INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Transvaalplein - door Marg Vlemmix

De kerk van Broekhoven I in de rug.

De kerk, met aan weerszijden van de hoofddeur twee grote leeuwen.

Ieder kind wat naar de kerk is gegaan heeft een poging gedaan er op te zitten.

Meestal mocht dat niet van de ouders. Zo ging dat toen nog.

In de kerk was een prachtig geschilderde koepel, God keek van bovenaf op je neer, vergezeld van vele engelen.

Niet talmen, de kerk uit en naar buiten!

Tegenover de kerk aan je linkerhand het stoffenwinkeltje van Miet Loos.

Rechts de friteszaak van Pietje, en een bakkertje, een klein mannetje dat met zijn vrouw en kindjes boven de winkel woonden.

Daar heb ik voor de eerste keer van mijn leven een tweeling gezien, piepklein en samen in een ledikantje.

De Voltstraat in, aan de linkerkant de toegangspoort van de Volt, daar tegenover verschrikkelijk kleine huisjes waar grote gezinnen woonden.

Ik herinner me een mooie vrouw met mooi rood lang haar, volgens mij kwam daar ieder jaar een kindje bij!

Iets verder woonde Bannie, een grote jongen die Down had. Wij plaagden hem wel eens, en vonden het een uitdaging om hem hard rennend achter je aan te krijgen, wij konden harder lopen!

Dan een oversteek, de Oeverstraat, links de winkel van Boer de Brouwer, een melkhandel, rechts weer een bakkerswinkel.

De oude vrouw die vaak in de winkel hielp had mooie rode wangen en een weelderige boezem.

Het was er altijd warm en het rook er zo lekker!

Dan het huis dat wat terugstond, van de hoofdmeester van de jongensschool.

Het sigarenwinkeltje van Aarts, ze hadden zo’n uitsteeksel van de gevelkachel buiten, je kon net even je blote knieën opwarmen, die waren altijd zo koud,dan waren we bijna thuis.

Links het mooie grote klooster van Ave Maria. De hoofdingang lag recht op het Columbusplein gericht. Maar eerst liep je nog langs de bruidswinkel van Annet van Esch.

Die was een winkel begonnen naast het huis van haar moeder.

Het plein naast je laten, en na de dubbele oversteek begon het TRANSVAALPLEIN.

In mijn jeugd een van de prachtigste pleinen, een mooie brede stoep erom heen, een hekwerk van gaas, met jammer genoeg prikkeldraad erop!

Mooie bomen, struiken en bloemen. Daar tussen gras met een bordje: Verboden het gras te betreden. We hebben ons vaak verstopt tussen de struiken als de wijkagent aan kwam fietsen. Het mocht ook van onze ouders niet, maar er was een hekje wat wel eens opengelaten werd na het maaien…..

Op dit plein ben ik geboren op nummer 10, en ben er opgegroeid de eerste 12 jaren van mijn leven. Het mooiste plein van Tilburg.

Het plein zag er natuurlijk niet zo mooi uit in de oorlogsjaren.

Nu moet ik natuurlijk putten uit de verhalen van toen. In het plein stond tijdens de oorlog een papieropslagplaats.

Die is ooit in de brand gegaan, mijn oudere broers moeten er wel erg veel mee te maken gehad hebben!

Vragen kan ik ze het niet meer.

Op een plein gaan de nummers altijd anders dan in een straat. Ook al wonen er tegenover je aan datzelfde plein ook mensen in huizen!

De nummering loopt gewoon door, niets even of oneven!

Op nr.1 gebouwd in 1935 woonde de Familie van Dooren.

Een heel groot huis met een groot portiek.

De bebouwing was er best gevarieerd aan onze kant, we hadden wel allemaal portieken.

Maar soms leek het of een lege plaats wat later opgevuld is door bijvoorbeeld twee onder een kap, want die staan erbij. Tegen de volgende rij aangebouwd.

Er zijn ingemetselde eerste stenen om het bouwjaar niet te vergeten, met namen van mensen die al niet meer in leven zijn.

Daarnaast woonde Meneer en Mevrouw Reynen, ik weet nog dat hun dochter Rietje geslaagd was als kapster. Het hele plein had feest, en Rietje startte een eigen salon, later kwam haar man Sjef er ook bij. Vanaf toen werd er boven gewoond door ouders en kinderen, en beneden gekapt.

Daarnaast weer woonde mijn vriendinnetje Coby, haar vader werkte net als de mijne bij de Volt. Wel op een andere afdeling.

Bij hen op de plaats zag ik voor de eerste keer hoe een kip geslacht werd en doorrende over de plaats, uiteraard zonder te kakelen. De vader maakte zelfs van de kippenpoot een eng speeltje! Luguber.

Werkgever waarvan ik me de naam kan herinneren zijn voornamelijk Volt, en Schiedamse lederwaren. En iedereen kende iedereen. Met de ene familie was de band intensiever en beter dan met de ander, maar zonder dat de mensen elkaar overliepen waren ze toch veelal op de hoogte van elkaars reilen en zeilen.

Weer iets verder de Familie Wezel, de vader had ooit een erg ongeluk gehad en zijn vrouw was in een nacht helemaal grijs geworden!

Dat maakt grote indruk op mij als kind dat daar uiteraard totaal niet van snapt! Het was waarschijnlijk de toon van het verhaal wat ook zo’n diepe indruk maakte.

En op nummer 8 woonde een klein pittig vrouwtje, Vrouwke Broers.

In mijn herinnering heeft ze nooit een man gehad, ze was vroeg weduwe.

Haar dochter ging bij haar boven wonen toen ze ging trouwen, en kreeg daar haar eerste kind.

Ook toen was er woningnood.

Daarnaast de Familie van Eck, hun astmatisch zoontje, was mijn eerste jeugdliefde op kleuterleeftijd.

Ze kwamen uit Utrecht en waren niet katholiek zoals wij waren.

Zij zongen op zondag bij het orgel waar de vader muziek op speelde, er werd dan gezongen, heel fijn vond ik het daar. Ook de oma woonde bij hen in. Een oudere dikke en vriendelijke vrouw die bijna blind was en constant sokken zat te breien, sokken met gaten, want als je blind bent laat je wel eens een steek vallen!

Het was een gezin met grote zonen, en dan wat van dat jongere spul, een beetje net als bij ons, maar toch anders.

Tot nu toe waren er huizen met een "eigen" poort, maar ook met een lange poort tussen de huizen voor twee, maar ook waar de poortjes van vier huizen op uit kwamen.

Wij woonden tussen een eigen poort, van van Eck, en tegen het volgende woonhuis aan.

Dat hield in dat de keuken en het toilet van de buren tegen die van ons aan lagen.

Natuurlijk waren wij met veel kinderen, maar ik kan me niets herinneren van burengerucht. Aan de andere kant- de familie Nabbe, daar hadden ze grote jongens en maar één meisje. Mevrouw Nabbe heeft me enkele uren na mijn geboorte naar het Elisabeth Ziekenhuis gebracht omdat mijn moeder daar na de bevalling opgenomen was.

Thuis geboren, en dan nog je eerste dagen door de nonnen verzorgd worden!

Volgens mij heeft het weinig of geen invloed gehad.

Wij deelden dus met vier buren de poort, in de poort aan de tuinkant van Nabbe zat een flinke spleet in de betonnen schutting. Én ze hadden er een grote hond, ik was als de dood voor het dier. Maar die spleet was ideaal om mijn boterham die ik mee terug bracht door de spleet te mikken!

Kraaide geen haan naar!

Wij hadden achter het huis een kippenhok, en een volière, ook een hond, en een grote perenboom tegenover "het schop". Tussen de schutting en muur van de bijkeuken zat een dikke metalen kloplat/ buis voor de matten.

Dan kwam je de achterdeur binnen naast de bijkeuken, het toilet was in het halletje. Ik weet nog dat daar spoeling in kwam! In de bijkeuken het gietijzeren ligbad waar je met drie of vier kinderen in kon, dat werd later vervangen door een douchebak met een heuse douche.

Moeder kookte daar de was op een hele grote gaspit. En dan ging alles in een grote wadmachine met zo’n vleugel/vin onderin, en een wringer waar je met je vingers tussen kon komen.

Niet voor kinderhandjes dus!

Ook de overgang naar aardgas is niet onopgemerkt aan me voorbij gegaan.

Het hoorde helemaal bij die tijd, net als de "dames" die in het weekend de huur op kwamen halen. Alleen, een echt weekend was er toen ook nog niet, we moesten op de zaterdagmorgen nog naar school, en ook op de Volt werd gewerkt.

Weer wat verder lopen, daar was de fietsenwinkel van van Brunschot.

Ook daar woonden opa en oma met het gezin van de zoon boven de winkel.

Als kind moesten wij vaak lachen omdat de rijwielhandelaar een baby-broek droek!

Dat vonden wij! Gekke meiden!

Een spijkerstoffen werkbroek met galgen!

Ook daar hadden ze een hond, een grote, ze heette Patty. Ooit zag ik dat ze eten kreeg, brood met worst, sausice, jaren later noemde ik het nog Patty worst!

Daarnaast de familie Boonman, ook al kinderrijk.

En dan de familie Palm.

Meneer Palm was ieder jaar Sinterklaas op de Volt, maar dat wisten wij dus niet!

Dat waren grandioos mooie vieringen met tafels vol met cadeau’s, dat vergeet ik nooit meer.

Per leeftijdscategorie mocht er gekozen worden van een bepaalde tafel, maar uiteraard moest je eerst bij de Sint komen.

En die wist ook altijd van alles van ons te vertellen… hoe kon hij het weten?

Ome Piet Palm, wat moet die man genoten hebben van de uitdrukking op onze snoetjes!

Op de hoek woonde Meneer Vermeulen, hij was iets belangrijks bij de Volt, dat wist je gewoon. Personeelschef. Zijn dochters speelde tennis op het trottoir rond het plein, wij waren aan het hinkelen, elastieken, rolschaatsen of met de diabolo aan de gang.

Dan moest je weer oversteken en daar woonde op de hoek de Familie v.d. Burgt, hun zoon was vliegenier.

Dat sprak nog eens tot de verbeelding, als er een vliegtuig boven ons hoofd draaide of cirkelde werd er al snel bijgezegd: dat is vast de zoon van v.d. Burgt!

En daar was dan iets verder de drogist.

Er stond een weegschaal in de hoek van de toonbank, en je kreeg er soms een dropje.

Het rook er ook anders, en ze hadden heel veel dingen waar je niet van begreep waar het allemaal voor was bedoeld.

Dan schuin naar links ging het plein verder. Een gevaarlijke oversteek, dus dat mocht niet zomaar. Het was ook niet nodig, we hadden genoeg ruimte aan onze eigen kant.

Die enkele auto die er was stond niet in de weg!

Veel mensen en kinderen kenden we daarom ook niet aan die kant van het plein.

Er zat een slijterij, waar je wel eens met vader naar binnen mocht. En een sigarettenwinkeltje, en een beetje daar tussen woonde een mevrouw die briefjes verkocht in de voorkamer.

Later werd me duidelijk, het waren staatsloten verkocht door Mevr. Miet Puyenbroek, ik was een beetje bang voor haar. Ze maakte toen al indruk.

Op de hoek was een snoepwinkeltje, de voordeur was net om de hoek heen, dus het heette daar waarschijnlijk net geen Transvaalplein meer.

Het was een uitzondering, maar we mochten er wel eens snoep kopen voor een stuiver.

Dan weer zo’n gevaarlijke oversteek, schuin de andere kant op.

Daar zat op de hoek Slager Voets, een man met een enorme mooie snor met gedraaide punten. Hij was altijd erg vriendelijk met van die mooie blauwe twinkeloogjes.

Hij won in die tijd prijzen met zijn rollades en worsten. Ook daar waren kinderen, jongens en één meisje, ze had vlechten met de mooiste strikken erin, de mooiste van het hele plein.

De jongens zongen in het kinderkoor, een van de mooiste jongenssopraan die ik ooit gehoord heb, je kreeg er kippenvel van.

Ook had de slager een hond, een groot soort teckel, donkerbruin: Jeroentje.

Waar dat –tje- op sloeg, onbegrijpelijk, het was gewoon een grote teckel.

Die maakte de hele buurt onveilig, waar maar een loops hondje was lag Jeroentje Voets dagen voor de deur geduldig te wachten.

En toen Jeroen zo oud was dat het lopen niet meer snel ging en hij wilde met alle geweld naar de overkant was er niets aan de hand.

Iedereen hield gewoon rekening met de hond, zelfs de vrachtwagen van de Volt stond stil en reed pas verder als Jeroen zijn bestemming had bereikt!

Jeroen is erg oud geworden…

Dan hield na een rijtje van diezelfde huizen de vaste lijn op. Er stonden enkele erg kleine onooglijke huisjes die erg armoedig aandeden, wel hadden ze een hele grote hof achter het huis, lang en smal.

We hebben er volgens mij eens eieren gekocht, van deze bewoners kan ik me totaal niets herinneren.

Daarna was het plein weer aan het overgaan in het Ave Maria klooster. De keukens en de varkenskotten stonden aan die kant van het plein, achter de grote zijpoort.

Bij de deur van de keuken kochten we bij de "jam pater" geregeld een groot blik jam. Daarmee vulde moeder dan weer de potjes thuis. Als de varkens opgehaald werden hoorde ik ze vaak schreeuwen als ze de vrachtauto in gingen, een tijdje sliep ik aan de voorkant van het huis.

Met naast mij in hetzelfde bed het kleinste broertje, lekker warm in de winter.

Want verwend waren we niet als je dat met nu vergelijkt.

Op de zolder, zonder isolatie, het woord zelfs bestond nog niet eens! Daar sliepen zusjes, er stonden weckpotten met heerlijke inhoud, er werd was op gehangen, er hing een schommel, en er stond een afgedankte wieg, kinderwagen en box.

In de winter kregen we voetenzakken mee naar bed. Gemaakt van oude wollen dekens die eerst opgewarmd waren bij de kachel. De ijsklompen die aan je benen hingen, ze noemden dat voeten- waren nog niet op temperatuur als de zak alweer afgekoeld was.

De kleinste of de ziekste kregen een jeneverkruik mee, gevuld met heet water…levensgevaarlijk!

En ook de elektriciteitsmeter met munten herinner ik me. Die moesten op tijd bijgevuld worden.

We waren met velen, en het woord "vervelen" kenden we ook niet.

In de zomervakantie, ik denk rond de kermisdagen was er voor de melkbezorgers ook iets van vrije dagen. Er stond dan op de hoek van het plein een vreemde melkboer met zijn waar.

We werden er door moeder op uitgestuurd om melk te halen, ook voor de vrouwen net als Vrouwke Broers die wat moeilijk liep. Meestal geen "losse melk", anders moest je ook nog de pan meenemen!

Soms hadden we er lol om, vaak liepen we te balen- ook dat woord was er niet!

Het rare was als je van zo’n melkboer de groeten moest doen aan je moeder, en die beweerde hem niet te kennen. En dat dan het gelach niet van de lucht was als hij de volgende dag de groet herhaalde!

Je stond compleet voor joker, maar snappen deed je het niet!

Ook kwam ieder week de meneer van De Gruyter met een boekje.

Hij schreef bij moeder aan de keukentafel op wat ze nodig had en kwam dat de week daarop bezorgen.

Net als de bakker, de schillenboer, en de man met kneukels een normaal verschijnsel waren.

Ze waren er iedere week.

Wat een hoop "vreemde" mannen kwamen er toen eigenlijk over de vloer bij de huisvrouwen van toen!

En dan kan iedereen beweren dat het vroeger echt niet beter was dan nu, maar toch heb ik nooit meer de goede sfeer meegemaakt die in die tijd gewoon was, in mijn jeugdjaren wonend aan het Transvaalplein 1952-1964.