INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Wilhelminapark - Jürgen Snoeren

 

'Café Tramstation' luidt het opschrift boven een eigenaardig pand, de gevel belegd met glanzende tegeltjes en meer dan een klein vermoeden van glas-in-lood in de ramen. Het ligt ingeklemd tussen ruime huizen uit de jaren dertig van deze eeuw, tegenover een recent gebouwd politiebureau, strak van lijn en met veel glas. Ik fiets er bijna dagelijks voorbij en steeds treft het pand me op een of andere manier. In het drukke verkeer van de Hasseltstraat en het Wilhelminapark roept het een beeld op van tijden die slecht te rijmen zijn met het Tilburg dat ik ken.

Een warme zomerdag, met een licht briesje dat de boomtoppen beroert. Het is drukkend warm tussen de huizen. Het geklik-klak van paardenhoeven, vermengd met het geratel van wagenwielen echoot door de straten. In het Wilhelminapark lopen mannen in zomers linnen, de strooien hoed kek op één oor en vrolijk met de wandelstok zwaaiend. Men begroet elkaar, kletst wat over het weer.

Voor twee centen ben ik met de tram van de Heuvel naar het park gereden, schuddend en slingerend, een vrolijk klinkende bel bij elke halte, om te pronken met mijn nieuwe hoed, wit met een vrolijk blauw lint. Ik begeef me in de menigte, de flanerende mannen en de dames, die met ruisende rokken in paren gearmd lopen en doen alsof ze niets zien. Vanonder hun grote hoeden, die een schaduw werpen op hun gezicht, kijken ze schalks om zich heen.

Het is dorstig weer en na een tijdje zoek ik de tram weer op, om één halte verder uit te stappen bij Café Tramstation. Naast de deur staat een orgelman te spelen, terwijl een aapje aan een korte ketting rare sprongen maakt.

"Wat een weer, nietwaar, heerschap?" zegt de zigeuner als ik hem wat kleingeld toestop. Met een korte knik beaam ik dit en neem hierbij even zwierig mijn hoed voor hem af.

Licht in het hoofd door de hitte bestel ik een schuimend glas bier en ik weet een plaatsje bij het raam te bemachtigen. Op een dag als deze mag ik graag kijken naar de mensen die aan me voorbijtrekken. Er rijdt een automobiel voorbij, luid toeterend om de spelende kinderen van de straat te jagen, die de machine joelend nazitten.

Meteen komt er een agent het politiebureau uit, een hoge helm op zijn hoofd, brommend in zijn borstelsnor en zwaaiend met een knuppel. Hij zwaait dreigend met zijn vinger naar de jongens in korte broek, die maken dat ze wegkomen. Glimlachend denk ik aan mijn eigen jeugd, die van automobielen was verstoken. Hoe de tijden veranderen!

Starend naar de ouderwetse gevel krijg ik steeds het gevoel alsof ik in een boek van Pietje Bel terecht gekomen ben, vol guitig kattenkwaad, ouderwetse kruidenieren en dames in elegante jurken.

Tilburg als het Amsterdam van het Zuiden.

Ik kan me alleen niet herinneren dat ik in Tilburg ooit tramsporen heb gezien. Het beeld verdwijnt vlug als ik mijn hoofd buig in de gure wind.