CuBra
Inhoud Devotie- prenten
Inhoud De Croon
Home
Speciale bijdragen
Rijk rooms leven

CuBra rubriek van Gerard de Croon

U kunt reageren

Klik hier om een e-mail te verzenden 

Gerard de Croon

Devotieprentjes in woord en beeld - 21

Elke week op zondag een nieuwe aflevering

Eerste communie

 

Ego sum panis vitae - ik ben het brood des levens

 

Dit prentje heb ik – net als mijn klasgenootjes - van frater Aurelio gekregen op de dag van mijn eerste heilige communie. Hij was de frater van de eerste klas die ons voorbereid had op de grote dag.

Ik vermoed dat pastoor Sprengers van het Goirke (Tilburg) over een voorraad (al wat oudere) prentjes beschikte en de achterkant heeft laten bedrukken met een toepasselijk gedichtje en zijn naam. De frater zorgde voor de rest. Zover ik heb kunnen nagaan, was dit een zeldzaam gebeuren, want mijn zes jongere broers hebben op hun communiedag geen communieprentje meer gekregen.

Op het prentje zie je hoe Jezus zelf de communie - dus zichzelf - uitreikt.

De ondersteunende figuur is de H. Jozef. Waarschijnlijk is die erbij gezet om het communicantje erop te wijzen dat hij kuis moet leven, net zoals Jozef. De staf met witte lelies verwijst daarnaar.

Ik was doordrongen van het grote belang van de dag: voor de eerste keer zou Jezus zelf in mijn hart komen. Wekenlang had frater Aurelio ons verteld wat er zou gebeuren als de priester in het Latijn de woorden "Dit is mijn lichaam" zou uitspreken. Mijn vertrouwen in de frater was groot en mijn geloof ook. We hadden geoefend in het keurig in een rij naar de communiebank lopen, daar eerbiedig te knielen en de handjes mooi gevouwen onder de dwaal te steken. Dan oefenden we om op het juiste moment de mond open te doen, de tong voldoende ver naar buiten te steken en met dichte ogen te wachten tot de priester er de hostie op had neergelegd. Daarna mochten we de hostie inslikken, maar we moesten heel voorzichtig zijn met onze tanden. Nooit kauwen. Vanaf de vorige avond hadden we ook al niks mogen eten of drinken, want als je niet nuchter was kreeg je een enorme zwarte vlek op je ziel. Dat hadden we gezien in het Communieprentenboek .

Ik droeg een pakje dat mijn peettante had gemaakt en ik weet nog dat ik me heel gewichtig voelde, toen ik in de stoet van communicantjes de kerk inging. Toen ik op het einde van de plechtigheid in de lange rij weer naar buiten liep, de heldere zon in, was dat gevoel er nog steeds.

 

Het verdere verloop van de dag staat me niet duidelijk voor de geest. Er waren ooms en tantes, neefjes en nichtjes. Mijn moeder had – toppunt van luxe- broodjes ("kadetjes") en gebakjes ingeslagen. Een tante gaf me een rozenkrans, ik kreeg een paar kwattarepen en ik kreeg ook wat munten voor mijn spaarpotje. Daar zaten op het einde van de dag enkele guldens in.

 

Toen ik na het lof buiten wilde gaan spelen met broertjes en bezoekertjes, moest ik mijn mooie pakje verwisselen voor mijn doordeweekse kleren.

 

Ik werd meteen weer een gewoon jongetje.