INHOUD GESCHREVEN STAD
HOME

TEKSTEN

AUTEURS
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL

Geschreven stad

Heuvel - door Jan naaijkens

Behalve een achterafpatronaatje ergens in de Acht Zaligheden heb ik nooit een merkwaardiger toneelzaal gezien dan de Tilburgse Metropoleschouwburg. Die naam dateerde uit 1946. Vóór die tijd, vanaf 1928, heette hij Burgerschouwburg. Hij droeg later zelfs de trotse naam van Stadsschouwburg.

Eigenlijk was het helemaal geen schouwburg. Het was een afgeschreven fabriekshal, die met kunst- en vliegwerk en enig vernuft tot een voor die tijd redelijke bioscoop met een boven- en een benedenzaal was omgebouwd.

Hij lag in de noordoosthoek van de Heuvel, pal naast de spoorbaan, die toen nog gelijkvloers was. Een smal, slecht geplaveid steegje, dat ingeklemd lag tussen een bakkerij en een café, leidde via een morsig binnenplaatsje naar de ingang.

Er werden in de Metropole niet alleen films gedraaid. Op gezette tijden werden er, ondanks een nagenoeg volslagen gemis aan de vereiste accommodatie, volwaardige toneel- en muziekuitvoeringen gegeven. Zelfs gerenommeerde toneelgezelschappen en orkesten namen het voor lief als een poëtische of fluisterstille passage verdronk in het geraas van een langsdenderende trein.

De voorstellingen vonden plaats in de grote bovenzaal. In de kleinere benedenzaal vonden allerlei activiteiten plaats. Zo was ik er op 30 juli 1940 getuige van, dat een zekere Mussert de Tilburgers probeerde wijs te maken dat zij in de N.S.B. thuishoorden.

Zowel in de vooroorlogse als de naoorlogse jaren stroomde het publiek toe. Dat was te danken aan de R.K. Volksuniversiteit De Kleine Academie, die onder de inspirerende leiding van Jos Horvers, een aannemer die 'op d'n Besterd' woonde, vele honderden leden telde.

In deze primitieve ambiance werd in het najaar van 1937 (ik was toen 18 jaar) in mijn reine jongensziel het virus geplant dat tot een ongeneeslijke toneelziekte zou leiden. Reeds bij mijn binnenkomen raakte ik diep onder de indruk. Al die mensen welke die brede, rode trap bestegen! En die galmende stem van directeur Herman van der Waarden: "Garderobe onder de trap!" En die talloze gouden sterretjes tegen het zwarte plafond! Het stond voor eeuwig en altijd voor me vast: eenmaal zou ik uit de anonimiteit van de massa treden en op dit toneel de stormen van applaus over me heen laten daveren, die nu bestemd waren voor het gezelschap van de Haagse regisseur Pierre Balledux - waar is die man gebleven?

Op 11 mei 1941 gebeurde er op deze plek iets dat me mijn leven lang is bijgebleven, en niet alleen omdat het mij in een flits de macht en magie van het toneel openbaarde. Frankrijk was in 1940 door de Duitse horden onder de voet gelopen. In de Metropole vond door de Toneelgroep Studio een opvoering plaats van Maria Boodschap, een Frans mysteriespel van Paul Claudel. Ergens midden in het stuk wendde de imposante acteur Albert van Dalsum zich plotseling rechtstreeks tot het publiek en gaf met zijn bronzen stem aan navolgende zinsnede een diepere, veelzeggende betekenis mee: "Er wordt te veel geleden in Frankrijk..."

Even heerste er een geschrokken, intense stilte in de zaal. Toen barstte er een orkaan van applaus los - waarna de voorstelling haar gang weer ging...

Zoals zo veel zaken viel ook de Metropoleschouwburg ten offer aan de Nieuwe Tijd. Hij werd in 1961 gesloopt.

Maar de 'sweet memory' is tot vandaag gebleven...