INHOUD DD
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA
 

DD = Dames Dubbel (Geux en Koogje)

 


GEUX:

feedback!

We praten er niet zoveel meer over, dat wil zeggen ik hoor niks, hij zegt niks. Hij zegt zeer nadrukkelijk al dagen: niks. Het hoognodige krijg ik nog wel te horen, als ik er naar vraag. Nu dacht ik eerst dat hij niet goed hoorde want dat heeft ‘ie wel vaker. Meestal in de tijd van snot, dan gebeurt er iets met zijn buis van Eustagius en dan drukt er iets op zijn binnenoor waardoor zijn gehoor afneemt. Ik dacht dus dat ik daarom twee, drie keer iets moest vragen of moest zeggen. Maar nee, hij wil me helemaal niet horen en dan hoef je namelijk ook niet iets tegen iemand te zeggen.
Daarom vraag ik vandaag maar eens, nadrukkelijk articulerend en recht in zijn gezicht zodat hij kan liplezen, wat er aan de hand is: er zit hem iets dwars – kom op, vertel.
Nah, dan vráág je er wel om hè?
De liefste beweert dat hij alles alleen moet doen – sinds ik méér werk, doe ik NIETS meer in het huishouden. En hij, hij is continu bezig! Het is wel goéd! (Ik kan mijn lachen nauwelijks onderdrukken, wat er geen ‘goed’ aandoet natuurlijk. Ik heb jarenlange ervaring met de liefste. Liefste werkt zich met liefde helemaal klem: toen hij een baan buitenshuis had, zag hij zijn gezin nauwelijks. Nu heeft hij een baan in huis, die hij met betaalde en onbetaalde activiteiten on-line kan combineren en is het weer niet ‘goed’.)
Ik heb het hem voorspeld, jaren geleden: als we de hele boel omgooien – verplaats je alleen het probleem van de ene kant, naar de andere. Zover zijn we dus  n u…)
Wacht even, zeg ik, je bedoelt dat jij hier staat te schilderen en weet ik al meer (de hele tent staat al dagenlang op zijn kop) en dat ik daarom – zonder enig overleg, zonder enige planning vooraf – alles uit mijn handen moet laten vallen om het huishouden over te nemen, draaiende te houden én te werken. Of dat nu zo uitkomt of niet? Dat vind ik vreemd…
Het is wel goéd, blaft hij, het is wel goéd! – met een gezicht van onweer en wangen vol citroenen.
Volgens mij is het helemaal niet goed, zeg ik, je kunt wel zéggen ‘het is goed’, maar daar meen je helemaal niets van.
Jackpot: nu wordt ie kwaad: Dat ik niet zo bijdehand moet doen, dat ik mijn sterke troef gebruik: 
w o o r d e n. Dat ik niet moet denken dat ik hier op mijn werk ben!
Ja hallo zeg, nee, ik ga mijn zwakke kant inzetten? antwoord ik. Dat kan íe wel vergeten, issie nou helemaal betoeterd! Dáár heb ik me de laatste jaren toch zo ’n ontzettend plezier van gehad, van mijn z w a k k e  kanten. Dat ik hier niet op mijn werk ben, nou – he could have fooled me! En hij gaat me toch niet vertellen dat ik teveel ‘werk’ terwijl hijzélf hele dagen, hele avonden en halve nachten achter de PC zit.

Ik ruim de tafel af, pak het lege glas uit zijn hand en de liefste gaat boos de hond uitlaten.

Het is ook altijd wat, en ook even vaak is het altijd niets. Ik heb het altijd erg moeilijk gevonden naast een huishouden met een hard buitenshuis werkende man, drie kinderen, én een ‘baantje’, om daarnaast tijd vrij te maken voor andere ‘leuke’ dingen. Dat heb ik dan ook vaak te horen gekregen: waarom doe je niet dít, waarom doe je niet dát? Ik deed het gewoon niet. Ik schilderde niet, ik tekende niet, ik schreef niet meer, ik speelde met één vinger piano en plukte aan anderhalve gitaarsnaar omdat ik het zo wel genoeg vond.
Veel ruimte bleef er niet over, en om nu ieder stukje te moeten bevechten?
Daar had ik geen zin in. Bovendien is ‘leeggegeven’, als de definitieve diepte zien van een bodem: op.
Bij tijd en wijlen had ik daar last van, zeker: maar ik heb bij mijn weten nooit en te nimmer demonstratief dienstbaar quasi nonchalant hoeven staan te strijken op de zaterdagavond, zoals hij. 
Hij heeft gelijk: ik heb geen baan die van negen tot vijf loopt – ik maak lange dagen, de helft van de week wordt opgesoupeerd door avonddiensten, regelmatig werk ik het weekend en dan nóg vind ik dat ik tussendoor thuis zaken moet voorbereiden of beter kan regelen. (Daar zegt hij niets van, hij kijkt alleen maar z u u r …) Parttime werken, wordt zo al heel gauw een fulltime baan. Wij, de liefste en ik – hebben dit vooraf besproken. Ik werk graag en hij vond het prima. En nu valt het hem tegen? Als het nu liefdadigheidswerk was, in een tochtige mantel van Charitas, maar verdomme – ik krijgt er gewoon voor betaald! Niet veel, maar toch voldoende om niet meteen om te komen van de honger.

Had hij maar geen kreng moeten huwen. Er zijn toch zoveel aardigere meiden.
Ik heb hem nog zo gewaarschuwd…

Wat ik hem nooit zal nadragen, is dat een huishouden – een gezin -, iets is wat je ‘er zomaar bij’ doet. Eérst komt het gezin, en daarna de rest: wat je zelf wilt, komt altijd laatst. Daartussen zit een hele poos niks, omdat je alleen maar zoiets als MOE bent. Ervaring spreekt.
Ik beweer al die jaren met de liefste dat je alleen met een gerust hart kunt gaan werken, wanneer je ‘achterwacht’ goed geregeld is. Ik heb nog jáááren lang een tegoed-bon.
Mag ‘ie nog van geluk spreken dat hij tegenwoordig niet van hot naar her moet rijden, kind vóórop- kind áchterop – kind naast je op de fiets. Boodschappen aan het stuur. Snotneuzen, poepluiers.  
Behind every good man, stands a good woman en vise versa.
Hij vergeet snel. Of hij heeft het toch nooit helemaal ‘goed’ begrepen?
’t Is wel goéd!


Terug naar begin van de pagina