INHOUD DE CROON
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
BRABANTS
SPECIAAL

Print Pagina

Gerard de Croon
Wapperende togen 14

Een kroniek van ervaringen met en herinneringen aan de fraters van Tilburg

 

Hoofdstuk 14

Nog steeds actief - Fr. Ger Oomens 
- Sport blijft trekken   


De nazit van het toneelstuk van Albert van Hoek over de sacramenten bij het zilveren feest van de parochie in april 1957. Er heerste in de onderwijzerskamer beslist een ongedwongen sfeer. Uiterst rechts , zittend, de fraters Leonardo en Xaverius die broederschap drinken.  Verder staan op de foto: Frater Florianus, Wim en Ine Appels, frater Petrus kapelaan Hexspoor ( zittend links) , Ruud Dankers, Albert van Hoek en Gerard de Croon.  

De fraters van wie ik les gehad heb op de lagere school en op de ulo zijn allen overleden met uitzondering van één. Het is frater Wibertus Rietman, geboren in Goirle in 1922. Hij woont na een lang verblijf op Curaçao in het fraterhuis in de Sonniusstraat in Den Bosch. Over hem gaat het laatste hoofdstuk van deze kroniek.

Een frater-collega die nog in leven is, is frater Xaverius. We waren collega’s in 1957-1958 op de Don Boscoschool aan de Spoordijk in Tilburg. Hij is geboren in Den Bosch en we blijken leeftijdgenoten te zijn want we zijn allebei van 1935. Hij is na de periode op de Don Boscoschool in 1958 vertrokken naar Grave om daar te gaan werken op het blindeninstituut. In 2000 is hij gepensioneerd en hij woont nu ( 2003) als frater Ger Oomens in het fraterhuis in Udenhout, zo lees ik in de documentatie die frater Jan Heerkens mij toegestuurd heeft.

Natuurlijk ben ik benieuwd naar hem. Dus aan het bellen. Het is 4 maart 2003. Bij de Vuurhaard in Udenhout krijg ik een confrater van Ger Oomens aan de lijn. Hij vraagt me later terug te bellen, omdat de gezochte afwezig is. Als ik een paar uur later weer bel, krijg ik dezelfde man aan de lijn. “Ja, ja, u zoekt, Ger Oomens, hij is er nu wel, maar hij zegt dat het onmogelijk is dat een oudcollega van de Don Boscoschool gebeld heeft. Maar hier is-ie zelf, dan kan hij het u uitleggen.”

In het nu volgende gesprek moet ik erg mijn best doen om mijn gesprekspartner ervan te overtuigen dat we echt collega’s zijn geweest. Hij herinnert zich absoluut niets van mij. “Er waren op die school alleen maar fraters en … nou ja, misschien één leek. Ik weet zijn naam niet meer.”

Maar als ik met namen en voorvallen voor de dag kom, moet hij eindelijk wel geloven dat ik toch zijn collega ben geweest. Het is een lang en intrigerend gesprek dat we voeren. Hij is na het schooljaar 1957-1958 naar Grave gestuurd om daar te gaan werken in het Blindenonderwijs. De eerste klas op de Don Boscoschool was ook zijn eerste klas als onderwijzer. Hij herinnert zich dat er 48 kinderen in zaten. “Een zwaar karwei, vooral ook de communievoorbereiding. In de kerk moest ik nog zwaaien ook toen de kinderen liedjes zongen.” Van zijn collega’s herinnert hij zich alleen de fraters en na enig denken komt hij ook op “een onderwijzer die tegenover de school woonde.” Als ik hem vertel dat dit Frans van den Nouweland geweest moet zijn, zegt hij dat die naam hem wel iets zegt.

Met Leonardo, Leo Stein, heeft hij nog verscheidene keren contact gehad. “Die was ook aanwezig op het eeuwfeest van de school hier in Udenhout”  Met Florianus van Rijswijk heeft Ger geen contact meer gehad sinds zijn vertrek uit de Sacramentsparochie in 1958.

Hij blijft zich verbazen over het feit dat het schooljaar waarin we collega’s waren zo volledig uit zijn geheugen verdwenen is. Vooral het feit dat er nog meer lekenonderwijzers aan school verbonden waren, blijkt moeilijk te accepteren. Als ik hem vertel dat ik foto’s heb waar we allebei op staan, o.a. zittend aan dezelfde tafel, is hij nog steeds aan het aan het rondtasten in zijn geheugen.

We wisselen bijzonderheden uit over onze loopbanen. Hij heeft 42 jaar gewerkt bij en met blinden en hij is daar intensief mee bezig geweest en ook met veel voldoening. Toch zou hij als hijzelf had mogen kiezen liever gekozen hebben voor een loopbaan als sportleraar. Hij heeft zelfs nog in zijn vrije tijd geprobeerd de lagere akte voor het gymnastiekonderwijs te halen, maar dat bleek toch in combinatie met zijn werk een te zware opgave. Over zijn verblijf in Udenhout sinds 2000 merkt hij op dat hij nu de oudste van het huis is. De fraters zitten met een groep van 5 man in het huis dat de De Vuurhaard heet. De groep zet zich in voor hulp aan uitgeprocedeerde vluchtelingen. Die vangen ze in hun huis op en bezorgen ze onderdak, eten en drinken. Ze zorgen er ook voor dat de vluchtelingen les krijgen in de Nederlandse taal. Op het ogenblik zijn er 7 ondergebracht in het fraterhuis. Ger vindt het mooi werk dat ze zo als groep verrichten. Hij benadrukt dat het noodhulp betreft. De verblijfsduur is hooguit een paar maanden.

We spreken af dat we elkaar binnenkort eens persoonlijk zullen ontmoeten om nog wat meer herinneringen op te halen en ervaringen uit te wisselen. “Maar eerst ga ik nog eens nadenken of ik me van die periode aan de Don Boscoschool toch niet meer kan herinneren. Ja, ik zal eens kijken wat ik nog voor foto’s uit die tijd heb.”  Dat zijn de woorden van mijn oud-collega waarmee we het voorlopig afscheid nemen.

Inderdaad hebben we elkaar korte tijd later ontmoet. Op 23 maart 2003 was het open kloosterdag en ook het fraterhuis in Udenhout, de Vuurhaard, deed mee. Met mijn vrouw ging ik een kijkje nemen.

Er waren meer bezoekers. We werden vriendelijk en gastvrij ontvangen met thee en gebak dat door aanwezige vluchtelingen was gebakken.. In een grote kamer zaten we met zo’n 11, 12 mensen rond een tafel en frater Gérard vertelde het een en ander over de fraters in het algemeen en over de groep in de Vuurhaard in het bijzonder. Wat ik al van frater Ger Oomens gehoord had bleek in de praktijk een tamelijk emotionele ervaring op te leveren. Een klein donker meisje , Asya, kind van een gevluchte moeder, zat op schoot bij een oudere mevrouw en keek met haar grote donkere ogen zwijgend steeds de kring rond, terwijl frater Gérard uitlegde dat de congregatie van de fraters in Nederland vergrijst en uitsterft, maar in Indonesië een behoorlijke aanwas heeft. De ruim 340 leden van de congregatie zijn werkzaam in 8 landen. Logisch dat de fraters zich dus niet meer de Fraters van Tilburg noemen, maar Fraters C.M.M. d.w.z Congregatio Mater Misericordiae, Latijn voor Moeder van Barmhartigheid. En dat laatste begrip, barmhartigheid is het motto voor het leven de fraters. Frater Ad de Kok vroeg na de uitleg van fr. Gérard het gezelschap mee te gaan naar de eenvoudige kapel voor een korte gebedsdienst die geheel in het teken stond van de bekommernis om vluchtelingen. Op de vloer stonden zo’n 30, 40 waxinekaarsjes op zilverkleurige rechthoekige strips waar kaartjes op lagen met namen van vluchtelingen die in de Vuurhaard te gast zijn geweest.

De eerste drie werden door frater Kees aangestoken bij de namen van drie Irakese vluchtelingen “die het vandaag door de oorlog in hun land wel heel moeilijk zullen hebben”, aldus frater Ad de Kok.

Ook de bezoekers staken elk op hun beurt enkele kaarsjes aan terwijl er stemmige muziek klonk. De tekst die Huub Oosterhuis tijdens de uitvaartdienst voor Prins Claus uitsprak werd nu ook voorgelezen : respect voor de Vreemdeling. Kortom: een aansprekende bijeenkomst.

Voor we de kapel in gingen had ik al gezien wie mijn vroegere collega frater Ger Oomens was. Hij zat naast me tijdens het praatje in de “huiskamer”. Ik sprak hem aan en vertelde dat ik foto’s bij me had. Hij herkende me nog steeds niet maar hij bleek zeer geïnteresseerd en vroeg of hij even kopieën mocht maken van de meegebrachte foto’s. Bij het verlaten van de kapel haden we een kort geanimeerd gesprek over het ene schooljaar 1957-1958 dat we collega’s zijn geweest. Hij bleek zich geleidelijk allerlei dingen te herinneren. Behalve met het werken voor vluchtelingen houdt hij zich ook bezig met het trainen van een elftal van de Udenhoutse voetbalclub SSS. Kwiek, sportief, slank en met een jeugdige uitstraling is hij een echte vertegenwoordiger van de Wapperende togen al zijn die kledingstukken voorgoed opgeborgen.