INHOUD DE CROON
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
BRABANTS
SPECIAAL


Herinneringen  van een jongen uit de Houtstraat in Tilburg

Hoofdstuk 7.

Schoolmeester op de Gerardus Majellaschool

 

Kleine jongetjes, grote krachtproef

Binnen enkele dagen moest ik omschakelen van mijn activiteiten in militaire dienst naar het volledig beheren en leiden van een klas met zo'n veertig jongetjes van een jaar of 10.


Frater Wilfried en ik
Dat viel niet mee. Ik was als sergeant van de week gewend geraakt om ruwe taal te gebruiken als ik b.v. een corveeploeg van chauffeurs aan het werk moest zien te krijgen om de kantine in gereedheid te brengen voor de wekelijkse filmavond. Ik betrapte me erop dat ik de eerste dagen in burger de neiging had om op dezelfde manier te reageren op ordeverstoringen in de klas. Ik moest ook de neiging onderdrukken fysiek geweld te gebruiken: de jongetjes waren - eufemistisch uitgedrukt - nogal levendig van aard en ze waren na de vaste hand van mijn voorganger duidelijk van plan mij eens goed uit te proberen. Gelukkig kon ik terugvallen op een vrij strak stramien dat in principe op alle fraterscholen in gebruik was. Alle belangrijke verandermomenten op een schooldag werden met een luid signaal aangegeven. Frater Wilfried liep daarvoor met een klingelende schoolbel de gang in en liet de klepel flink hard tegen de wand van de klok komen. De leerlingen moesten in de rij gaan staan bij het binnenkomen in het schoolgebouw en als ik ‘rij’ zeg, bedoel ik ook een ‘rij’. Afwijkingen werden niet toegestaan. En natuurlijk mochten de jongetjes niet meer praten als ze eenmaal in het gebouw waren. In de klas moesten de jongens met de armen over elkaar zitten en luisteren. Natuurlijk ontdek je 

gauw genoeg dat zo’n gedrag van 9-jarigen niet al te lang geëist kan worden en dus mochten ze heel veel doen: schrijven, tekenen, zingen, sommen maken. Dus was de werkelijke gang van zaken niet zo machinaal gedisciplineerd als je zou verwachten. De fraters en lekenonderwijzers hanteerden de regels met een zekere mildheid. Voor mij was de school een voorbeeld van gedisciplineerdheid vermengd met een dosis ongedwongenheid. Het klimaat was voor alle partijen gunstig.

 

Klas 4: rekenen, taal, gymnastiek, zingen, godsdienst, aardrijkskunde, al die vakken moesten volgens een vast lesrooster aan de orde komen. Ik had mijn handen vol aan het voorbereiden van de lessen, het uitleggen, het vertellen, het orde houden, het corrigeren.

Frater Wilfried gaf me vaak goede tips en ook de andere collega’s waren heel behulpzaam. Ik herinner me nog Chris van Beek. Deze collega maakte zelf foto’s, ook de klassenfoto’s van de school. En er was Frans Broers, een opgewekte kerel die later gymleraar is geworden. Ook Piet Wierx was aan school verbonden. Hij is later verder gegaan in het LOM-onderwijs als ik me niet vergis. Verder waren er fraters met kloosternamen die ik vergeten ben.


Mijn klas in de Trouwlaan in juli 1957
Op een goede dag verscheen er een frater op school die met veel respect werd aangekondigd als Frater Theoduul. Hij was stevig van postuur, niet al te lang en hij had een opvallend kapsel, namelijk het kapsel dat bij de Amerikaanse mariniers crewcut wordt genoemd en waarvoor Tilburgse jongetjes de naam tandenborstelkapsel hadden bedacht. Hij bleek in de congregatie van de fraters 

de rol te vervullen van interne onderwijsinspecteur. Bij alle beginnende onderwijzers op fraterscholen ging hij een ochtend de lessen bijwonen waarna hij een grondige evaluatie gaf van wat hij had gezien en gehoord. Bij mij heeft hij een heel schrift nodig gehad voor notities die hij opschreef tijdens zijn verblijf in mijn lokaal. Hij zat trouwens ook op mijn plaats achter de lessenaar. Hij bleek enorm goed te kunnen observeren. Zijn schrift heb ik bewaard. Zijn bevindingen waren heel belangrijk voor mijn verdere aanpak.

Zo ontdekte hij dat ik "uitstelgedrag" vertoonde bij het wisselen van vak, waardoor ik in tijdnood kwam en waardoor ook gejaagdheid ontstond bij het vervolg van de lessen. Ook enkele andere zwakke punten ontdekte hij, maar verder was hij heel positief over allerlei dingen die ik naar zijn mening goed voor elkaar had: de correctie van de taal- en rekenschriften was tot de laatste bladzijden bij, de aankleding van het leslokaal was keurig en de planten waren goed verzorgd. Zijn eindoordeel was heel positief en het gevolg was dat ik per 1 sept 1957 een vaste aanstelling kreeg aan de Don Boscoschool aan de Spoordijk in de Sacramentsparochie in Tilburg. Na 7 maanden moest ik dus afscheid nemen van mijn eerste school en van mijn eerste eigen schoolklas. Net als Theo Thijssen kan ik zeggen dat het "een gelukkige schoolklas" was en ik voelde me een gelukkige schoolmeester.

 

Don Boscoschool in de Sacramentsparochie 1957 - 1960

De Don Boscoschool was zo’n beetje het paradepaardje van de fraters, vooral ook omdat er bijzonder veel schoolverlaters naar hbs en lyceum gingen. Natuurlijk was het een school waar alleen jongens op zaten. "Gemengd " onderwijs paste niet in de ideeën over katholiek onderwijs in die tijd. Het hoofd was Frater Petrus van de Westen, een zeer goed organisator en een stimulerend iemand.

Ook met de collega’s kon ik het goed vinden. Het waren de fraters Leonardo, Florianus, Xaverius, Wendelinus en de heren Frans van de Nouweland, Ruud Dankers, Wim Appels en Piet van den Hout. Frater Wendelinus had als hobby fotografie. Hij beheerste het hele proces vanaf het indrukken van de cameraknop tot het drogen en glanzen van de ontwikkelde en afgedrukte foto’s.


Klas 2 Don Boscoschool (1958)
In het schooljaar 1957-1958 kreeg ik klas 2 onder mijn hoede. Het waren over het algemeen leergierige, welopgevoede en slimme jongetjes met wie ik fijn kon werken. De sfeer was ontspannen en plezierig. Lezen, rekenen, schrijven, gym, zingen, godsdienst, tekenen, dat zijn in willekeurige volgorde de zaken die aan bod kwamen. Weinig vrije expressie dus en ook geen kringgesprek, hoewel ik tijdens de lessen de jongens toch vaak gelegenheid gaf om persoonlijke verhalen te vertellen. Geen knippen en 

plakken, geen leesmoeders en overblijfouders, geen oudercommissie, maar wel ouderavonden en gesprekken met ouders, wel duidelijke rapporten en eventueel extra hulp bij achterstanden. Ik heb de indruk dat alle betrokkenen tevreden waren over de gang van zaken. Er was een sterke band met de parochie. De pastoor van de Sacramentskerk, pastoor Van Oirschot, was de voorzitter van het schoolbestuur. Zijn handtekening staat onder mijn akte van benoeming. Hij en zijn kapelaans kwamen godsdienstles geven in de diverse klassen. Een uur per week kregen de kinderen uitleg van een priester over de wondere geheimen van het katholieke geloof. Op de andere dagen moesten de onderwijzers, leek of religieus, die taak op zich nemen. We hanteerden daarbij de methode Met Brandend Hart van het Hoger Katechetisch Instituut uit Nijmegen. Ja, het leven van die tijd was doordesemd van het katholieke geloof. De loop van het kerkelijk jaar gaf een stevig kader aan ieders bestaan. Voorbij, voorgoed voorbij.

De pastoor was trouwens een echte mannetjesputter. Hij ging - weer of geen weer - elke dag zwemmen. Dat deed hij geloof ik in het Bakseven. Hij duldde geen tegenspraak van zijn kapelaans en hij schroomde niet om zijn ongenoegen over oneerbiedig gedrag tijdens een H.Mis hardop uit te spreken en de "boosdoeners" duidelijk aan te duiden. Hij was de bouwpastoor van de Sacramentskerk en ik meen dat hij persoonlijk veel geld gestoken heeft in de bouw van de kerk. Geen wonder dat hij zich zo’n beetje als de eigenaar van de kerk beschouwde.

 

In mijn eerste jaar op de Don Boscoschool bestond de parochie 25 jaar. Ook onze school leverde een bijdrage in de feestelijkheden. Op 21 april 1958 voerden leerlingen van de klassen 4, 5 en 6 een allegorisch spel op in de parochiezaal. Het was geschreven door dhr A. van Hoek. Zeven jongens personifieerden ieder een van de zeven sacramenten. Vooral het decor, het verkleden en het staan op een echt podium spraken de spelers aan. Op 23 april waren de kleintjes uit de klassen 2 en 3 aan de beurt met een toneelstuk, waarvan ik me titel noch schrijver herinner. De spelertjes waren voornamelijk verkleed als sprookjesfiguren, vooral als kabouter, en ze presenteerden op het eind van hun stuk een schilderij van de kerk. Een hoofdrol werd gespeeld door Rob van de Nouweland, de huidige rector van het Theresialyceum. Een andere veelbelovende speler was Hans Hoes, die - als ik me niet vergis - beroepsacteur geworden is en o.a. vaak te zien was in de tv-serie Oppassen als vader Victor.

 

Ik voelde me op deze fraterschool als een vis in het water. Toch kwamen er al snel grote veranderingen. In mei 1958 kregen we te horen dat de fraters zich uit het onderwijs in Tilburg gingen terugtrekken. Ze gingen zich toeleggen op nieuwe werkterreinen zoals opbouw van ontwikkelingssamenwerking.


Op de Citadel van Dinant

In de Nieuwe Tilburgse Courant stond het te lezen op 18 juli 1958: "Fraters vertrekken, leken-onderwijzers treden aan bij de Don Boscoschool. "

Ik vond het heel jammer dat de samenwerking met de fraters niet langer kon duren. Ik had een goede band met hen en vooral met het hoofd, frater Petrus, die me persoonlijk stimuleerde en steunde om een goede en ervaren onderwijzer te worden.

Pastoor van Oirschot vond het heel jammer dat de 

fraters gingen vertrekken. Hij was hen bijzonder dankbaar voor het vele werk dat ze voor de jongens van de Sacramentsparochie hadden verricht. Als dank bood hij het hele team een uitgaansdag aan die de deelnemers beslist nooit zullen vergeten. In een paar grote "Amerikaanse sleeën" – met chauffeur – gingen we naar België. We bezochten Scherpenheuvel, de Abdij van Averbode en de Citadel van Dinant, maar het hoogtepunt was ongetwijfeld ons bezoek aan Kasteel Neercanne, ook toen al een gastronomisch centrum. In een sfeervol ingerichte ruimte in de mergelgrotten onder het kasteel kregen we als aperitief een glaasje Lucas Bols Genever uit 1903. Later gingen we naar het schitterende restaurant waar we ons tegoed deden aan een uitgelezen vijfgangendiner. Kortom: de pastoor had diep in de buidel getast om zijn dankbaarheid te tonen.

Nu was er ander werk aan de winkel. Het schoolbestuur, dus pastoor Van Oirschot, ging voortvarend op zoek naar een opvolger voor Frater Petrus, het hoofd der school (hds). In Westerhoven vond men die. Het was de heer Frits Broné, een ervaren onderwijsman die bezield was van ideeën over nog beter onderwijs dan we al gewoon waren. Ook andere lekenonderwijzers kwamen erbij. In het jaar 1958 - 1959 bestond het team uit de dames Marlies Olling, Ans Spierings en de heren Wim Appels, Frits Broné (hds) , Gerard de Croon, Ruud Dankers, Piet Oomen, Jan Pallandt en Ad Schuurmans.

In dat jaar kreeg ik klas 5 en dat vond ik bijzonder prettig. Ik kon hier namelijk heel wat meer kwijt dan in klas 2. Geschiedenis en aardrijkskunde stonden op het programma en daarbij wilde ik graag inhaken op de actualiteit. Op een groot prikbord had ik een wereldkaart bevestigd en met gele lintjes kon ik elke week verwijzen naar mooie persfoto’s op het bord die ik via een bevriende relatie op de kop tikte bij de Tilburgse Courant. Er was veel belangstelling voor. Ook deze klas telde veel leergierige en intelligente jongens.


Het team van de Don Boscoschool in 1958-1959: V.l.n.r.: R. Dankers, P. Oomen, A. Spierings, M. Ollingh, F. Broné, W. Appels, A. Schuurmans, G. de Croon
Vergaderingen waren er niet veel maar bij het nieuwe hoofd nam de frequentie toe. De heer Broné wilde vrij radicale vernieuwingen invoeren gebaseerd op ideeën van o.a. Decroly. Zo moesten we niveau-onderwijs gaan geven d.w.z. het klassesysteem moesten we enigszins doorbreken en leerlingen van gelijk niveau bij elkaar zetten. Per vak kreeg je zo een andere indeling. Gelukkig hoefde dat niet meteen en niet voor alle vakken en kregen we de tijd om ons voor te 

bereiden. Vooral ook de ouders moesten achter de vernieuwingen staan. Een ander belangrijk punt was de rapportage aan de ouders. Geen cijfers meer, maar kwalificaties moesten we geven: voldoende, bijna voldoende, goed enz. De stapel voorgedrukte rapporten kon dus in de vuilnisbak en in plaats daarvan kwamen er voorlopige rapporten in de vorm van stencils. Voorts moesten we tot vakkenintegratie komen door projectonderwijs. Rekenen, taal, aardrijkskunde en geschiedenis moesten allemaal aan bod komen in een project. Het eerste project heette St. Nicolaas. Inderdaad lukte het me vrij aardig om alle vakken in dit project onder te brengen, maar het betekende ook dat de gewone schoolboeken een paar weken in de kastjes bleven en dat ik voor alle vakken eigen materiaal moest maken. Al met al was er door de heer Broné dus behoorlijk wat verandering op gang gebracht.

 

Naar de uloschool in Vught : 1960 -1995

Ondertussen was ik middels avondonderwijs geslaagd voor de hoofdakte. Ik had me daarna ingeschreven voor een C-cursus Engels. Ook dat was vrijetijdswerk. Je kon er de lagere akte Engels behalen. Dat lukte me het jaar daarop, in 1959, en vanaf die tijd wou ik naar de mulo. Die kans kreeg ik in 1960.

Na een sollicitatiebrief en een lesbezoek door de tweekoppige selectiecommissie werd ik benoemd aan de St. Josefuloschool in Vught. Op 1 september 1960 ging de benoeming in. Het afscheid op de Don Boscoschool - tegenwoordig Armhoefse Akkers - stemde me wel een beetje weemoedig want ik liet fijne leerlingen en collega’s achter, maar ik was van de andere kant ook erg benieuwd naar het werken met oudere leerlingen aan wie ik bovendien nog wat meer kwijt kon dan aan de leerlingen op de lagere school.

 

Op 1 september 1995 zou ik op deze school, die ondertussen van naam veranderd was, met VUT gaan. Mijn loopbaan bij het onderwijs speelde zich dus zowat helemaal af op één school. Toch was dat niet saai of eentonig, want elk jaar kreeg ik weer nieuwe gezichten voor mijn neus en maakte ik interessante dingen met de leerlingen mee. Het waren jonge mensen "in de ochtend van het leven" ( Theo Thijssen) en ik voelde mezelf een jongen in de middag van het leven. Ook onderwijskundig gezien waren die 35 jaar heel afwisselend.

 

En hiermee kom ik voorlopig aan het einde van mijn verhaal, dat eerlijk gezegd nog veel meer kanten had kunnen uitwaaieren, want als ik even de geur van metselspecie en kalk opsnuif, komt er prompt weer een nieuwe reeks herinneringen. Wie weet.

 

Gerard de Croon, nov. 2001