Het
was een vraag in de Grote Tilburg Quiz, in de eerste ronde die in Zaal
16 werd gehouden. Stadswandelaar en aspirant stadsdichter Ko de Laat
kwam in beeld en liep door de Stationsstraat. Hij bleef staan tegenover
een voormalige bakkerij. Er werd een close up getoond van de gevelsteen
met drie woorden: Ze Zijn Er. Ko stelde de vraag: wat werd er bedoeld,
wie zijn of waren er, of wat is of was er?
Ik
weet nog dat ze er waren. Elke dag vers. De bakker heette Marijnen, en
ik heb ze vaak gekocht, meestal twee per keer: worstenbroodjes. Het zal
aan het eind van de jaren ’70 geweest zijn. Nadat de bakker en zijn
vrouw de zaak hadden gesloten, heeft er enige tijd een soort galerie met
extravagante meubels in het pand gezeten. Nu is er een telefoonzaak waar
je goedkoop kunt opbellen naar verre landen. Maar de drie woorden in de
gevel zijn er nog steeds.
Op
een steenworp afstand, in de voormalige restauratie van het centraal
station in Tilburg, heeft een horecazaak zijn deuren geopend. Hij heet
Breexz, en ze serveren er, zo las ik in het krantenverslag, ‘foodz’
en ‘drinkz’. Bijvoorbeeld wrapz, noodlez, cognacz, en party-drinkz.
Als ze bij Breexz net zo creatief koken en bakken als ze origineel
schrijven, zit het wel goed. Het artikel deed me denken aan de jaren dat
hier nog de stationsrestauratie huisde, waar ik mezelf elke donderdag
tussen de middag op een uitsmijter trakteerde.
Na
lezing van het artikel over Breexz dacht ik aan Ze Zijn Er, en
plotseling drong het tot me door dat er geen straat in Tilburg is die
mij, om met Wim Sonneveld te spreken, zoveel voedsel verstrekt heeft als
de Stationsstraat. Meer dan tien jaar lang heb ik vanaf 1977 enige dagen
per week in die straat gewerkt, en hoewel mijn menukaart van die jaren
zeker niet op de haute cuisine was afgestemd, ben ik geneigd het voedsel
uit die tijd te verheerlijken tot het smakelijkste worstenbrood, de in
de prikste dooiers. De nostalgie van de smaak: alles smaakt beter uit de
magnetron van het geheugen.
Mijn
culinaire biografie van de Stationsstraat zou moeten beginnen in de
vroege jaren zestig, toen een oom van me elke vrijdag bij ons kwam
logeren. Steevast trakteerde hij ’s avonds op loempia’s, en ik mocht
ze mee gaan halen bij het Chinees restaurant schuin tegenover Ze Zijn
Er. Momenteel zit er een shoarma-zaak in, en ook daaruit heb ik lange
tijd wekelijks broodjes betrokken, samen met een collega die net als ik
niks om broodtrommeltjes gaf. Ik zou een hoofdstukje moeten wijden aan
de mosselen van Central, dat in die tijd beheerd werd door mijn buurman,
maar gezien de ruimte blader ik door naar Piccadilly, dat bij de
kruising met de Noordstraat gevestigd was, en waar nu een eetcafé is.
Voor een deel was het een automatiek, maar waar het mij om ging waren de
broodjes met garnalen- en zalmsalade. Ik meen dat de eigenaar bakker was
en dat hij de broodjes zelf bakte, maar de eer komt in dit geval
hoofdzakelijk de dame toe die de salades naar eigen receptuur
vervaardigde. Zo’n broodje eten was pure wellust.
Ze
zijn er niet meer. Maar als ik wil, proef ik ze nog steeds. Dan is de
Stationsstraat weer even de lekkerste straat van Tilburg. Met zijn
worstenbroodjes, loempia’s, salades, en uitsmijters. Of misschien moet
ik zeggen: worztenbroodjez, loempiaaz, zaladez, en uitzmijterz?
Zacht
en smeuďg: Ztationzztraat.
|