INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Enschotsestraat- door Berry van Oudheusden

Die kilometer had ook lopend gekund. Maar een schoolreisje is een schoolreisje, dus de jongens klimmen op de banken en schudden met zijn dertigen de bus heen en weer. Rik kitst tegen het raam en laat de kwijl in het asbakje lopen. Rooie Ad steekt zijn stijve wijsvinger door zijn gulp, en de Hakkel roept "hohohomo!" Meneer Toemen grijpt naar de microfoon: "Dimmen, anders gaat het feest niet door."

In het museum wijst de directeur met een stok naar een plaat waarop een koe en een varken in kleuren zijn opgedeeld. Hij vertelt waar de ham, de biefstuk en de verse worst zitten. Daarna pakt hij een bak met spijkers, bestek en andere rotzooi die ze in de magen van het vee hebben gevonden. Ten slotte krijgen de jongens nog een rondleiding langs glazen potten met misvormde kalfjes, siamese biggen en ongeboren veulens. Rik kitst op de vloer, grijpt de Hakkel in zijn nek en hijgt: "Iek wiel bloebloebloed zien."

Buiten jagen mannen in witte overalls koeien uit een veewagen. Eén koe glijdt uit op de laadklep en valt op zijn snuffert. Hij krijgt een schop onder zijn kont en komt strompelend omhoog. Twintig jongens zwaaien met lasso's en schreeuwen: "Rawhide!" De rest zit alweer in de bus.

In de grote hal krijgt een koe een pistool tegen zijn kop. Hij ploft op zijn zij, schokt, en wordt aan een haak weggetrokken. Joep Claassen loopt lijkwit weg. Met meneer Toemen en Rik voorop lopen ze met zijn vijftienen het gebouw door. Overal zijn mannen aan het werk. De één slaat met een bijl koppen af, iemand anders zaagt de lijven doormidden, en verderop wordt de pens eruit gehaald. Rik kitst tegen de tegeltjesmuur en lacht om die kleuters die alweer in de bus zitten. Rooie Ad lacht het hardst, terwijl de kots over zijn kin loopt.

Helemaal achterin spartelen varkens ondersteboven aan een rail. Met een snijbrander worden de haren van de huiden gebrand, terwijl een ander met een mes de ogen uit de koppen peutert. De Hakkel kijkt verschrikt naar de plek waar net nog meneer Toemen en de anderen stonden. Alleen hij en Rik zijn overgebleven.

De Hakkel knikt naar de spartelende varkens. Rik steekt zijn vinger op. Het ventje met het mes komt naar hen toe: "Gij wilt wè vraoge?"

Rik glimlacht en wijst naar de Hakkel. De Hakkel zweet aan alle kanten en wil weglopen. Maar Rik grijpt hem in zijn nek en nou moet ie wel: "Lèève ze...ze nnnog?"

Het ventje roept naar die met de snijbrander: "De here vraoge of de vèèrekes nog lèève." Die andere haalt zijn schouders op. Hij weet het echt niet. Het ventje smeert zijn bebloede mes af aan zijn schort: "De heere denke dè wij dierebeule zèn?"

De andere is het daar niet mee eens. Hij doet de snijbrander uit, graait in een bak en komt achterstevoren met een waggelende kont op de jongens af. Vlak voor Rik's neus draait ie zich om en knort, met twee varkensogen tussen zijn wenkbrauwen geklemd.

Rik wil de Hakkel vastpakken, maar die is weggeglipt. Van alle kanten komen nu knorrende varkenskoppen op hem af. Rik slaat wild met zijn armen om zich heen en rent als een gek naar buiten.

Op de terugweg is het in de bus driehonderd meter doodstil. Dan kitst Rik tegen het raam.