INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Gilzerbaan - Jan Verweij

 

Dat de poëzie op straat ligt, beweerde mijn oud-leraar Nederlands vroeger al. Wat dat betekende, wist ik toen eigenlijk niet, maar ik geloofde hem en ging Nederlands studeren. Pas toen ik op de wc van een Belgisch café het volgende op de muur las...

'Plato: to be is to do

Nietzsche: to do is to be

Sinatra: doe-bie-doe-bie-doe', wist ik zelf ook dat poëzie niet aan plaats gebonden is.

In Tilburg is op initiatief van de directeur van de schouwburg, Leo Pot, in rijker tijden zelfs ooit het plan opgevat de poëzie op straat te léggen. Bijna veertig grijze stenen met een kort gedichtje liggen in het centrum. Vandaar dat als je uit de schouwburg komt, je geconfronteerd wordt met het gedichtje van Marijke Boon:

vlooien springen

merels zingen

poezen miauwen

koeien herkauwen

muizen piepen

deuren soms

Wie dit nog nooit heeft gezien, moet eens wat minder arrogant met zijn neus in de wind gaan lopen of ook eens wat aan cultuur gaan doen.

De ware poëzieliefhebber is echter niet in het centrum, maar op kerkhoven te vinden. Daar is de grond zélf beschreven. Hoogtepunten in stilistiek sieren daar menige grafsteen.

Vandaag was ik op het kerkhof aan de Gilzerbaan. Zesenzeventig witte stenen van oorlogsslachtoffers staan daar. Daar is weinig poëzie te lezen, enkel 'hier ligt', dan een naam, dan een datum, dan een leeftijd, dan een punt. Gevallen, ver weg van huis in '44 of '45 voor een vrij Europa.

Ergens bij de Oude Markt ligt - of lag, want vele stenen zijn gebroken en weggehaald - een gedichtje van Jules Deelder, getiteld 'Nationaal Gedicht'. Het gaat over hoe bij een voetbalwedstrijd één minuut voor tijd een Duitse doelman tevergeefs de bal van de doellijn probeert te halen. Inderdaad: het herschrijft Duitsland-Nederland uit het rampjaar 1974. De laatste strofe van het gedicht luidt:

Zij die vielen

rezen juichend

uit hun graf.

Poëtischer heb ik de in Nederland opgekropte volkswoede jegens de Mannschaft nooit verwoord gezien.

Zesenzeventig 'zij die vielen' liggen aan de Gilzerbaan. De jongste was pas achttien. Ik stelde me vanmiddag voor hoe ze alle zesenzeventig in die laatste minuut na dat doelpunt de aarde omwoelden; hoe vergeelde uniformen en verroeste helmen op vergane skeletten zich langzaam uit de aarde oprichtten en hoe zesenzeventig gevallenen elkaar uitbundig toejuichten. Er ging een ijzige rilling door mij heen, want tussen het memento mori en het in pace kwam vandaag op het kerkhof aan de Gilzerbaan de poëzie tot leven; wat een wrange paradox!

Misschien had mijn leraar Nederlands toen dit voorbeeld al moeten geven, maar ja, het was 1973, ruim voor het WK, en we hadden nog alle hoop.