INHOUD GG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS

PRINT PAGINA
REAGEREN
 

G E M M A  G E U X

 

De PIET van mijn dromen

Als u denkt: wat heeft GG met ene ‘Piet’, ga ik u dat hier vertellen. Volgens mij hebben Pieten-moeders een voorspellende blik op de wensen en geneugten van het leven. Want alle mannen die deze naam dragen hebben iets bijzonders. Pietje Perrini, die kent u inmiddels, heeft zijn eigen paradijs. Meneer Piet van Beers kent u als het goed is ook. Hij loopt fier met humoristische rijmerijen gearmd door het leven en wandelt via CuBra met zijn rode draad over het scherm. Ik mag mij daar graag aan laven. Mijn zwager Piet, is er zo een die met zijn helderblauwe ogen alles het hoofd biedt. Het is zowat honderd jaar geleden dat ik hem gezien heb, maar hij houdt dat krachtige wel vol. Lachend. Mijn achterbuurman Piet is een noordelijke allochtoon, importdatum: van ver in de vorige eeuw. Daardoor is zijn ‘Haagse’ tongval doorspekt met ‘Brabantse’ humor. Dat levert mooie dingen op. Onze huis-Piet is stukadoor-metselaar: "Wildegij dè zôo, mèdje? Vèndegij dè schôon? Dan maok ik dè vur jou!". Als ik een vader mocht adopteren, verkoos ik hém boven alle mannen.

Zwarte Piet heet niet voor niets; Piet.

Piet. Dat hééft iets.

Pietje Puk heeft het ondeugende, vertederende wat de ‘wet van Bartje’, een ‘houten Klaas’ of ‘Jan L.’ nooit en te nimmer zullen krijgen. Dat Piet-Petrus, na al zijn miskleunen op deez’ aard, tóch de sleutels van de hemelpoorten beheert is geen toevalligheid. En dat de neten van de hoofdluis pieten genoemd worden, lijkt mij een vrolijke aanduiding voor toch iets heel vervelends. Een ‘Piet’ zelf, kan er niets aan doen. De Pieten-moeders zijn daar prenataal verantwoordelijk voor en zo is het cirkeltje van mijn verhaal weer rond.

Pieten staan zeker in het leven, de voeten stevig uit elkaar op de grond – met een heldere blik op de wereld en de neus in de wind, om alles met liefde gretig op te snuiven. Van hoge Pieten heb ik geen hoge pet op, op een of andere manier lijken zij en ik niet goed samen te gaan. Ze komen op mij altijd wat nepperig over. Ik bewonder alleen de echte ware Pieten, en dan nog op gepaste afstand.

 

Maar er is één Piet: daar kan ik maar niet genoeg van krijgen! Het allerliefst ging ik voor altijd en eeuwig bij deze Piet wonen, maar dat vindt die lieve Mien van hem vast niet goed.

En mijn echtgenoot roept wel eens dat ’ie van me af wil – hij roept het na al die jaren trouwens s t u k k e n minder (maar ik zie het hem nog wel eens denken) -- en ik denk, dat hij het uiteindelijk toch niet serieus meent. Tussen Piet en mij, wordt het mede daardoor, nooit iets. Toch: Piet trekt.

Dan bedoel ik niet met zijn been of zo. Piet trekt, aan mijn wezen. Want in mij, woont een simpel zomerseizoenenkind van veel zon, water en knarsend zand tussen de boterhammen. Die laat zich niet wegvriezen, al is de winter nog zo fel.

Daarom verlang ik naar Piet. Gure maanden lang, zet ik de elektrische deken op MAX en denk ik aan Piet… Wanneer de liefste nog laat wil lezen en ik de luiken oogluikend sluit en zijn leeslampje mij door de oogleden heen venijnig toestraalt – denk ik: ah, de zon & Piet…

De liefste heeft doorgaans geen weet van mijn geheime nachtelijke fantasieën zodat hij mijn genietend kreunen wel eens heel anders uitlegt. Ik laat hem zo wijs. (Ik stel het op prijs, als u dat ook doet. Kijk, het hier lezen is één ding – maar om het nou meteen verder te vertellen…)

 

Bij Piet komt namelijk vanzelf al het goede in de mens naar boven. Bij Piet mag zoveel. En hij heeft iets beschermends, iets rustgevends -- bij hem weet ik altijd precies waar ik aan toe ben. Piet stelt weinig eisen. Kom daar bij een andere man maar eens om… Piet heeft alles, wat ik nergens anders zo sterk geconcentreerd vind, om zich heen. Hij heeft een vrouw veel te bieden. Piet houdt bijvoorbeeld van ‘zwembandjes’, grote en kleine. Hij waardeert kritiekloos ook die van mij en ik mag net zolang in zijn grote vijver tussen de kikkers spartelen als ik zelf wil. Onder zijn wakend oog zwem ik tussen de dikkopjes samen met de oude pastoor, de notarisvrouw en de kinderen uit de buurt. Bij Piet lees ik in de schaduw van een boom mijn boeken, lig nutteloos in het gras, kijk naar de wolken terwijl ik op mijn rug in het water dobber. Jezus, wat mag ik lui zijn van Piet. Ik hoef bij hem alleen maar duizend sproeten per uur méér te kweken, terwijl hij een goed glas en een gulle lach schenkt. Als ik mij zo ontspannen niet bewust meer ben van de opvoedkundige taken jegens mijn eigen nageslacht, neemt Piet het pedagogische correctiewerk probleemloos van mij over. Hij oogst meer ontzag met een enkel uitgesproken woord, met een oogopslag van achter de brillenglazen, dan ik ooit met een hele zin zaaien zal.

Zelfs, en dat kunt u een afwijking noemen, zelfs (of misschien juist) gedurende de vakanties in het buitenland mis ik - Piet. Ik kan haast niet wachten tot hij zijn zomerresidentie weer gastvrij openstelt en uit zijn mond de weer-goed-weer-formule hoor: "Zôo, zèdde gullie der? We zin list nog teege mekaare hè Mie’, waor blèève ze?" Nog drie, vier maanden beoefen ik het drijven in ons ligbad en denk met toenemende weemoed aan hem: Piet…


Terug naar begin van de pagina

 

Hieronder kunt u uw reactie mailen naar Gemma.
Vul uw naam in:


Geef uw e-mail adres op:


Over welke column gaat het? (datum of onderwerp):


Uw opmerkingen:


 

 

Terug naar begin van de pagina