INHOUD GESCHREVEN STAD DEN BOSCH
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
SPECIAAL
BRABANTS
INTERVIEWS

 


GESCHREVEN STAD DEN BOSCH - 20 BRABANTSE DICHTERS OVER 'S-HERTOGENBOSCH - IN DRIE DELEN

DEEL 1: URBS SUPRA MONTEM POSITA

Paul Vlemminx

Oeteldonk

 

De Grote Markt raakt vol geschal

van de muziekskes uit de stegen.

Boer Knillus en feroen staan al

te wachten op wat komen zal:

het vastenavondlijk bewegen

drie dagen lang op alle wegen.

 

Sinds eeuwen trekt het Bossche volk

rijk-uitgedost en uitgelaten

- bij zonneschijn of nevelwolk -

met carnaval als gulle tolk

der levensvreugde langs de straten.

Een Bosschenaar kan dat niet laten.

 

Want geen banbliksems uit Den Haag

van stijve harken, Hoge Heren

heeft ooit dit feest tot op vandaag

uitroeien kunnen. Maar ik vraag:

wie heeft zo'n zotheid in zijn kleren

dat hij de lentevreugd wil weren?

 

Wij trekken rond, wij zingen luid,

wij laten ons door niets vermoeien.

Wij weten wat het feest beduidt

dat blij de wintertijd besluit.

Wij zullen 't leven niet verfoeien

en nooit het levensfeest verknoeien.

 

En Gerritje zo lief en zoet

zit aan den oever van de Dieze

te wachten wat met fier gemoed

haar d'eerste boer de beste doet:

een carnavalskus zonder kniezen

is onverbloemd nu haar verkiezen.