortplanten afweten, halen zij nog
grappen uit met hun stem.
28. Zij weten niet dat het menens is met die vuile taal, en beseffen
niet dat de stem in feite een voortplantingsorgaan is.
29. Zij schreeuwen hun dubbelzinnigheden dan ook voor de lol totdat ze
voorgelicht zijn, en daarna uit noodzaak.
30. Er zijn zeelui geweest die zo’n kleintje juist daarom voor de
gein op hun schouder lieten wonen.
31. Iedereen dacht dan dat het de zeeman was die vuile praatjes aan
het verkopen was.
32. Maar dat was niet waar.
33. Dan lachten ze vervolgens samen op, want een papegaai kan niet
laten het geluid na te maken wat zijn baas maakt.
34. Iedereen dacht dat die zeeman lachte, maar wel erg hard voor hem
alleen.
35. En dan lachten ze nog harder enzovoort tot ze beide hun stem kwijt
waren.
36. Verder zijn ze hetzelfde als alle andere papegaaien: ze hebben
mooie kleuren, drinken graag een beetje wijn en vinden een spiegel het
mooiste wat er is.
|