INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Tongerlose Hoeve - Jasper Mikkers

 

In mijn tweede jaar in Tilburg, ik studeerde rechten, bewoonde ik een kamer in het Wandelbos, aan de Zwartvenseweg. Op een avond had ik me aan mijn eikenhouten bureau geïnstalleerd. Ik wilde naar de drie uur durende monoloog luisteren van Molly Bloom, uitgezonden door de KRO. Deze monoloog is het laatste hoofdstuk van Ulysses, de beroemdste roman van deze eeuw, en daarin spreekt de overspelige Molly haar erotische en seksuele fantasieën uit, liggend in bed en wachtend op haar echtgenoot die, maar dat weet zij niet, een bordeel bezocht.

De bel ging. Mijn hospita deed open, beneden, en even later sloot mijn meisje, de eerste liefde in mijn leven, de deur achter zich en trok haar jas uit. Ik vroeg of ze er bezwaar tegen had samen met mij te luisteren. Ze nestelde zich op mijn schoot.

De stem van Koetse en de fantasieën van Molly Bloom misten hun uitwerking niet. Voor het eerst in mijn leven bracht ik de moed op een meisje een voorstel te doen dat in sommige kringen als 'oneervol' te boek stond. Tot mijn verrukking ging zij erop in en ik liet mijn opklapbed neer. Maar na enkele inleidende liefdesschermutselingen, sprong ze, nog geheel gekleed, op, trok haar jas aan en holde de trap af.

Mijn meisje bleef weg. De laatste dag voor Kerstmis brak aan. Ik zou de feestdagen in mijn eentje op mijn kamer doorbrengen, want vanwege mijn meisje had ik ruzie gekregen met mijn vader en kon ik niet meer naar huis. Gezeten aan mijn bureau keek ik door het raam naar de mensen die zich met de laatste boodschappen naar huis repten. Het begon al te schemeren.

Opeens ging de bel. Stappen kwamen de trap op. De deur ging open en met een stralend gezicht overhandigde mijn meisje me een kleine kerstboom met zilveren stam en foliesnippers als takken.

Op mijn kamer, de plaats van het misdrijf, wilde ze niet blijven. We dwaalden arm in arm door de koude avond. Waar mensen de gordijnen hadden opengelaten, twinkelde kerstverlichting. We stonden, rillend van de kou, stil om naar vage, verre klanken van een kerstlied te luisteren.

Totdat mijn meisje opeens fluisterde: "Ik weet waar we heen kunnen gaan. Kom mee."

Ze loodste me langs het Westerpark de Thomas van Aquinostraat in en we kwamen uit bij de Tongerlose Hoeve. De Hoeve was, ondanks de pracht van schuur en bijgebouwen, een plek die me vanaf mijn eerste dagen in Tilburg tegenstond. Zij diende als onderkomen voor studentencorps St. Olof en ik had een hekel aan traditionele studentenverenigingen met hun bizarre ontgroeningsrituelen.

Mijn meisje leidde me de gerenoveerde hoeve binnen. Die bleek op deze kerstnacht opengesteld te zijn voor daklozen en zwervers.

Warmte en de geur van gevulde kerststol waaiden ons bij de deur tegemoet. Er hingen feestslingers en kerstklokken. Een ladder voerde naar de eerste verdieping, waar fauteuils en een kleurenteevee stonden. Mijn meisje vouwde haar benen over een bankleuning en legde haar hoofd op mijn schoot. Had ze geen honger? Ik daalde de ladder af om broodjes met gekookte ham en warme chocolademelk te halen. Teruggekeerd keek ik, diep weggezonken in de kussens, vertederd naar haar glinsterende ogen en snoof haar heerlijke geur op. "We hebben elkaar weer", dacht ik. Zij scheen er hetzelfde over te denken en we kusten elkaar, voorzichtig, waarschijnlijk zoals verliefde stekelvarkens elkaar kussen.