INHOUD HOENJET
HOME

OVERZICHT ALLE AUTEURS

OVERZICHT LEESTEKSTEN

Hans Hoenjet (Valkenburg 1953) publiceert onder meer in HP/De Tijd en NRC Handelsblad over moderne literatuur en actuele culturele verschijnselen. Als prozaschrijver debuteerde hij in 1989 bij de Arbeiderspers met de verhalenbundel 'De wraakengel'. Hij studeerde in Tilburg, waar hij samen met Tom America en Ed Schilders het studententijdschrift 'Stulp' oprichtte. Momenteel woont en werkt hij in Arnhem.

Hans Hoenjet

Beschouwingen over populaire literatuur

HET POPCORNPROZA VAN ELMORE LEONARD

De meeste Amerikaanse regisseurs zijn niet dol op literatuur. Ze halen liever een door de wol geverfde schrijver naar Hollywood om een spannend script te verzinnen of ze jatten de plot van een pulproman en maken daar zelf een scenario van. Het merendeel van de bioscoopbezoekers interesseert het trouwens geen zier of een film op een roman van Marcel Proust, Ian Fleming of Stephen King is gebaseerd. Literatuur van het eerste garnituur mag uitmunten in rake sfeerbeschrijvingen, psychologisch inzicht en een virtuoze stijl, op celluloid blijft er van die kwaliteiten meestal weinig over.

De ironie wil dat populair proza de beste grondstof voor een scenario vormt. Schrijvers van misdaadromans en andere genreboeken grossieren niet in filosofische prietpraat of psychologisch geneuzel, maar gaan recht op hun doel af. Spanning, herkenbaarheid en een aansprekende couleur locale zijn voor hen belangrijker dan diepzinnigheid en verfijning. En als ze ook nog filmisch schrijven, in korte pakkende scènes, liefst vanuit wisselend perspectief, dan scheelt dat een hoop werk bij de adaptatie.

Scenarioschrijvers willen een roman die leest als een rudimentair draaiboek, liefst met veel feitelijke informatie over het idioom, de kleding, de houding en de tics van de personages. De dialogen moeten lekker bekken, humoristisch en sprankelend zijn, het verhaal moet spanning en vaart hebben. En de personages kunnen het best een tikkeltje vlak en stereotiep zijn, zodat de acteurs nog enige eer kunnen behalen aan hun werk. Het is misschien een enorme uitdaging om Jozef K. of Madame Bovary te spelen, maar je moet wel van heel goede huize komen om de kritiek met je vertolking te kunnen verrassen.

Natuurlijk zijn er tal van beroemde voorbeelden, die de stelling ontkrachten dat een meesterwerk uit de literaire canon onbruikbaar is voor een scenario. Zijn er geen prachtige films gemaakt van Karakter, Der Blechtrommel en The Great Gatsby? Jazeker, maar het aantal mislukkingen - meestal pretentieuze art-housefilms die maar niet willen boeien - is vermoedelijk veel groter. Zodoende branden de meeste regisseurs liever niet hun vingers aan de bewerking van een sacrosancte tekst. Nouvelle Vague-regisseurs uit de jaren vijftig hadden al door dat een Serie Noir-verhaal van James M. Cain of David Goodis dankbaarder is om te verfilmen dan een filosofische roman van Camus of Sartre.

De Amerikaanse misdaadauteur Elmore Leonard (1928) lijkt bijna uitgevonden voor Hollywood-regisseurs die verlegen zitten om een verfilmbaar boek zonder literaire pretenties. Hij schrijft doeltreffend en visueel. Zijn stijl is laconiek, grappig en rauw. Geen wonder dat er al op 27 van zijn 33 romans een optie is genomen. Elf boeken, drie korte verhalen en een origineel scenario van Leonard werden met wisselend succes verfilmd. John Travolta maakte een adaptatie van Get shorty. Quentin Tarantino ontfermde zich over Rum Punch en hertitelde het tot Jackie Brown. Middelmatige acteurs-regisseurs als Ryan O'Neal en Burt Reynolds vergrepen zich aan The Big Bounce en Stick en bewezen daarmee dat een spannend boek niet automatisch een geslaagde rolprent oplevert.

Leonard is 'hot property' in Hollywood. Zijn verhalen over slecht gehumeurde kruimeldieven, gelegenheidsmoordenaars en gangsters smeken bijna om verfilming. Hij is zo bedreven in het bedenken van vlijmscherpe dialogen dat menig scenarioschrijver ze nog alleen maar een beetje hoeft in te korten. Verder imiteren de veelal verknipte personages in Leonards boeken zo graag beroemde filmsterren, dat een casting-director meteen voor zich ziet welke acteur het geschiktst is voor deze of gene rol.

Schokkende pretenties heeft Leonard nooit gehad. Toen hij als middelbare scholier het feuilleton All Quiet on the Western Front in de Detroit Times las, stond zijn besluit meteen vast: hij wilde schrijver van cowboyverhalen en western-scenario's worden. Tijdens zijn studie Engels en Filosofie imiteerde hij vlijtig de stijl van destijds populaire auteurs als Hemingway en Nathanael West. In 1949 ging hij voor een reclamebureau werken. Als copy-writer leerde hij wervende teksten voor folders en brochures maken. In zijn vrije tijd schreef hij cowboyverhalen die hij aan Zane Grey Western, The Saturday Evening Post en talloze pulpbladen wist te slijten. Van 1953 tot 1961 produceerde hij ongeveer dertig verhalen en vijf romans. Twee westernboeken verkocht hij aan de filmindustrie. Een daarvan, de roman Hombre, werd door The Western Writers of America uitgeroepen tot een van de vijfentwintig beste westernboeken ooit verschenen.

In 1961 nam hij ontslag bij het reclamebureau. Voortaan zou hij zich volledig aan het schrijverschap wijden. Maar om in zijn onderhoud te kunnen voorzien, bleef hij op bestelling scripts voor educatieve films en bedrijfsdocumentaires, advertentieteksten en foldermateriaal leveren. Toen filmmaatschappij Twentieth Century Fox in 1966 een fors kapitaal voor de rechten op Hombre neerlegde, kon hij eindelijk full time romancier worden. Er was echter één probleem: de Amerikaanse markt voor wildwest-verhalen was vrijwel opgedroogd. De televisie had de western geannexeerd en er een burgerlijk vermaak van gemaakt. Veelbekeken series als Bonanza en The Virginian zogen de lezers van de western-pulpbladen weg, waarna ze een voor een het loodje legden.

Leonard besloot zijn aandacht te verleggen en koos voor de misdaadroman. Zijn eerste proeve van bekwaamheid werd Mother, this is Jack Ryan. Aangezien zijn literair agente ziek was, stuurde zij Leonards manuscript door naar H.W. Swanson in Hollywood, de legendarische vertegenwoordiger van Scott Fitzgerald, Faulkner en Chandler. Kort daarna kreeg hij een telefoontje. 'Heb jij dit geschreven?,' vroeg Swanson ongelovig. 'Ja, natuurlijk,' antwoordde Leonard. 'Jongen, ik ga je rijk maken,' zei de literair agent en bestookte vervolgens tal van uitgeverijen met het manuscript. Ondanks zijn inspanningen werd Mother, this is Jack Ryan 84 keer afgewezen. Uiteindelijk hapte pocket-uitgeverij Gold Medal toe en verfilmde Warner Brothers het verhaal. In een koortsachtig tempo schreef Leonard hierna de ene misdaadroman na de andere, waaronder bestsellers als Fifty-Two Pickup, Stick en LaBrava. Een groeiende schare lezers verslond zijn nieuwe boeken. In de jaren zeventig had hij de status van cult-auteur bereikt.

Met de verschijning van Glitz (1985) brak Leonard definitief door. De toonaangevende critici konden niet meer om hem heen. Hij kreeg een waarderende coverstory in Newsweek en besprekingen in de serieuze literaire bijlagen. Ook viel hij steeds vaker in de prijzen. Leonard werd driemaal genomineerd voor de prestigieuze Edgar Allen Poe Award, ontving de Grand Master Award van The Mysterie Writers of America en de Hammett Prize voor Maximum Bob (1991). Op zijn pensioengerechtigde leeftijd is Leonard het soort misdaadauteur geworden, dat door critici bewierookt wordt en waarmee een schrijver als Martin Amis - die hem een volbloed postmodernist noemt - graag koketteert.

'Ik houd niet van dikke boeken,' merkte Elmore Leonard ooit op. 'Ik ben drie keer tot bladzijde 30 van Schuld en Boete gekomen. Te veel woorden.' Deze ontboezeming kan als zijn literair credo gelden. Hij is de meester van het uitgebeende proza. Soms heeft zijn stijl kraak noch smaak, dan weer fonkelen en spetteren zijn zinnen. Leonard: 'Ik heb al mijn bijwoorden opgebruikt toen ik autofolders voor Chevrolet schreef.'

Economisch schrijven leerde hij van Hemingway, ofschoon hij diens levenshouding allerminst deelde. 'Ik nam mezelf niet zo serieus als Hemingway. Volgens mij is je stijl en je stem een uitvloeisel van je mentaliteit. Wanneer je optimistisch, humoristisch of knorrig bent, komt die sound vanzelf in je schrijfstijl. Dus ging ik op zoek naar schrijvers die humor in hun werk stopten zonder dat ze grappige boeken maakten.' Behalve door de hier onbekende schrijver Richard Bissell, liet hij zich inspireren door James M. Cain - geen echte humorist, maar wel wrang-komisch in zijn dialogen - en Ed McBain, die een hele serie verdienstelijke politieromans schreef.

Maar van doorslaggevende betekenis voor zijn stijl en compositietechniek was het werk van de advocaat George V. Higgins, die in de jaren zeventig furore maakte met The Friends of Eddy Coyle en Cogan's Trade. Higgins ontpopte zich als een vernieuwer van de hardgekookte roman en een writer's writer, wiens eigenzinnige schriftuur ook zijn sporen in het zo bejubelde werk van James Ellroy heeft achtergelaten. Hij vergruizelde het traditonele imago van de misdadiger en introduceerde een collage-achtige verteltechniek.

Leonard ontdekte bij Higgins dat het onderscheid tussen good and bad guys futiel is geworden. Met de mythe van de gangster als gewetenloze moordenaar of slachtoffer van het systeem maakte Higgins korte metten. De leden van de mob zijn bij hem geëvalueerd tot criminele entrepeneurs. De privé-detective als asfaltridder en hoeder van de moraal komt in zijn werk niet meer voor.

Leonards leermeester schreef consequent vanuit het perspectief van kruimeldieven, huurmoordenaars en bankrovers. Zo'n aanpak vraagt om inlevingsvermogen in de mentaliteit van de penoze. Wie criminelen geloofwaardig wil portretteren, moet als een Balzac in de onderwereld afdalen en het vocabulaire van zijn protagonisten door en door kennen. Legde Higgins zijn oor te luister bij de criminelen van Boston, Leonard gebruikte voortaan in zijn werk het arbeidersidioom van de industriestad Detroit, waar hij het grootste deel van zijn jeugd doorbracht. De scheidslijn tussen legale en criminele activiteiten is bij Higgins zo vaag geworden, dat je vaak niet meer kunt uitmaken wie de kluit belazert. De oppassende burger is niet rechtschapen, hij houdt zich uit angst of berekening aan de wet. De misdadiger opereert volgens een eigen code. Moorden, afrossen en bedrog zijn voor hem legitieme methoden om te overleven. Wie het loodje legt, heeft dat aan zichzelf te wijten. Hoe Macchiavellistischer en meedogenlozer boeven handelen, des te sneller maken ze carrière in de onderwereld. Succesvolle criminelen vertonen dan ook opmerkelijke overeenkomsten met captains of industry en geslaagde topmanagers. Het zijn dynamische en zelfverzekerde lui die op het scherp van de snede leven. Als het moet slaan ze meedogenloos toe. En natuurlijk zijn er net zoals in het gewone leven de vele losers, beklagenswaardige sukkels, die noch het talent, noch de wil hebben om zich een weg naar de top te vechten. Specimina van de laatste soort zijn dan ook rijk vertegenwoordigd in het werk van Leonard.

Dat Leonard zijn huiswerk goed heeft gedaan bij het bestuderen van George V. Higgins blijkt zonneklaar uit zijn losse stijl en naargeestige visie op de onderwereld. Geen alleswetende verteller of innemende hoofdpersoon ontvouwt de intrige. Het zijn de dialogen, die ons legpuzzle-gewijs inlichten over de verhaalontwikkeling, de karakters en de conflicten. En dat in strak afgebakende scènes, precies zoals in een film. Het verhaal is gereduceerd tot een serie gesprekken, gekruid met volkse humor, obsceniteiten en cynisme. Het commentaar op de handeling is karig, zo niet afwezig. Leonard lijkt op een nederige geluidsmonteur, die flarden tape met gesprekken tussen criminelen aan elkaar heeft gelast.

Die werkwijze heeft Leonard dus van zijn grote voorbeeld afgekeken. Maar hij ging verder en populariseerde Higgins stijl door welbewust af te zien van ingewikkelde karakters of moeilijk taalgebruik. Het gevolg is dat Leonards popcornproza soms middelmatig smaakt, maar je blijft er wel van eten. Deze auteur wil niet behagen of de literaire smaakpapillen kittelen. Het enige wat bij hem telt is het opzwepende ritme van de zinnen, de geur van authenticiteit en het onvoorspelbare geweld. Het is popliteratuur in de beste betekenis van het woord.

Elmore Leonard is vooral de auteur van de snel geschreven misdaadroman vol onverhoedse gebeurtenissen en absurd geweld. De jagers kunnen opeens prooi worden en vice versa. Partners in crime schieten elkaar - als dat even zo uitkomt - schouderophalend neer, gewoon, alsof ze een vuiltje uit hun oog halen. De personages preken chaos en geweld. Hun moraal is uiterst primitief. Het is eten of gegeten worden. Ze staan voortdurend op scherp. Een verkeerde beweging of een moment van onoplettendheid en ze zijn er geweest. Die verhoogde vorm van waakzaamheid geeft een elektriserende spanning aan zijn boeken.

Maar wat het meest fascineert in zijn werk en wat Hollywood-regisseurs als Quentin Tarantino in extase moet brengen, zijn de overvloedige verwijzingen naar de wereld van de filmindustrie, de popmuziek en de showbusiness. Neem Ransom, Get Shorty, Out of Sight of om het even elke andere Leonard-titel, en telkens weer valt op hoe bij deze schrijver het leven de kunst imiteert. Zijn criminelen hebben geen vastomlijnde identiteit, maar kiezen rolmodellen, liefst Hollywood-sterren, die ze in houding, kleding en spraak imiteren. Die puberale onzekerheid van zijn personages is zowel angstaanjagend als vervreemdend. Niemand is wie hij lijkt. Elk personage is een gevaarlijke fantast.

Als Leonard één filosofie verkondigt, dan wel de idee dat de wereld een verraderlijk spel van schijn en wezen is. In zijn laatste roman, Cuba Libre, trekt hij deze lijn door naar de politiek, net zoals James Ellroy (American Tabloid) en George V. Higgins (City on a Hill), die eerder de era van president Kennedy of het gekonkelefoes van politici in Washington als onderwerp kozen. De goeden en de slechten zijn in Leonards roman over de Spaans-Amerikaanse oorlog van 1898 even grappig, slim en briljant. Tussen goed en fout bestaat vrijwel geen onderscheid meer. Het bestaan is een gigantische criminele samenzwering geworden.

Zoiets mag opwindend zijn voor lezers die zo paranoïde zijn dat ze overal geheime bondgenootschappen vermoeden, op den duur wordt zo'n metafoor voor mij al te gezocht. Het is dan ook te hopen dat Leonard weer terugkeert naar zijn oude stiel. Slechte romans zijn er immers al genoeg. Dat zullen zelfs Hollywood-regisseurs als Quentin Tarantino beamen.


Alle genoemde Leonard-titels en het door Tarantino verfilmde Jackie Brown alias Rum Punch (F 24.90) verschijnen bij uitgeverij Holkema & Warendorf. De Engelstalige edities worden geimporteerd door Penguin Books. Het werk van George V. Higgins is hier en daar nog verkrijgbaar in de ramsj.

 

 

TERUG NAAR BEGIN PAGINA
HOME

OVERZICHT ALLE AUTEURS

OVERZICHT LEESTEKSTEN