Sint
Jan
De
kathedraal vol dode wierookgeuren
ligt
met zijn schip verankerd in de stad
zoals
eens Noah's ark op Ararat
gestrand,
herademend met open deuren.
Ontkomen
aan de zondvloed van de tijd,
voor
ons gered nabij de groene golven
der
bomen, - met de kiel door zand bedolven
blijft
hij tot nieuwe afvaart toebereid:
een
tweemastschip geloof voor wie niet meer
over
de diepzee liefde durven lopen.
Slechts
wie dit leven met Zijn dood bekopen
draagt
het tot Hem achter de laatste sfeer.
