Mensen
vroegen haar wel eens, of ze geen pijn in haar nek kreeg van dat alsmaar
naar boven staren. Maar ze kon zich niet herinneren ooit anders naar de
wereld te hebben gekeken. Het kostte haar meer moeite om haar ogen op de
grond voor haar te laten rusten als ze op straat liep. Ze snapte niet
wat iedereen ertoe bracht op ooghoogte te blijven steken. Ze zou het
zelf niet anders willen: waarom zou ze naar beneden kijken als er boven
haar zoveel moois te zien was?
Daar
komt ze weer. Elke week rond dezelfde tijd. En altijd kijkt ze strak
omhoog. Daarom haal je haar er meteen tussenuit. Hoe druk het ook is.
Een verademing, tussen al die rennende mensen; ze kijken niet op of om.
Zo anders dan diegenen die bij de FEBO stilstaan - met hun gezicht op
hun eten gericht.
De
Heuvelstraat. Ze begreep niet dat er elke dag zoveel mensen doorheen
liepen, zonder ook maar een blik naar boven te werpen en te kijken hoe
de verschillende gevels boven de winkelfilialen er uitzagen. Je waande
je, als het je lukte om de storende invloed van de schreeuwerige
uithangborden en winkeletalages uit te bannen, in een zeventiende-eeuwse
patriciërswijk.
Elke
keer is het weer spannend; zal ze komen? En dat op onze leeftijd. We
lijken wel gek. Op een gegeven moment wordt het je houvast. Nooit stelt
ze ons teleur.
Nog
een kleine bocht. Hoe kon iemand de 14 klokken boven de juwelierswinkel
nu missen? Mensen leken het niet eens te horen wanneer ze begonnen te
spelen. Behalve dan misschien een enkeling, een oma met klein kind. Het
moment dat ze zelf kinderen kreeg, was het enige geweest waarop ze
serieus overwogen had haar manier van leven te veranderen. Kinderen zijn
zo klein, bewegen laag bij de grond en zijn niet goed in de gaten te
houden als je steeds je ogen op de lucht gericht hebt. Verder had ze
nooit meer getwijfeld.
Daar.
De poppen. Het leek elke keer alsof ze speciaal voor haar dansten.
We
hebben lang getwijfeld of we er nog mee door moesten gaan. Vroeger
hadden we meer publiek. Dan stonden er tijdens ons optreden aan één
stuk door hele groepen met open mond te kijken. Nu vliegt iedereen
voorbij. We doen het alleen voor haar. Ze heeft ons nog nooit in de
steek gelaten. Als zij er niet iedere week zou staan, zouden we er
allang mee opgehouden zijn.
"Jij
loopt al met je hoofd in de hemel", had iemand haar eens gezegd.
Misschien wel. Ze hoopte dat daar de klokken op eenzelfde manier werden
geluid.