INHOUD DE CROON
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
BRABANTS
SPECIAAL

Print Pagina

Gerard de Croon
Wapperende togen 5

Een kroniek van ervaringen met en herinneringen aan de fraters van Tilburg

 

Hoofdstuk 5

De baas op de Norbertusulo: Frater Chromatius

Ik kwam in september 1949 op de Klinkert. De school was oorspronkelijk ondergebracht in Huize De Klinkert in de Lange Nieuwstraat en later verhuisde ze. Ze mocht enkele klaslokalen gebruiken in de openbare Wilhelminaschool in de Molenstraat. In de volksmond werd dat gebouw vaak “de school met het kroontje” genoemd. Dat sloeg niet op mijn aanwezigheid maar op de vergulde kroon die op de gevel prijkte naast de naam van de school.

Ik kon er gemakkelijk te voet naartoe, want onze straat, de Houtstraat, kwam uit op het Veldhovenplein, vlak naast de Molenstraat. Ik hoorde toen pas dat de school officieel Norbertusulo heette. 

 
Frater Chromatius

De opleiding voor het mulo-examen en dus ook het mulodiploma duurde er drie jaren. Er waren drie klassen en vijf / zes leraren: frater Johan, frater Chromatius, frater Liberatus, mijnheer Knaapen, mijnheer Appels en een parttimeleraar voor gymnastiek die tegen het einde van het eerste jaar naar Curaçao vertrok. Hij heette meneer Peppels.Die laatste was een opgewekte, levendige man die ervoor gezorgd heeft dat de hele klas in het Bakse Ven leerde zwemmen.

Nu kom ik aan 'mijn leraar' van dit hoofdstuk: frater Chromatius. Hij was de directeur van de school. Hij had sluik donker haar dat hij strak naar achter had gekamd. Hij was klein van gestalte: ik schat hem op 165 tot 170 cm. Zijn ogen waren donker en fonkelend. Zijn neus was spits. Hij had een tamelijk hoge stem die als hij uithaalde nog extra hoog klonk. Natuurlijk droeg hij een fratertoog, een lange, zwarte stevige toog van zware stof met veel knoopjes aan de voorkant en een ceintuur van dezelfde stof met een strik erin aan de achterkant. Die toog hing tot op de schoenen. Op de borst droeg hij - als alle fraters- een kruis aan een zwart koord. Hij was echt KMD! (klein maar dapper). We waren gasten in de Wilhelminaschool, dus moest ons speelkwartiertje afgestemd worden op de lestijden van de Wilhelminaschool. Als de leerlingen van die lagere school buiten waren, was dat storend voor onze lessen, maar gek genoeg vond ik dat niet erg. Ik wist dat wij aan de beurt waren als die druktemakertjes naar binnen gingen. Elk speelkwartier vond ik heerlijk: we deden 'gevangertje' ( tikkertje op zijn Tilburgs) en 'overlopertje', we renden of ons leven ervan afhing, we probeerden de overlopers af te tikken of de tikkers te ontwijken. Soms was er iemand met een bal, maar die ging gauw in de broekzak als de surveillerende frater of leraar in zicht kwam.

Opsprong

Frater Chromatius maakte op mij een onvergetelijke indruk tijdens een van die speelkwartiertjes. De gemiddelde lengte van de leerlingen was in 1949 aanmerkelijk minder dan die van jongelui nu, maar er waren toch behoorlijk lange slungels bij. Op een goeie dag hadden een paar van die grote derdeklassers ruzie. Er ontstond een kring van geïnteresseerde toeschouwers onder de loods waar we konden schuilen bij regen. Frater Chromatius kreeg lucht van de ruzie en ging er onvervaard heen. Twee kemphanen stonden tegenover elkaar in de bokshouding. Frater Chromatius leek een dwerg toen hij vlak naast hen stond, maar hij aarzelde geen moment: hij sprong veerkrachtig omhoog en haalde ondertussen uit om de ene kemphaan een draai om zijn oren te geven en, warempel, dat lukte: de jongen kreeg meteen een rood oor. Ook de andere onderging dezelfde behandeling en tegen alle twee snerpte hij: " Naar binnen jullie. Wacht tot ik kom. " En hoe groot die jongens ook waren, ze dropen bedeesd af. Voor ons, eersteklassers, was daarmee de positie van de directeur volkomen duidelijk: geen mens kreeg het in zijn hoofd tegen hem in te gaan. Ook zonder lijfelijke straffen had hij overwicht: hij keek een onruststoker doordringend aan, maakte een kort keffend geluid en alle onrust was ogenblikkelijk verdwenen: een merkwaardige maar doeltreffende strategie. En die had-ie nodig want het aantal leerlingen per klas was hoog. In de eerste klas zaten er b.v. 42.

De examenklas van de Norbertusulo in het jaar 1950. De leraren  zijn v.l.n.r. de heer Knaapen, fr. Chromatius, pastoor François, fr. Johan, de heer Appels. Voor de goede orde: schr. staat  er niet bij.

Klompen uit

Van die speelkwartiertjes herinner ik me er nog enkele in het bijzonder: een lange jongen uit een klas boven mij had een keer oesters meegebracht om in het speelkwartier te demonstreren hoe je die moest eten. Hij oogstte bewondering bij zijn klasgenoten en bij ons, jongeren, toen hij zonder aarzelen de snotachtige substantie in de schelpen zo maar opslurpte. En ik herinner me de keer dat een groepje klasgenoten geheimzinnig lachend bij elkaar stond. Ik was nieuwsgierig naar wat de oorzaak van hun pret was, maar niemand wilde mij iets uitleggen. Eindelijk kreeg een van de lachers medelijden met mij en nam me even apart. Hij wees mij op een woord dat met drie grote krijtletters op de muur naast de deur stond. Niet begrijpend keek ik naar de aangewezen letters. Ik zag er absoluut niks bijzonders in, de letters zeiden me niks. Mijn klasgenoot legde het me toen bereidwillig uit: 'Kijk,' zei hij, ' daar staat K (oop) U(trechtse) T(urf).' Zo, dat wist ik dus ook weer, maar erom lachen hoefde ik nog steeds niet. Pas veel later hoorde ik dat de bewuste letters afkomstig zijn van de Veluwe, waar ze te vinden zijn op deurmatten. En de echte betekenis is natuurlijk: K(lompen) U(ut) T(rekk'n).

Veel geleerd

We kregen van frater Chromatius handelsrekenen en Engels en door hem heb ik voor dat laatste vak zoveel interesse gekregen, dat ik er later zelf leraar in ben geworden. In mijn twee jaren op de Norbertusulo heb ik voor Engels de volgende methodeboeken mogen doorwerken: English for Children (dat was een gemakkelijk boekje voor beginners), Chief Points, deel 1 en 2 (dat was een stuk pittiger, met veel opdrachten om grammaticaregels te leren), On Modern Lines (dat was een proefuitgave van een methode die in de zestiger jaren heel populair zou worden, met veel aandacht voor taalvaardigheid). Daarnaast namen we in klas twee het boekje The Speckled Band van Conan Doyle door, in de oorspronkelijke versie. Ik herinner me dat we ook nog enkele andere boekjes doornamen met een hoog katholiciteitsgehalte, maar de titels daarvan weet ik niet meer. O ja, The fifth form at St. Dominic’s was er zo eentje.

  Autocorrectie

Frater Chromatius hield van flink aanpakken. We kregen elke dag voor bijna elk vak huiswerk, dus ook voor Engels. We moesten voor dat vak elke week een aantal woorden leren. Hij zag er niet tegenop om ons grote schriftelijk overhoringen te laten maken. Daarbij ging het b.v. om 100 of zelfs 200 woorden die we vanuit het Nederlands moesten vertalen in het Engels.

Hij was dan wel zo handig om het nakijken ervan te vereenvoudigen door de woorden meteen op de achterkant van het bord te laten opschrijven door een leerling en de overhoringen meteen daarna door de klas te laten controleren. Je moest dan het aantal fouten vermelden onder het werk, nadat je de foute woorden had aangestreept. Als je een fout vergeten was, kwam die bij jou erbij, dus je zat heel goed na te kijken!

Joking is fun

Hij vertelde graag anecdotes in het Engels en als wij zo'n 'joke' erg leuk bleken te vinden, schreef hij de tekst op het bord, waarna we hem mochten overschrijven in ons schrift. Een verhaaltje luidde ongeveer zo: A famous professor travelled by train. He found out that he had forgotten the name of the place he was travelling to. At the next station he got out and sent a telegram to his wife. It said: Where am I travelling to? She sent back a wire: Look at your ticket!

Ook de teksten van Engelse liedjes schreef hij soms op het bord. Zo hebben we b.v. negrospirituals leren kennen en traditionele Amerikaanse folksongs als Swing low sweet chariot, Home on the range en My Old Kentucky Home. Natuurlijk moesten we het Onzevader en het Weesgegroet in het Engels kennen. De Engelse les begonnen we vaak met: 'Hail Mary full of grace' of met: 'Our Father who art in heaven'. Toch was de frater niet eenkennig: we leerden ook God save the King. (Het was nog in de tijd van koning George.)

Geheimzinnige draad

Wat ik bijzonder in frater Chromatius waardeerde was zijn onvermoeibare enthousiasme voor het onderwijs. Steeds probeerde hij ons op een leuke manier bij de les te houden. Zo kwam hij op een dag met iets heel bijzonders de klas in.. Het was een apparaat ter grootte van een voetbalkoffertje met bovenop een ronddraaiend klosje glanzend ijzerdraad (= wire) dat geleidelijk werd afgewikkeld en dat verbonden was met een ander klosje of spoeltje waar de afgedraaide draad op werd opgewikkeld. De frater wachtte even voor hij vertelde hoe het apparaat heette. Met gevoel voor drama kwam het eruit: " Jongens, dit is een wire-recorder." Dat was dus een voorloper van de latere tape-recorder. Er was een microfoon bij en vrijwilligers mochten een stukje Engels voorlezen uit het boekje The Speckled Band van Conan Doyle  dat we net onderhanden hadden en dat werd dan op die geheimzinnige draad vastgelegd. Wat een wonder was het om meteen na de opname je eigen stem te horen klinken! En dat in 1950 toen de hele ontwikkeling op het gebied van de electronica nog moest beginnen.

Poppen aan een touwtje

Op zekere dag kregen we van frater Chromatius te horen dat we naar een bijzondere voorstelling zouden gaan in het gebouw van de Harmonie in de Stationsstraat. De laatste lessen van die dag zouden vervallen. In de klas werd verteld dat het ging over een muziekstuk van Mozart en dat het zeer de moeite waard was. Ook vingen we op dat het een poppenspel betrof. Ik verwachtte een soort Jan Klaassenspel, maar dat pakte anders uit. Het was een voorstelling van Mozarts Sebastien en Sebastienne door een Poppentheater uit Salzburg. ( Salzburger Puppenspieler?) Het betrof een marionettenvoorstelling die mij in een andere wereld bracht: schitterende muziek, prachtige decors en een mooi verhaal. Bewonderenswaardig dat zoiets in die tijd (1950-1951) voor een groep eenvoudige scholieren georganiseerd werd.

Frater M. Chromatius heette van huisuit Frans Doomen, maar dat hoorde ik pas toen ik al lang zelf in het onderwijs werkzaam was. Hij was een heel bekwame bestuurder en daarom werd hij door de fraters gekozen tot overste en hij werd een strikte baas voor zijn confraters. Maar het kloosterleven bleek in de jaren zestig toch niet aantrekkelijk genoeg te zijn voor frater Chr. Hij was ondertussen in dienst getreden bij het Katholiek Pedagogisch Centrum in Den Bosch en was lid van het hoofdbestuur van de Mavovereniging. Hij trad uit en leerde een vrouw kennen met wie hij trouwde en met wie hij nog vele jaren gelukkig heeft samengeleefd, naar ik van mijn schoonbroer Carel heb gehoord.

Ontmoeting

In 1951 zorgde frater Chromatius ervoor dat ik toelatingsexamen mocht doen voor de kweekschool in Dongen, hoewel ik pas twee jaar ulo had. Het examenjaar kon ik volgens hem wel overslaan. Hij wist dat het voor mijn ouders een hele opgave was om de touwtjes aan elkaar te knopen met hun gezin van zeven zonen van wie ik de oudste was. Als ik eerder een bijdrage aan het gezinsinkomen kon gaan geven, zou dat zeer welkom zijn. Frater Chromatius had kennelijk vertrouwen in mij Ik slaagde gelukkig voor het toelatingsexamen en ik zou in september naar de Gerardus Majellakweekschool in Dongen gaan.

 In juli 1951 had de rapportuitreiking plaats van mijn laatste ulojaar. Dat gebeurde in de parochiezaal van de Vredeskerk in Tilburg, vlakbij de plaats waar na de vakantie het nieuwe gebouw van de Norbertusulo zou worden betrokken. Vanaf dat moment heb ik frater Chromatius niet meer ontmoet tot in de jaren tachtig. De Norbertusmavo bestond 40 jaar en voor een academische zitting waren een aantal oudleraren en oud-leerlingen uitgenodigd. Ik was daar ook bij. Frans Doomen stond op de lijst van de sprekers. Met een glaasje in de hand stond ik rond te kijken of ik bekenden zag, toen plotseling frater Chromatius (ja, ik heb er nog moeite mee om Frans Doomen te zeggen) naast me stond en me begroette met: " Ha, Gerard, hoe is het met jou?" Ik was stomverbaasd dat hij me na al die jaren meteen herkende. In een kort gesprekje haalden we herinneringen op aan 1949 - 1951 en we spraken af dat ik - samen met schoonbroer Carel - eens een keer op bezoek zou komen in Rotterdam (of Schiedam?) waar hij met zijn vrouw woonde sinds zijn pensionering. Helaas is dat er niet van gekomen. Enkele jaren geleden is frater Chromatius gestorven. Maar hij is natuurlijk niet echt dood, want zolang er nog mensen aan je denken is dat niet het geval, vind ik. En dat geldt zeker voor frater Chromatius.