INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Hart van Brabantlaan - door Michiel Leenaars

 

Vroeger ging ik iedere dag meestal wel naar de Katterug, naar dat donkergrijze bordes voor dat betimmerde gebouw, weet je wel. Dat was ook wel leuk, want daar liepen allemaal van die nerds met linnen tassen en maffe koffers te sjouwen. Tegenwoordig zitten we met een vast clubje bij de miniramps onder het spoor. Wel handig hoor: als we een fles cola of een blikje pils en een zak chips willen hebben, skaten we gewoon even naar de grote Ap. Meestal leggen we wel een wedje om de Marco Borsato-punten die bij de chipsen zitten. Eerst vonden we het gewoon wel lullig om te doen, maar iedereen heeft wel een zus of een nicht die je ermee kan chanteren. Van zichzelf mogen al die uitgehongerde anorexia-konijnen namelijk geen snacks en snoepgoed kopen, dus zijn ze daarvoor afhankelijk van ons. Zo hebben die stomme Borsato-miles dus nog een marktwaarde ook. Onze Nathalie heeft me laatst ook al gevraagd om voor haar een kaartje te scoren. Ik had er eerst bijna genoeg, maar toen deden we double or nothing en toen was het nothing, dus dan begin je weer helemaal op nul.

Die nieuwe plek is best wel vet, want je hebt met niemand geen fuck te maken. Op de oude plek hadden we wel eens last van ruziezoekers, nu is het allemaal wat meer relaxed. We proberen wat nieuwe jumps uit en we dissen weleens een fietsertje. Meestal heeft er wel iemand een taperecorder en wat van de Osdorp Posse of de Travoltas bij, die zijn echt goed. Mijn neef heeft nog met Perry en - hoe heet die bassist - op school gezeten, maar toen was het volgens hem nog niet zo veel. Hij heeft beloofd me een keer voor te stellen, maar dat zegt-ie nou al een jaar. Als het regent, gaan we onder het viaduct lekker een blowtje leggen. De kleinere kids gaan dan vanzelf naar huis, dus dan kan het, hè. Zo'n natte herfst is trouwens echt niet goed voor je prestaties op school, soms lig ik de hele nacht te trippen.

Laatst hadden we een nieuwe jongen die streetwise wou zijn, en die met zijn bakkes snoeihard tegen de grond ging. Van buiten zag het er allemaal nog wel redelijk gaaf uit, maar van binnen was het toch niet helemaal goed. De vader van Marc werkt bij het Elisabeth, en volgens Marc moesten we hem stil laten liggen en aan de praat zien te krijgen. We vroegen hem waar-t-ie was, en hoe-t-ie heette, enzo, en toen zei die pas na een hele tijd: "Rudy. Rudy van de Zande." Het stomme is dat wij nu allemaal van onze moeders van die mietige helmpjes op moeten, omdat zo'n piemelhoofd een beetje de achterlijke mongool denkt uit te kunnen te hangen. Heb je wel eens geblowd met zo'n hoofdbeschermer op? Het is net alsof er een stoomwals op je schedel stil staat, zeker als er dan ook nog net een trein over het viaduct bonkt. Nou ja, misschien is het wel beter zo, van die Rudy hebben we sindsdien niets meer gehoord.