In
de tijd dat de grootsteedse allure Tilburg licht naar de bol begon te
stijgen, eind jaren vijftig, werd in korte tijd een drietal buitenwijken
uit de grond gestampt: het Zand, het Wandelbos en de Reit. Niet alle
plannen werden doorgezet. Her en der resteerden in het landschap stille
getuigen van projecten die waren opgestart, maar nooit werden voltooid.
Zo lagen er in de kastelenbuurt (de Reit) enkele rijen fundering,
plattegronden van huizen als het ware, overwoekerd door gras en brem.
Van originaliteit verstoken grut speelde er vadertje en moedertje tussen
muren van lucht.
Niet
ver van deze kale fundamenten lag een plek die meer tot de verbeelding
sprak. Het terrein, gesitueerd tussen de toenmalige Hogeschool en de
Warande, fungeert tegenwoordig als parkeerplaats voor de KUB.
Geconfronteerd met de huidige massa steen valt het zwaar te geloven dat
dit gebied ooit appeleerde aan de fantasie. We noemden het 'De Witte
Vlakte'. Klinkt als een naam uit een cowboyfilm, en zo zag het er ook
uit: een duinachtig, dor, door hoge bomen omsloten zandveld. In het
midden van het terrein een aantal raadselachtige torens. Ze staken fier
uit de aarde, als ontluchtingskokers van een onderaardse burcht. In
werkelijkheid waren het putten. Ze verklapten welk plan hier onvoltooid
bleef: een ontsluitingsweg richting Taxandriëbaan, aan de andere kant
van het spoor. Het witte zand, ongebruikelijk in de Warande, diende
waarschijnlijk ter effening van de bodem.
Jaarlijks
werd 'De Witte Vlakte' ten minste eenmaal aangedaan door een luidruchtig
stampende kudde: het Kindervakantiewerk. Op hete dagen heerste er na het
middaguur een zinderende stilte. Het zonlicht werd door het witte zand
wreed weerkaatst. Je hoefde er maar naar te kijken en je tong was van
leer. In het lommerrijke bos aan weerszijden van de vlakte puften
groepjes kinderen tot het vijf uur sloeg, en ze weer naar huis mochten,
stoffig en bezweet. Smerig werd je er sowieso. Smeriger dan die keer dat
we een heuse waterval creëerden zijn we echter nooit geworden. De
gemeente had op de vlakte een enorme berg zand geparkeerd, zeker acht
meter hoog. Het had hevig geregend. Overal lagen plassen. We groeven
boven een reservoir, en sjouwden het water uit de plassen in emmertjes
omhoog. De waterval was een doorslaand succes. Al beweerden diverse
moeders het tegendeel.
Als
de vlakte nog bestond en haar verhaal kon vertellen, hield zij denkelijk
haar mond. Een generatie werd er groot. Een 'indiaan' die zich in goed
vertrouwen eens echt aan een boom liet binden, stond in die
oncomfortabele positie langdurig met zijn broek op zijn knieën. En de
kuilen aan de bosrand, die aanvankelijk dienstdeden als cavalerieforten,
werden wachtkamers. 'Doctoren' van dubieuze faam hielden er spreekuur.
'Voor elk onderzoek in rok en broek' kon je er terecht. Clowns kwamen er
niet aan te pas. We vermaakten onszelf wel, daar op 'De Witte Vlakte'.