INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Hagelkruisplein -door Charles Vergeer

 

Ik had er nog nooit van gehoord en verbasterde het woord later nog vaak. Een stad met een griezelige voorkeur voor straatnamen als Superior De Beerstraat zou die er niet ook een hakenkruisplein op na kunnen houden? Pas van echte roomsen, doorgaans goed doorkneed in heidense gebruiken, hoorde ik dat een hagelkruis de voorganger was van de hedendaagse hagelunie. Geen van beide is echt afdoende.

Kunt u zich nog herinneren dat wij eerst een treinstel waren? De vorige afleveringen gemist? Ga dan maar eens naar de buren in hun stapel oude kranten neuzen.

Wie verliefd wordt op een Brabants meisje krijgt er veel meteen bij. De ouders kwamen uit een gezin van dertien en zelf was ze grootgebracht op de boerderij 'met zijn tienen'. De jongste had, tot verwondering van de hele familie, blijvend het evenwicht verstoord: de zesde zus!

Als Hollander rekende ik buiten de waard. Verliefd worden is geen zaak van alleen maar de eigen voorkeur volgen: de raad van zussen dient geraadpleegd. Als een soort sollicitant dient 'den diečn nei vreier' voorgeleid te worden.

Aarzelend had Will die avond gezegd wat eerder weg te moeten. 'Hij' zou komen.

"Laat je 'm zien?" vroegen de zussen.

"Nou, dát weet ik nog niet, hoor. Dáár zijn we eigenlijk nog niet aan toe."

Nog niet aan toe? Toe nou, dát was gezeur, oordeelde de Grote Raad van Zussen. Er werd ingegrepen. Grof geweld werd niet geschuwd en het resultaat was dat de auto vertrok met de mij nog onbekende 'Ons Miek' en 'Ons Els', samen met mijn beoogde zwagers, beiden gesjeesde godgeleerden. Toen de auto vertrok, werd Will weer, merk de toegevendheid, uit de kelder vrijgelaten om de auto na te kunnen kijken en verder op de kinderen te passen.

Op het station ondertussen stond ik, verdwaasd rondkijkend. Waar was zij? Nergens te ontwaren. Wel werden mijn ogen getroffen door een olijk gezelschap waarvan vooral de beide gierende dames met het bord 'lijkt het ergens op?' mijn aandacht trokken. Natuurlijk leek dat nergens op en als Hollander begon ik te vrezen slachtoffer van een misplaatst, al te vroegtijdig carnavalsgebeuren te worden toen de beide heren mij in de leeggestroomde stationshal begonnen te vragen of ik soms op iemand stond te wachten. Het leken mij geen tiepes om de waarheid aan op te biechten. Maar, verdraaid, zij bleken mijn naam te kennen, namen me aan beide zijden bij de arm terwijl de beide dames begonnen te zoenen. Toen ik een wachtend autootje in geduwd werd, vreesde ik met zuidelijke souteneurs van doen te hebben die hun 'dames' nog wat late klanten wilden bezorgen. Maar tegenstribbelen hielp niet, we sjeesden al richting Hagelkruisplein. Een keurig pleintje, zoals u weet. Daar verwacht je zoiets toch niet?

Wat ik ook niet verwachtte was de ontvangst aldaar. Dat maakte alles weer goed. Alles? Niet helemaal, want van het gebeuren was in de stationshal snel een soort pasfotootje gemaakt dat in een sleutelhanger opgeborgen werd. Nog steeds, zoveel jaren later, als ik mijn sleutels pak en de foto zie, denk ik: dus zó gaat dat hier!