INLEIDING
Op
de eerste vraag uit de catechismus 'Waartoe zijn wij op aarde',
waarover filosofen zich qualitate qua het hoofd hebben gebroken,
kreeg ik in mijn leven twee antwoorden, juist in de periode dat
ik de lagere school bezocht. Het eerste antwoord luidde: wij
zijn op aarde om God te dienen en daardoor in de hemel te komen.
Enkele jaren later gaf een nieuwe versie van de catechismus als
antwoord op deze eerste levensvraag: wij zijn op aarde om God te
dienen en daardoor hier en hiernamaals gelukkig te zijn. Zelfs
de oppervlakkige lezer zal tussen deze twee antwoorden een
wereld van verschil ontdekken. Maar intussen hebben onze ouders
en voorouders geleefd met de idee, dat het grote geloof
uitsluitend voor de hemel was. Daarom creëerden ze, door de
eeuwen heen, deels voortbouwend op overgeleverde Germaanse
rituelen, het kleine geloof, dat antwoorden en oplossingen moest
geven op de vragen en de problemen van dit aardse leven. Zo
ontstond een dualiteit in geloof, die door de kerk meestal werd
geaccepteerd, zeker in gekerstende vorm, maar die soms ook met
harde middelen de kop werd ingedrukt.
Veel minder dan wij hadden onze voorouders de mogelijkheden zich
te verweren tegen de grillen van de natuur. Ziekte, armoe,
honger en niet te vergeten de dreigende duisternis van de nacht,
lagen voortdurend op de loer. Geen wonder dat ze zich hiertegen
probeerden te wapenen met de rituelen en gebruiken van 'het
kleine geloof'.
Dankzij onze hedendaagse medische en sociale voorzieningen,
centrale verwarming, onderwijs en misschien meer nog het
elektrische licht, menen wij die wapenen niet meer nodig te
hebben. Ziedaar de reden waarom de religieuze folklore tot
volledige ondergang is gedoemd. Het heeft geen zin daarover te
treuren of er nostalgisch over te doen. Maar misschien is het
wel nuttig er nog eens bij stil te staan hoe onze voorouders hun
grote en kleine geloof beleefden.
'Het kleine geloof' was de additionele geloofsbeleving van
veelal ongeletterde, arme mensen, die onder meer afhankelijk
waren van kwakzalvers en een goede oogst. Dat maakte hen
kwetsbaar en dat deed hen zoeken naar bovennatuurlijke
'huismiddelen', die wij maar al te gauw naïef en infantiel
zullen noemen, maar die voor hen een broodnodige aanvulling
waren op 'het grote geloof' van de officiële kerk.
Vanuit deze visie schrijf ik daarover en zo dient het ook
gelezen te worden.
Hier past ook een woord van dank aan mijn moeder, die me hier en
daar op het goede spoor zette, maar ook aan de vele anderen, die
mij, vaak ongemerkt, op ideeën brachten.
Frans Hoppenbrouwers
•
Driekoningen en het drievoud
6
januari

Bartolomé Esteban Murillo (17de
eeuw)
Op
6 januari vieren we Driekoningen, ongetwijfeld een van de oudste
en daarmee eerbiedwaardigste feesten van de kerk. Er komen
zoveel lijnen en gebruiken samen in dit feest, dat het
ondoenlijk is, een zinvol overzicht te geven van alles wat er
rond deze dag op schrift is gesteld. Daarom beperken we ons tot
een bepaald facet.
Neem bijvoorbeeld het getal 3. Van oudsher, ongeveer in het
begin van de derde eeuw na Christus, was het feest van 6 januari
opgebouwd uit drie elementen, verwijzend naar drie feiten,
waarvan de Evangeliën melding maken. Epiphania duidt op de
openbaring middels een ster aan de heidenen. De Romeinse kerk
heeft die benaming tot op de dag van vandaag gehandhaafd.
Bethphania gaat terug op het wonder tijdens de bruiloft van
Cana, waarbij Jezus water in wijn veranderde en in feite zijn
openbaar leven begon, zijn godheid zichtbaar maakte. De doop in
de Jordaan door Johannes, toen de vader vanuit de hemel
getuigde: 'Dit is mijn welbeminde zoon,' zorgde voor deze
benaming: Theophania, de openbaring van god zelf. De drie
koningen of wijzen, het evangelie noemt ze magiërs of
astrologen, behoorden waarschijnlijk tot een priesterkaste in
Perzië, die veel invloed had. De geschriften geven niet veel
duidelijkheid over de hoeveelheid wijzen, aan wie de openbaring
ten deel viel. Er wordt gesproken van 15, 12, 4, 3 en 2 wijzen.
De overlevering zorgde ervoor, mede omdat er drie soorten
geschenken waren, dat we uiteindelijk spreken van drie wijzen
uit het oosten.
Ook
wat de namen van de magiërs aangaat, is er in de loop der eeuwen
veel verwarring geweest. Er is onder meer sprake van Sarachim,
Magala, Galgalat, Amerus, Appelius, Damascus, Mansor, Theogene,
Ator, Seit, Sator en Peratoras. Pas in de achtste eeuw duiken de
namen op van Caspar, Melchior en Balthasar. Er worden dan zelfs
mededelingen gedaan over de persoon en het uiterlijk van die
onderscheiden magiërs. Zo wordt Caspar beschreven als een
jongeman zonder baard, met de overmoed van de jeugd. Melchior is
een bezadigde grijsaard met een grote, witte baard, wat
aarzelend in zijn doen en laten. Balthasar tenslotte wordt
voorgesteld als een donker type met de vurigheid van een
zuiderling.
Ze
offerden drie gaven: goud, wierook en mirre.
Goud is het edelste metaal, het minste wat je God kunt aanbieden
als teken van eerbied en onderdanigheid. Wierook is een
aftreksel van een plant, dat wordt verbrand, waarna de geurige
rook als een gebed opstijgt naar de hemel.
Mirre betekent traan in het Grieks. Dit bittere sap lekt uit de
schors van een struik en is zeer aangenaam van geur. Men
gebruikte mirre vooral om lijken te balsemen, vandaar dat de
overdrachtelijke betekenis in de sfeer kwam te liggen van boete
en versterving. Toegepast op Christus verwijst de mirre naar
zijn mensheid, sterven en begrafenis.
De
heiligheid van het getal drie vind je werkelijk overal terug in
geschriften van religieuze aard in welke godsdienst dan ook. De
zegening van dit getal is zo oud als de mensen.
Patroonsfeest: 6 januari.
•
St.
Antonius en het varken
17
januari
%20Joos%20van%20Craesbeeck%20(1605%20-%201661)-bew-800.jpg)
Joos van Craesbeeck - De temptatie
van Sint Antonius (1650)
Tot
diep in de Middeleeuwen was het een algemeen verschijnsel, dat
varkens losliepen in de veelal modderige straten van zowel
dorpen als steden. Om begrijpelijke redenen gaf dat met name in
een stad veel overlast, viezigheid en stank. Langzaam maar zeker
begonnen schout en schepenen het loslopen van varkens te
verbieden, vooral om hygiënische redenen. Het duurde echter meer
dan een eeuw voordat alle steden gehoor gaven aan dit gebod en
dat wilde niet eens zeggen, dat de mensen er zich aan hielden.
Pas toen de bestuurderen er toe overgingen strenge straffen uit
te delen, zoals verbeurdverklaring van het beest, kregen de
stedelijke straten een wat beter aanzien. Wat de varkens betreft
moeten we niet denken aan de gladde, 'opgefokte' vleesproducten
van de huidige bio-industrie, maar aan kleinere, flink behaarde
beesten, die meer op wilde zwijnen leken. Ze waren bovendien
sterker van constitutie en vooral ook grimmiger en gevaarlijker
dan hun tegenwoordige equivalenten.
Het
verbod van schout en schepenen m.b.t. het laten loslopen van
varkens gold overigens niet onverbiddelijk voor alle wroeters.
In het algemeen maakte men uitzonderingen ten aanzien van drie
categorieën: Antonius-varkens, Cornelius-varkens en
Hubertus-varkens. Dat waren dieren die aan de kerk, een klooster
of ook wel aan de gemeenschap toebehoorden. Ook na de
inwerkingtreding van bovengenoemd verbod, bleven deze beesten,
per stad zo'n tien à twaalf, het Middeleeuwse straatbeeld
beheersen en verpesten, want niet zelden was er een aanwijsbaar
verband tussen de loslopende varkens en het uitbreken van de
pest. De aan een heilige toegewijde varkens voedden zich
voornamelijk met huisafval, dat de burgers door de ramen naar
buiten kieperden. Dit had voor hen twee voordelen. Op de eerste
plaats raakten ze op een simpele manier hun rommel kwijt en in
tweede instantie deden ze een werk van barmhartigheid. In de
wintermaanden werden de varkens immers gevangen en verkocht,
waarna de opbrengst verdeeld werd onder de armen. Naar
aanleiding van dit feit neem ik de vrijheid, verband te leggen
tussen deze 'offerdieren' en ons huidige spaarvarken. In de
varkens uit de Middeleeuwen stopte men wat van de eigen
overvloed, zij het dan in de vorm van etensresten; hedendaagse
kinderen doen het geld wat ze overhebben in een spaarpot, die
niet zelden de vorm heeft van een varken. Met name in sommige
delen van Vlaanderen bestaat nog de gewoonte om op of omstreeks
17 januari, de feestdag van de H. Antonius, varkenskoppen bij
opbod te verkopen. Het geld gaat naar de kerk of naar een ander
goed doel. St. Antonius Abt wordt in verband gebracht met het
varken, omdat de duivel hem in de gedaante van een zwijn
probeerde te verleiden. De heilige kluizenaar leefde in de derde
eeuw.
Patroonsfeest: 17 januari.
•
St.
Sebastiaan, geliefd patroon der gilden
20
januari

Gerrit van Honthorst (17de eeuw)
Op
20 januari vieren we het feest van St. Fabianus en St.
Sebastianus. Beide heiligen stierven voor hun geloof de
marteldood. De H. Fabianus was een paus, die de kerk bestuurde
van het jaar 236 tot 250. De H. Sebastianus was een soldaat. Dat
een soldaat het tot heilige bracht, heeft altijd zeer tot de
verbeelding van het volk gesproken. Vandaar dat hij qua
bekendheid de H. Fabianus naar de tweede plaats heeft
verdrongen. Gelukkig zijn heiligen niet afgunstig! Hoewel St.
Sebastiaan christen was, in het geheim, diende hij in het leger
van keizer Diocletianus, onder wiens bewind de christenen hevig
werden vervolgd, bij duizenden in de gevangenis belandden en de
marteldood stierven. Juist omdat hij soldaat was, kon St.
Sebastiaan zonder veel moeite in de gevangenis komen. Daar
bemoedigde hij de christenen en sterkte hen in het geloof. Maar
zijn geheim bleef niet lang bewaard en hij viel in ongenade bij
de keizer, die hem door soldaten met pijlen liet doodschieten.
Ze lieten hem inderdaad voor dood liggen, maar hij was slechts
zwaar gewond en herstelde door de goede zorgen van de H. Irene.
Na herstel ging hij regelrecht naar de keizer om te protesteren
tegen de steeds feller wordende vervolgingen. De keizer liet hem
gevangen nemen, waarna hij op de renbaan van het paleis werd
doodgeknuppeld.
Zijn lichaam werd in het stadsriool gegooid, maar de H. Lucia
liet het opvissen en eervol begraven in de catacomben onder de
Via Appia, waar zoveel martelaren rusten.
Omdat St. Sebastianus met pijlen werd doorboord, werd hij al
snel na zijn dood aangeroepen tegen de pest. De pijl die komt
aanzoeven en plotseling zijn moordende werk doet, is al van
oudsher het symbool van die gevreesde ziekte. Van daar dat er
honderden kerken, altaren en hospitalen werden gesticht onder de
bescherming van zijn naam. Ter afwering
van
de pest werden er eveneens in zijn naam broederschappen en
genootschappen opgericht. In tijden van pestepidemieën droeg het
volk zijn beeltenis om de
hals of droeg ijzeren pijltjes bij zich en streek zich daarmee
over het hoofd. Eveneens als afweer tegen de pest, dronken de
mensen gewijde wijn uit zijn schedel. In onze tijd is St.
Sebastiaan vooral bekend als patroon der gilden en der
schuttersgilden, die in Zuid-Nederland, België en het Duitse
Rijnland nog volop bestaan. De gilden die zijn naam dragen,
hebben op 20 januari hun zogenaamde teerdag. Dan wordt er goed
gegeten en gedronken. Als drank is bier favoriet en er wordt
vooral braadworst gegeten. Na de maaltijd schieten de
gildebroeders op de vogel. Wie de vogel afschiet wordt de koning
en krijgt de koningsketen om. In Lier, in Vlaanderen, bakken de
vrouwen van de gildebroeders zogenaamde bastiaanbroodjes.
Spreuk: Fabiaan en Sebastiaan doen het sap in het hout gaan.
Patroonsfeest: 20 januari.
•
St.
Agnes, de zuivere
21
januari

Alessandro Turchi (16de
eeuw)
Je
zou, met enig recht van spreken, kunnen stellen dat de H. Agnes
niet zo goed meer past in deze tijd van vrije seks en het
najagen van eigen lusten. In mijn ogen kun je met méér recht
zeggen, dat haar voorbeeld in onze tijd des te waardevoller is.
Voor de H. Agnes gelden in de kerk twee feestdagen, 21 januari
en 28 januari. Op de eerste datum herdenken we haar marteldood,
op de tweede datum vieren we haar geboortedag. Van bijna alle
heiligen wordt alleen de sterfdag herdacht, maar de kerkleiders
vonden haar voorbeeld zo belangrijk, dat ook haar geboorte
aandacht verdiende. De naam Agnes is afgeleid van het Griekse
Hagné, dat zuivere betekent. De H. Augustinus bracht de naam ook
in verband met het Latijnse Agnus (lam) en sindsdien is dat de
meest verbreide verklaring.
De
H. Agnes wijdde haar leven al zeer vroeg aan Christus. Als
opgroeiend meisje droeg ze al de zwarte maagdensluier, ten teken
van haar verbondenheid met Christus. Tijdens de vervolging van
keizer Diocletianus gaf ze zich vrijwillig aan als christin.
Omdat hij op de hoogte was van haar wil om ter ere van Christus
maagd te blijven, veroordeelden de rechters haar tot het werken
in een bordeel. Ze werd gedwongen zich te ontkleden en zo met
haar mooie lichaam de lust van de klanten op te wekken. Maar God
liet haar niet in de steek, want haar haren begonnen zo snel te
groeien, dat ze haar hele lichaam bedekten. Toen een jonge man
zich desondanks aan haar wilde vergrijpen, viel hij dood neer.
Op voorspraak van St. Agnes kwam hij echter weer tot leven en
bekeerde zich. Daarna werd ze, tevergeefs, levend geroosterd,
waarna de beulen haar keel met een zwaard doorstaken.
Na
haar dood werd haar graf voor veel christenen een plaats van
samenkomst. Ze verscheen daar eens, omstraald met licht en aan
haar voeten een pasgeboren lam, zinnebeeld van haar zuivere
liefde. In Rome werden daarna op Agnesdag twee lammeren gewijd.
De wol van deze dieren werd gebruikt om er het pauselijke
pallium van te weven, een smal schouderkleed, symbool van het
feit, dat de paus de goede herder vertegenwoordigt. Op Agnesdag
leeft de gewoonte in Utrecht en Vlaanderen, dat mannen
geschenken geven aan vrouwen en meisjes. Die geschenken heten
nieten of angen. Daags voor 21 januari onthielden meisjes zich
vroeger van spijs en drank. In de droom van de volgende nacht
zagen ze dan hun toekomstige man. 'Op Agnesdag begint de lente',
zeiden onze voorouders, 'de leeuwerikken komen terug, de vogels
paren op die dag en de bijen zwermen uit'. Als men het eerste
koekje dat op die dag gebakken wordt aan de kippen voert, leggen
ze veel eieren.
Weerspreuk: Als Agnes en Vincentius komen, begint men het
wintervuur te schromen.
Patroonsfeest: 21 januari.
•
Lichtmis, feest der vrouwen
2
februari

Jacques Daret (1434)
Het
feest van Maria Lichtmis valt precies 40 dagen na kerstmis. Dat
heeft alles te maken met Joodse tradities, die strenge
voorschriften hebben ten aanzien van moederschap en
pasgeborenen, met name en vooral m.b.t. eerstgeborenen. De
voorschriften voor de moeder tonen een opvallende parallel met
wat wij vroeger 'de kerkgang' noemden; 40 dagen (zes weken) na
de geboorte van Jezus ging Maria, als Joodse vrouw, naar de
tempel en offerde, ter zuivering van de erfzonde, twee jonge
duiven. Eveneens 40 dagen na de geboorte van Jezus volgde
volgens de traditie de opdracht in de tempel. Daarnaast vieren
we op 2 februari de ontmoeting met Simeon. In de westerse kerk
dateert deze viering van het jaar 496. Er zijn gegronde
aanwijzingen dat de lichtprocessie op deze dag gezien moet
worden als 'tegenstander' van een Romeins feest, waarbij met
fakkels werd gelopen.
Vast staat in ieder geval wel dat Lichtmis in onze streken door
de eeuwen heen steeds duidelijker in het teken kwam te staan van
Maria. Het feest werd in de Volksmond ook wel vrouwedag genoemd,
ter onderscheiding van Hoge Lieve Vrouwedag, 15 augustus. Het
woord Lichtmis is eenvoudig te verklaren. Tijdens de mis werden
kaarsen gewijd, uitgedeeld en in processie rondgedragen.
Langzaam maar zeker gingen, naast de vrouw der vrouwen, ook
moeders en huwbare meisjes delen in de aandacht op 2 februari.
In sommige streken had de vrouw het die dag voor het zeggen in
het gezin. Daarnaast ontstonden er nog velerlei vormen van
gebruik en geloof. De met Lichtmis gewijde kaarsen brachten veel
zegen. Als het feest op een zondag viel, was de zegenende kracht
echter tienvoudig. Na de mis namen de gelovigen een of meer
kaarsen mee naar huis om ze te kunnen gebruiken op moeilijke
momenten: onweer, epidemie-en, barensnood, bediening. Ook
gebeurde het dat de huisvader driemaal met een brandende
lichtmiskaars om het huis liep. Hij zegende er daarna de
kinderen mee en brandde tenslotte met de kaars drie kruisjes
boven de deur, ter zegening en bescherming van gezinsleden, have
en goed. Met hetzelfde doel plakte men stukjes van de kaarsen in
de vorm van een kruis op deuren van huizen en stallen, ploegen,
eggen, karren en zelfs op fruitbomen. Hier moeten we weer
verwijzen naar de vruchtbaarheidsriten van de Germanen, die in
februari de winterfeesten afsloten. In het verlengde daarvan
liggen ook de gebruiken om druppels was van de kaarsen op het
vee te laten druppen of in het zaaigraan. Lichtmis was vroeger
een feestelijke dag. Er werden vooral pannekoeken gegeten. Wie
de meeste pannekoeken kon 'verwerken' zou het hele jaar gelukkig
en zonder geldgebrek zijn. Tot slot: met Lichtmis is geen wijfke
zo arm, of ze maakt het panneke warm.
Patroonsfeest: 2 februari.
•
De H.
Blasius en het veredelde zuurtje
3
februari

Giovanni Frnacesco de Rosa
(17de eeuw)
Op
het feest van de H. Blasius was het meestal koud in de kerk.
Toch waren er, ondanks de kou, op 3 februari meer mensen dan
gewoonlijk, want de pastoor zou na de mis de Blasiuszegen geven.
De banken zaten vol met moeders en hun talrijke kinderen. Vaak
hadden ze ook nog een zuigeling op de arm. Na het Ite Missa est
ging iedereen naar voren tot bij de pastoor, die voor de
communiebank stond met twee gewijde kaarsen, die hij kruiselings
vasthield. Eén voor één kregen de gelovigen de twee uiteinden
van de kaarsen tegen beide zijden van de hals gedrukt. Dat gaf
voor een jaar bescherming tegen allerlei vormen van keelziekten
en dat was een hele geruststelling in een tijd dat
geneesmiddelen even schaars waren als nu de gelovige gebruiken.
Tegenwoordig nemen we een dropje en, als dat niet helpt, zo 'n
veredeld zuurtje, dat voor een kwartiertje helpt. Mocht het dan
nog niet overgaan, dan zoeken we hulp bij de huisarts of zelfs
bij de specialist. De Blasiuszegen wordt hoogstens nog gegeven
in een paar kerken in Vlaanderen en Nederland, die aan de
heilige zijn toegewijd. Deze tijd leent zich niet meer voor dat
soort eenvoudig vertrouwen. Wij kiezen voor de weg van de
wetenschap en de zekerheid van de empirische bewijzen.
Als
dat zo is, vraag ik me toch af, waarom steeds meer mensen hun
heil zoeken bij alternatieve geneeswijzen, handopleggers,
gebedsgenezers en kwakzalvers. Een mensenleven kan blijkbaar
niet enkel steunen op de vindingen van het eigen ras. Vandaar
dat we behoefte hebben aan een Toegevoegde Waarde. Ook de
Blasiuszegen past in het hoofdstuk Toegevoegde Waarden, omdat
hij een beroep doet op bovenmenselijke krachten. Of deze zegen
ooit mensen werkelijk heeft behoed voor welke keelziekte dan
ook, mogen we met recht betwijfelen, al weetje als mens maar
nooit. Het idee dat de H. Blasius in het bijzonder hielp tegen
keelziekten, berust immers op een legende, die vertelt dat de
heilige eens een kind heeft gered, dat een visgraat in de keel
had. De H. Blasius, een bisschop die leefde in de vierde eeuw,
werd bovendien aangeroepen tegen eczeem, brandwonden, maagpijn,
waterzucht, verzweringen en allerlei kinderziekten.
Patroonsfeest: 3 februari.
•
St.
Agatha en de borstkanker
5
februari

Allessandro Turchi (17de eeuw)
Op
het gevaar af voor seksist te worden uitgemaakt - je weet maar
nooit vandaag de dag - waag ik het de borsten als de mooiste
ornamenten van de vrouw te betitelen. Ze onderscheiden haar het
opvallendst van de man en ze dragen bij tot de warme
uitstraling, die vrouwen zo onweerlegbaar nuttig maken in deze
zakelijke, technocratische maatschappij. Voor veel vrouwen is
het dan ook een ramp, als ze een of beide borsten moeten missen,
bijvoorbeeld omdat een kwaadaardig gezwel amputatie noodzakelijk
maakt. Ondanks een goede prothese, niet van echt te
onderscheiden, voelen veel vrouwen zich in hun diepste wezen
aangetast en met name de psychische gevolgen zijn vaak
traumatisch. Misschien moet je wel een vrouw zijn om dat precies
te kunnen aanvoelen. Het zit hem niet in de prothese, niet in
het uiterlijk zichtbare, maar juist in de diepste lagen van haar
ziel. Er zijn zelfs vrouwen die een amputatie weigeren en
daarmee het risico lopen vroegtijdig aan kanker te overlijden.
Wat heeft dit verhaal nu te maken met de H. Agatha, zult u zich
afvragen. Ze leefde in de derde eeuw, de periode die zoveel
martelaren en martelaressen heeft voortgebracht. Als christin
koos ze voor een leven zonder man. In haar tijd was dat niet
alleen een drieste, maar vooral ook een onaanvaardbare houding,
die door de gehele gemeenschap als verachtelijk werd beschouwd.
Nu
wilde het lot bovendien dat stadhouder Quintianus zijn oog op
haar liet vallen en haar tot zijn bruid bestempelde. De heilige
Agatha weigerde, terwijl ze wist, dat dit haar duur zou komen te
staan, vooral omdat de stadhouder zijn gezichtsverlies koste wat
kost zou willen terugwinnen.
Hij
leverde de H. Agatha over aan een paar beulen, die haar in haar
diepste wezen raakten, door haar beide borsten af te snijden en
haar in een cel alleen te laten met haar ellende. De legende
vertelt, dat de H. Petrus haar verscheen om haar te bemoedigen,
waarna hij haar beide borsten teruggaf. Quintianus was niet erg
onder de indruk en liet haar roosteren op gloeiende kolen. Terug
in de cel stierf de H. Agatha aan haar wonden op 5 februari 251.
Op die dag viert de kerk haar gedachtenis, al meer dan zeventien
eeuwen. Ze was een moedige vrouw, die koos voor wat haar het
meest dierbaar was, ondanks de gevolgen. Sinds haar dood wordt
ze aangeroepen tegen alle vormen van kanker, in het bijzonder
tegen borstkanker, deze martelares uit de oude tijd, wier moed
misschien kan doorwerken in de onze.
Patroonsfeest: 5 februari.
•
De H.
Apollonia of de fluoride
9
februari
-bew-800.jpg)
Naar Carlo Dolci (17de eeuw)
Binnen de korte periode van een aantal dagen viert de kerk de
gedachtenis van vier heilige vrouwen, die alleen leefden in de
eerste eeuwen van het christendom. Met name in de rij der
martelaren zijn vrouwen erg goed vertegenwoordigd, overtreffen
zelfs het aantal mannen. Zowel de H. Agnes, Brigida, Agatha als
Apollonia verkozen een celibatair leven, zodat ze zich volledig
aan het geloof konden wijden. Voor een vrouw was dat in die tijd
veel moeilijker dan voor een man, die nu eenmaal veel meer
ruimte kreeg om zijn eigen leefpatroon in te vullen. Vrouwen
werden dan al gauw verdacht van excentriciteit en opstandigheid
en er waren altijd wel een paar mannen in de buurt, die zo'n
houding met geweld de kop in wilden drukken, zeker als die
vrouwen bovendien christinnen waren. Zo verging het ook de H.
Apollonia, die leefde in de derde eeuw, onder het schrikbewind
van keizer Decius, die alles wat christen was tot in de grond
wilde uitroeien. Christenen waren verachtelijke mensen die
bloedoffers brachten en zelfs kinderen aten. Dat beeld hadden in
ieder geval de leidende figuren in het Romeinse Rijk.
Toen de H. Apollonia voor de rechter werd geleid, verdedigde zij
haar geloofsovertuiging, zowel in woord als in daad, zo
overtuigend dat de juristen met de mond vol tanden stonden. Om
zich te wreken en hun geschonden blazoen weer wat op te
vijzelen, leverden ze de H. Apollonia uit aan de beulen, die
haar de tanden uit de mond sloegen. Weinig onder de indruk van
deze gruwelijke behandeling, zette ze de juristen nogmaals voor
schut. Uiteindelijk stierf ze op de brandstapel.
Dat
het gelovige volk haar begon aan te roepen tegen de kiespijn, is
in feite een bijkomstigheid. Daarmee wil ik overigens niet
zeggen, dat het niet hielp. Van mijn vaders kant heb ik nogal
wat familieleden die Ploon heten en we hebben allemaal een
ijzersterk gebit, waar zelden iets aan mankeert, al generaties
lang. Dat kan natuurlijk een erfelijke kwestie zijn. Het ligt in
ieder geval niet aan de fluoride, het tegenwoordige wondermiddel
in de tandpasta.
Dat
het volk een remedie zocht tegen de kiespijn lag vroeger
overigens erg voor de hand. Het is een zeer pijnlijke zaak en er
woonde niet op elke hoek een tandarts. Bovendien nam de H.,
Apollonia genoegen met een muntje in de offerblok en bij de
tandarts loopt de rekening al snel op. Ik houd ze in ieder geval
in ere, de 'Plonen' in mijn familie.
Patroonsfeest: 9 februari.
•
St.
Amandus en de gezinsbijdrage
13
februari

Rubens - Amandus en Walburga (1610)
Heel vroeger benoemde de kerk pas een priester in de parochie,
als de gemeenschap groot genoeg was om de zielzorger te
onderhouden. Dat was een verstandige maatregel, want het mes
sneed aan twee kanten. Enerzijds kon de priester zich volledig
aan de zielzorg wijden, omdat hij niet gekweld werd door
wereldlijke zorgen, anderzijds wist de parochie, vanaf het
begin, precies waar ze voor gekozen had: voor wat hoort wat. Tot
ver in de zestiger jaren van deze eeuw is deze
afhankelijkheidsrelatie tussen herder en parochie blijven
bestaan. Nu heeft elke zielzorger een vast inkomen en dat biedt
in ieder geval meer zekerheid. Over de manier waarop dat vroeger
ging, kan ik een paar aardige staaltjes vertellen.
Als
de pastorietuin in mijn geboortedorp in het voorjaar aan een
grote beurt toe was, gaf de pastoor vanaf de preekstoel een
simpele hint: ik zag al mensen in hun moestuin bezig. In de
daarop volgende dagen bracht een boer een volle kar mest en een
paar leden van de Jonge Boerenstand namen de pastorietuin eens
goed onder handen. Als tweede voorbeeld noem ik het banken
verpachten, dat overigens nogal eens aanleiding gaf tot wrevel:
de dikste beurzen hadden de beste banken. Vaak tot genoegen van
de pastoor werd er op de pachtdag driftig tegen elkaar op
geboden, waarbij prestige een veel grotere rol speelde dan
devotie. Zo bracht de verpachting van één bank soms meer dan
honderd gulden op, bijna een kapitaal in die tijd.
Lezend over de H. Amandus (Sint Amand of Sint Manten) kwam ik
een verhaal tegen dat prachtig in dit rijtje past. In Vlaanderen
werd de heilige onder meer aangeroepen ten behoeve van een
voorspoedige bevalling van het vee. Wierp de koe daarna een
gezond kalf, dan was het jonge dier voor St. Amand. Het werd
naar de kerk gebracht, waar iemand er een relatief laag bod op
deed. De betreffende boer betaalde dat bedrag aan de kerk en nam
het kalf weer mee naar huis. Natuurlijk waren er boeren die
probeerden er onder uit te komen. Ze brachten het kalf op zo'n
vreemd tijdstip naar de kerk, dat je mocht verwachten dat er
niemand zou zijn om een bod te doen. Daarmee was de kous af.
Maar dan kwam plotseling de pastoor vanachter een pilaar
tevoorschijn en deed alsnog een bod, vaak hoger dan gebruikelijk
was. Zo voorzag de pastoor zich van wat we tegenwoordig de
gezinsbijdrage noemen.
Sint Amandus leefde in de zevende eeuw. Hij was onder meer
bisschop van Maastricht en stichtte met name in België veel
kloosters. Terecht wordt hij dan ook wel de apostel van
Vlaanderen genoemd.
Patroonsfeest: 13 februari.
•
Valentijn, patroon der geliefden
14
februari

V.l.n.r.: Valentinus, Stephanus, Maximilianus -
houtgravure uit een missaal (1505)
St.
Valentijn was een Romeinse monnik - Valentinus - die in het jaar
262 de marteldood stierf. Volgens de legende was hij een groot
liefhebber van bloemen, die hij, als uiting van zijn liefde, in
grote aantallen wegschonk. De kerk heeft het feest van St.
Valentijn vastgesteld op 14 februari en dat niet zonder reden.
Omstreeks die tijd van het jaar vierden de Romeinen voordien de
zogenaamde Lupercaliën, een feest gewijd aan Pan, waaraan een
zee van bloemen te pas kwam. Voor de Germanen was het de tijd
van herinnering aan Freijers bruidstocht naar Gerda. Er werden
door jongemannen dan fakkeloptochten gehouden, waarbij het
zoeken naar een toekomstige vrouw voorop stond. Om deze twee
feesten te kerstenen bepaalde de kerk dat St. Valentijn of St.
Velten op bovengenoemde datum gevierd zou worden. Sindsdien
bleven de gebruiken op deze dag een smeltkroes van heidense en
christelijke tradities. St. Valentijn werd aangeroepen tegen de
koorts, de stuipen en tegen oogziekten, maar ook, op
volksetymologische gronden - Vellen: vallen tegen epilepsie of
vallende ziekte. In het volksgeloof zien we wel meer van deze
onlogische, naïeve redeneringen opduiken. We moeten daarbij wel
bedenken, dat het hier gaat om ongeletterde mensen, die bij
ziekte en ongeluk elke strohalm grepen om zich aan vast te
houden. Door de eeuwen heen is St. Valentijn vooral de patroon
geworden van de liefde. In de Angelsaksische landen schenkt men
familie, vrienden en kennissen veel bloemen, ten teken van
vriendschap en liefde. In Duitsland, Frankrijk en onze streken
waren en zijn het vooral de verloofden die elkaar op deze dag
geschenken geven.
Het
volksgeloof zegt, dat op 14 februari de vogels hun wijfje
zoeken. Voor jongens en meisjes was dit aanleiding om elkaar ook
maar eens op te zoeken. De jongens hadden dan het recht het
meisje naar hun keuze een geschenk te geven of een liefdesbrief
te schrijven. Ook zond men elkaar krakelingen of andere in
elkaar gevlochten voorwerpen, als symbool van de zogenaamde
liefdesknoop. Een mooi verhaal doet nog steeds de ronde over de
begijntjes. Aangezien zij ervoor gekozen hadden ongehuwd door
het leven te gaan en zich te wijden aan gebed en geloof, kozen
zij op 14 februari de heilige, die ze het komende jaar extra
zouden vereren. Ze trokken daartoe een lot uit een grote zak,
waarin briefjes zaten met daarop de namen van alle heiligen door
het jaar.
Hier en daar werd Valentijnsdag ook als ongeluksdag beschouwd,
aangezien Judas Iscariot op die dag geboren zou zijn. Zo kwam
men op de ongelukkige gedachte dat mensen en dieren op St.
Valentijn geboren, jong zouden sterven. Laten wij het maar
houden op het bloemenfeest, ter ere van St. Valentijn, die
bemoediging en troost bracht aan veel mensen, door hen een bloem
te schenken. Het voortzetten van deze traditie is niet alleen
aardig, maar misschien wel broodnodig.
Patroonsfeest: 14 februari.
•
St.
Geertrui en de muizenissen
17
maart


Adriaen Collaert - gravure (coll. Rijksmuseum)
Nagenoeg iedereen heeft er wel eens last van, dat hij de slaap
niet kan vatten, omdat er allerlei gedachten door zijn hoofd
spelen, die een kluwen lijken te vormen, met zoveel beginstukken
en eindpunten, dat hij er kop noch staart aan ziet. Dat kluwen
is bovendien voortdurend in beweging, draaiend en malend,
uitzettend en inkrimpend. Precies op dat irritante verschijnsel
duidt het prachtige woord 'muizenissen', dat in feite muizenest
betekent. "Wie ooit een muizenest gezien heeft, zal er geen
moeite mee hebben een vergelijking te trekken met de woelende
wirwar in zijn hoofd, als hij slapeloos ligt te woelen, van de
ene zij op de andere gaat en uiteindelijk maar opstaat om
bijvoorbeeld een glas warme melk te drinken. Een nest met een
stuk of vijf jonge muizen biedt namelijk een vergelijkbaar
beeld. Door het voortdurend krioelen van de jongen, lijken de
eindjes garen, touw, papier en haar, waarvan het nest is
gemaakt, onophoudelijk te bewegen. Maar de vergelijking gaat ook
op in overdrachtelijke zin.
Voor de Germanen was de muis het symbool van de geest, de ziel,
en zo stond het diertje onder de direkte bescherming van de
doodsgodin Freya. Na de kerstening is dit idee in ons blijven
voortleven, maar bovendien werden een aantal karaktertrekken van
Freya overgeheveld naar St. Geertrui.
Het
volksgeloof zegt, dat de ziel de mens bij zijn dood verlaat in
de vorm van een muis. Zo werd St. Geertrui eerst gezien als de
begeleidster van de ziel, op zijn weg naar de laatste
bestemming. Later ging men haar ook aanroepen tegen
muizenplagen. Uit de Geertrudisbronnen werd water geschept,
waarmee men huizen, stallen en schuren besprenkelde, in de
overtuiging dat de muizen dan weg zouden blijven.
Met
name vrouwen zijn vaak overdreven bang voor muizen. Die angst is
op minstens twee manieren afdoende te verklaren. In de eerste
plaats noem ik dan het oergegeven dat de muis de zichtbare
gedaante is van de ziel en daarmee rechtstreeks in verband staat
met de dood. Reden genoeg om op je hoede te zijn. De tweede
reden die ik wil aanvoeren is misschien nog verhelderender.
Vroeger dachten de mensen in alle ernst, dat muizen zich niet
voortplantten, maar ontstonden uit vettigheid en smerigheid,
zomaar vanzelf. Als er muizen werden gesignaleerd in haar
directe omgeving, kon de vrouw des huizes vragen stellen bij
haar properheid en daarmee was tevens haar status in het geding.
Zo begonnen de nachtelijke muizenissen en was de kring rond.
Patroonsfeest: 17 maart.
•
Vrijdag de dertiende en de zinloze angst

Juan de Juanes (16de eeuw)
De
mens lijdt het meest van het leed dat hij vreest, maar dat
zelden op komt dagen. Zo ongeveer zei mijn moeder het altijd.
Het is in ieder geval een van die spreuken, die een waarheid als
een koe bevatten, vandaar dat ze uitstekend van toepassing is op
de zinloze angst van veel mensen voor 'vrijdag de dertiende'. Er
zijn er zelfs onder ons, die op zo 'n dag zorgvuldig binnen
blijven en ook daar secuur alles vermijden, dat enig risico
inhoudt. Dat geldt overigens niet alleen voor Nederland, maar
voor heel West-Europa. Met name in Duitsland heeft men er veel
weet van. Voor veel moeilijk te definiëren angsten geldt de
stelregel, dat een verklaring de vrees al voor het grootste
gedeelte wegneemt.
De
hersenspinsels rond vrijdag de dertiende zijn in de Middeleeuwen
ontstaan vanuit een vrome, christelijke cultuur, die enerzijds
nogal rechtlijnig en anderzijds mysterieus was en daardoor
behoefte had aan ver doorgevoerde symboliek. Vooral het volk kon
er wat van. Vrijdag de dertiende bestaat uit twee elementen: een
dag en een getal, vrijdag en dertien. Eerst zullen we die
vrijdag eens bij de kop vatten. Die dag heeft iets boosaardigs
gekregen, omdat Christus op een vrijdag gestorven is. Zo werd
het een doemdag, een dag van onheil. Tot voor kort zou een boer
op vrijdag nooit aan een nieuw karwei beginnen, want dan rustte
er een vloek op. Dat deed hij overigens ook niet op maandag,
want ook die dag was niet helemaal jofel. Zo kon het gebeuren,
dat de boer op zaterdag reeds een paar voren ploegde om het
karwei pas op maandag te voltooien. Wij kennen nog de
uitdrukking: hij heeft het zeker maandagmorgen.
Wat
betreft het geval dertien is het van hetzelfde laken een pak.
Naast drie en zeven is twaalf in de bijbel een veel voorkomend,
gezegend getal. Het getal dertien moeten we dan ook zien als een
overschrijding van twaalf, een teveel, een ongelukkige
toevoeging, die voorbij schiet aan het volmaakte. Bovendien
zaten er bij het Laatste Avondmaal dertien mensen aan tafel,
Jezus met de twaalf apostelen. Twee daarvan, Judas en Jezus,
stierven vrij spoedig daarna. Zodoende kreeg het getal dertien
een boosaardige uitstraling in het alge- meen, maar in het
bijzonder als het om een maaltijd ging. Zo gaat men in Frankrijk
nooit met dertien man aan tafel. In voorkomend geval nodigt men
steeds een veertiende uit, die dan gratis aanschuift. Er zijn
zelfs berichten, dat mensen voor een deel in hun levensonderhoud
voorzien, door zich bij regelmaat 'als veertiende' aan te
bieden.
Tellen we nu vrijdag op bij dertien, dan komen we op het summum
van onheil.
•
Sint
Jozef en de assertiviteit
19
maart

Georges de la Tour (17de eeuw|)
Over het leven van St. Jozef zijn ons maar zeer weinig feiten
bekend. Hij huwde met Maria, die een kind kreeg, waarvan hij
niet de vader was. Toen hij ontdekte dat Maria al voor hun
huwelijk zwanger was, had hij het daar moeilijk mee, want hij
'bekende haar niet'. Even dacht Jozef erover Maria in stilte te
verlaten, om haar niet in opspraak te brengen, maar via een
droom werd hem duidelijk gemaakt, dat hij dat plan beter kon
laten varen. Sindsdien wijdde Jozef zijn leven aan Maria en haar
kind. Dit gegeven roept niet het beeld op van een man, die uit
het leven haalt wat erin zit, carrière wil maken, desnoods met
de ellebogen werkt om iets te bereiken, steeds gelijk wil hebben
en dat nog van de daken schreeuwt ook. Nee, dat is juist het
beeld van de geslaagde man in de moderne samenleving. Die is
goedgebekt, goedgekleed, vlot, assertief, van zichzelf overtuigd
en als het erop aan komt nietsontziend. Het tegendeel van St.
Jozef, mag je wel zeggen. Misschien wel daarom is St. Jozef voor
het gelovige volk nooit zo populair geweest. Blijkbaar ging er
te weinig van hem uit, toonde hij te weinig initiatief. Omdat
hij nu eenmaal als timmerman te boek stond, werd hij de patroon
van de bouwvakkers en omdat hij, volgens de legende, stierf in
de armen van Jezus en Maria, werd hij het symbool voor een
zalige dood. Maar dat zette ook geen zoden aan de dijk. De
bouwvakker vertrouwt uiteindelijk meer op zijn workmate en aan
de dood denken we liever niet. Toch zijn er redenen genoeg om
van St. Jozef een ander beeld te schetsen, maar dan kom je
onveranderlijk weer bij karaktereigenschappen terecht, die
momenteel niet meer in de mode zijn: nederigheid en
dienstbaarheid. Je zou bijna zeggen, dat deze twee begrippen
lijnrecht ingaan tegen het instinkt van de man, die juist handig
moet zijn en overheersend. Daar ligt nou de kracht van St.
Jozef. Hij onderdrukte zijn instincten en koos daarmee voor de
moeilijke weg, die alleen de groten der aarde kunnen gaan.
Dienstbaar en nederig, dag in dag uit, kiezen voor de ander,
totaal en met hart en ziel. Assertief is een woord, dat ongeveer
vijftien jaar geleden opdook en een tijdje hevig in de mode was.
Er werden zelfs cursussen gegeven in assertiviteit: de mens
moest mondig worden, leren opkomen voor zijn eigen belangen. Zo
te zien heeft die cursus succes gehad. Daarom durf ik te
voorspellen, dat het over een aantal jaren voor mannen weer mode
wordt wat bedeesder en meer verlegen op te treden. Misschien dat
St. Jozef dan de plaats krijgt die hem toekomt.
Patroonsfeest: 19 maart.
•
Benedictus en het voorgesneden brood
21
maart

Initiaal (detail) uit een
gebedenboek
Voordat ons moeder vroeger een nieuw brood aansneed - en dat
gebeurde nogal eens in een groot gezin - maakte ze er met het
broodmes altijd drie kruisjes over. Dat vergat ze nooit. Het was
een ingeslepen gewoonte, die hoorde bij de rituelen van het
leven, zoals de was op maandag en het in bad doen van de
kinderen - in een grote teil met warm water -op zaterdag. Ik
vroeg ons moeder naar de betekenis van die drie kruisjes op het
brood.
'Dat deed ons grootmoeder al', zei ze na enig nadenken. In
eerste instantie vond ik dat antwoord niet bevredigend. Ik had
meer willen horen. Maar later kwam de gedachte in me op, dat er
nauwelijks een beter antwoord mogelijk is. Doorpratend over het
onderwerp kwamen we samen nog tot de conclusie, dat die drie
kruisjes te maken hadden met haar zorg voor het gezin, het
welzijn van ons allemaal. Toch bleef de eerste reden mij het
meest aanspreken: ons grootmoeder deed het al. Zeker nu ons
moeder alleen woont, koopt ze voorgesneden brood, zoals nagenoeg
iedereen. Het is gemakkelijk, zeker als het in de diepvriezer
moet. Maar dat voorsnijden door de machine ontneemt het brood
voor een deel de waardigheid. Het is een artikel geworden in een
plastic zak. De laatste sneetjes kieper je zonder veel wroeging
in de vuilnisbak. Dat brood ziet er in ieder geval minder
degelijk en minder kostbaar uit dan het nog hal/warme, sterk
geurende brood dat ik voor ons moeder bij de bakker haalde. Ik
hoor nog het raspende geluid van het broodmes, als ons moeder er
de drie kruisjes over maakte. Het was niet alleen een vertrouwd
geluid, maar het droeg bij aan de sfeer van het samen aan tafel
zitten, veilige geborgenheid. Nostalgie? Natuurlijk is dat
nostalgie, maar dan wel van het goede soort. Wat heeft
Benedictus nou met die drie kruisjes te maken ? Hij leefde van
480 tot 548. In feite is hij de vader van alle kloosterorden.
Met een aantal volgelingen leefde hij sober, maar vooral ook
streng in een klooster in Vicovaro. Juist die strenge opvatting
van het kloosterleven werd zijn volgelingen op een bepaald
moment te veel. Ze wilden van hem af. Daarom deden ze vergif in
de drinkbeker van de heilige. Die had echter de gewoonte zijn
eten en drinken vooraf te zegenen. Dat deed hij dus ook -
ingeslepen gewoonte - met de beker die zijn volgelingen voor hem
hadden klaargezet. Meteen nadat hij er zegenend het kruisteken
over maakte, sprong de beker met een klap uit elkaar.
Wie
weet waar ons moeder ons met haar drie kruisjes allemaal voor
behoed heeft!
Patroonsfeest: 21 maart.
•
Maria
boodschap en de ontaarde moeders
25
maart

Onbekende meester
Maria boodschap was vroeger een belangrijke feestdag. Het is het
oudste Mariafeest, dat al meer dan 1500 jaar gevierd werd en
wordt. Er is zelfs een tijd geweest dat men op dit feest (25
maart) het nieuwe jaar aan liet vangen. Dat zal ongetwijfeld ook
te maken hebben met het feit, dat het feest samenvalt met het
begin van de lente. Maria boodschap valt negen maanden voor
Kerstmis en herinnert dus aan de moederwording van Maria. Toch
een feit om even bij stil te staan. In een tijd dat er nogal
luchtig gesproken wordt over reageerbuisbaby's en draagmoeders -
alsof het leven niet meer is dan een doorgeefluik - is het
ongetwijfeld nuttig eens stil te staan bij het moederschap en de
betekenis ervan voor de mensheid. Los van romantiek en
sentimentaliteit kan elk weldenkend mens weten, zonder
halsbrekende toeren uit te halen, dat gemotiveerde moeders voor
de wereld van levensbelang zijn. Gemotiveerde vaders horen daar
in één adem bij, maar ze komen toch op de tweede plaats, zeker
als je niet alleen naar onze westerse cultuur, maar naar de hele
wereld kijkt. Misschien wel omdat ik in een kindertehuis werk,
heb ik geleerd het moederschap heel nuchter te bekijken, in
ieder geval ontdaan van de bos rode bloemen, de smartlap en het
moederdagsyndroom. Moeders zijn gewone mensen. Maar
tegelijkertijd zijn ze wel belast met een van de moeilijkste en
langdurigste taken in dit leven: het ter wereld brengen,
verzorgen en opvoeden van nieuwe mensen. Dat is een klus om u
tegen te zeggen. In mijn werk ervaar ik bijna dagelijks, dat
vrouwen onder die last kunnen bezwijken. Ze zien zich dan
genoodzaakt de opvoeding van hun kinderen uit te besteden aan
een tehuis. Voor het falen van die moeders zijn allerlei redenen
aan te wijzen, maar er is nagenoeg altijd sprake van een
traumatische ervaring. Opvallend daarbij is, dat de vaders in
zo'n geval meestal met lege handen staan, niet de veerkracht of
de moed op kunnen brengen de taak van hun vrouw over te nemen.
Ze hebben er gewoon geen aanleg voor of ze hebben er geen zin
in. Pas in zulke gevallen - men spreekt boosaardig wel eens van
ontaarde moeders - besef je ten volle, hoe hard moeders in deze
maatschappij nodig zijn. Alle moeders die een kind in een
internaat hebben, om welke reden dan ook, wens ik hierbij veel
sterkte. Ik ben ervan overtuigd dat Maria een boodschap aan hen
heeft.
Patroonsfeest: 25 maart.
•
St.
Joris en de draak
23
april

Rafaël (1505)
Met
name omdat er in de Kempen nogal wat gilden zijn die St. Joris
als patroon hebben, lijkt het me zinvol wat meer over deze
heilige te vertellen. Officieel heet hij Georgius. Hij was
officier in het Romeinse leger en tevens eerlijk en oprecht.
Toen de keizer weer eens een christenvervolging aankondigde,
protesteerde St. Joris in het openbaar. Dat kostte hem al gauw
de kop. Sindsdien werden er allerlei legenden rond zijn naam en
bestaan geweven.
Eigenlijk weten we alleen met zekerheid, dat hij ooit bestaan
moet hebben. Een van de bekendste legenden zal ik in eigen
woorden vertellen.
In
de vroege ochtend van een mooie lentedag kwam St. Joris in de
stad Silene aan. Ondanks het vroege uur stonden er al heel wat
bedrukte mensen hij elkaar onder de bomen van een plein. St.
Joris informeerde naar de reden van hun droefgeestigheid. De
meeste mensen keken hem aan en haalden hun schouders op. Maar
één man deed een stap naar voren en vertelde het verhaal. Al
geruime tijd werd de stad geterroriseerd door een draak, die in
de heuvels huisde. Het beest zag er uit als een enorme,
gevleugelde krokodil en het had bijna voortdurend honger. De
stedelingen voerden het monster dagelijks twee schapen, maar na
verloop van tijd raakten ze door de voorraad heen. Juist op de
morgen dat St. Joris verscheen, hadden de stedelingen
afgesproken dan maar een kind aan de draak te voeren. Het lot
had uitgewezen, dat uitgerekend een dochtertje van de koning als
eerste opgeofferd zou worden. In de namiddag zou het drama
moeten plaatsvinden.
Ontdaan en geraakt door het verdriet van de mensen, besloot St.
Joris een eind te maken aan die gruwelijke situatie. 's Middags
ging hij met het dochtertje van de koning de stadspoort uit en
wachtte in het open veld op de komst van de draak. Het begon al
te schemeren toen het beest van over de heuvels kwam aanzeilen.
Hij wilde meteen aan de maaltijd beginnen. Maar St. Joris hief
zijn lans en stak het monster recht in het hart. Daarna sleepte
hij de draak naar de stadsmuur. Daar stonden alle stedelingen te
juichen, de koning voorop. Dit verhaal van St. Joris en de draak
is natuurlijk nooit gebeurd. We moeten het dan ook opvatten als
een zogenaamde allegorie, een verhaal om het volk te
onderrichten. Omdat het feest van St. Joris op 23 april valt,
volop in de lente, is het verhaal waarschijnlijk een uitbeelding
van de strijd van de winter tegen de zomer.
St.
Joris is de patroon van onder meer ridders, soldaten, schutters
en verkenners.
Patroonsfeest: 23 april.
•
St.
Markoen en het koningszeer
1 mei

Devotieprentje - 20ste eeuw
Omdat onze Vlaamse taalgenoten in bijna alle opzichten getrouwer
in de traditie staan, hebben ook meer Vlamingen de moeite
genomen folkloristische en religieus-folkloristische zaken op te
tekenen. Vandaar ook dat je, geïnteresseerd in deze zaken binnen
ons taalgebied, relatief vaker een Vlaams boek in handen krijgt,
dat handelt over deze materie. Op 1 mei of op de eerste zondag
van mei wordt op sommige plaatsen in België St. Markoen (de H.
Marculphus) gevierd. Hij is een van die typische volksheiligen,
die werd aangeroepen tegen een bepaalde ziekte.
Van
deze heilige abt is onder meer bekend, dat hij op een bepaald
moment al zijn bezittingen aan de armen schonk. Daarna stichtte
hij het klooster van Nanteuil in Frankrijk. In het jaar 558
stierf hij als abt van dit klooster. De legende zegt verder nog,
dat kwaadwillige mensen de oogst van het klooster op een bepaald
moment in brand staken, uit weerzin tegen de heilige roep, die
uitging van St. Markoen en zijn vrome volgelingen. Als straf
verspreidde St. Markoen een aantal besmettelijke ziekten, die
het mensdom eeuwenlang teisterden. Een van die ziekten is het
'St. Markoenzeer' of 'koningszeer', naar de heilige ook wel 'het
Sinte markoen' geheten. In de Middeleeuwen en nog lang daarna
golden de gezwellen van de halsklier, een van de belangrijkste
kenmerken van de kwaal, als een beschamende familieziekte en als
tekenen van Gods straffende hand. Vandaar dat er werkelijk alles
aan gedaan werd om van de ziekte verlost te worden.
De
naam 'koningszeer' gebiedt nadere uitleg. Het woord is
letterlijk overgenomen van het Engelse 'kings evil' en gaat
terug op de gedachte, dat alle Engelse koningen van de
Middeleeuwen de kwaal door handoplegging konden genezen. In
latere tijden werd St. Markoen ook aangeroepen tegen andere
kwalen, zoals zweren, haarworm, reumatiek, slecht genezende
wonden en pijn, waarvan men de oorzaak niet kende. Mensen die
een gunst verlangden van de heilige, moesten zich streng aan
bepaalde regels houden, met name wat voedsel betreft. Zo mochten
ze nooit vlees gebruiken van duiven, ganzen en varkens; groenten
als erwten, knol, prei en uien waren eveneens uit den boze.
Ook
vis, in een rivier gevangen, stond nooit op het menu. Verder
moesten ze de drie feestdagen van St. Markoen, (1 mei, 7 juni en
2 oktober) met zorg onderhouden.
Toen de geneeskunst bovengenoemde ziekten meer en meer onder de
duim kreeg, nam de verering van St. Markoen zienderogen af. In
Vlaanderen kreeg hij toen de bijnaam 'de luie heilige'. Een
verklaring daarvoor geeft de volgende anekdote. Toen een pastoor
de offerblokken, voor de heiligenbeelden in de kerk opgesteld,
weer eens ledigde, opende hij ook de offerblok bij St. Markoen.
Daarna moet hij de woorden gesproken hebben: 'Het is altijd
dezelfde die niks heeft'.
Patroonsfeest: 1 mei.
•
De H.
Dymfna en de psychiatrie
15 mei

Devotieprentje (20ste eeuw)
Al
vanaf de Middeleeuwen kent de Belgische plaats Geel, gelegen in
de provincie Antwerpen, een bijzondere zorg voor de
geesteszieken. Naast een groot psychiatrisch centrum en een
voorziening voor zwakzinnigen, is er de zogenaamde
gezinsverpleging. Geestelijk gehandicapten worden opgenomen in
gezinnen en nemen zoveel mogelijk deel aan het leven van
alledag. Dat is uniek in de wereld, maar het heeft Geel naast
bekendheid ook nogal wat spot opgeleverd, vooral in de directe
omgeving. Wie ooit in Geel is geweest en verder wil kijken dan
zijn neus lang is, gaat op zoek naar de oorsprong van dit
eeuwenoude gebruik. Hij stuit dan al snel op de H. Dymfna en
haar geschiedenis. Volgens de legende was ze een Ierse maagd en
prinses, die leefde in de zesde eeuw. Ze was niet alleen
ontzettend knap maar ook gelovig.
Nu wilde het noodlot, dat ze
een barbaarse vader had, die in vuur en vlam van haar raakte en
incestueuze bedoelingen kreeg. Om zich daaraan te onttrekken,
vluchtte ze met haar beschermer, de H. Gerebernus, per boot uit
Ierland weg en belandde in Geel, na veel omzwervingen en
ontberingen. Met een aantal soldaten was haar vader haar
achterna gegaan en uiteindelijk vond hij haar. Zijn soldaten
vermoordden de H. Gerebernus en St. Dymfna werd door hem
persoonlijk onthoofd. In de eeuwen daarna ontstonden in Geel en
omgeving een aantal bidkapellen, gewijd aan St. Dymfna. Ze werd
aangeroepen tegen krankzinnigheid, zwakzinnigheid, zenuwkwalen
en epilepsie. Uit alle windstreken kwamen de zieken naar Geel om
hulp en genezing.
Het feit dat geesteszieken in de Middeleeuwen
heel vaak hetzelfde werden behandeld als bandieten, heeft
daarbij zeker een rol gespeeld. Zo werd Geel steeds meer
overspoeld door krankzinnigen en de bevolking raakte er min of
meer mee vertrouwd. Ze begonnen patiënten in hun gezinnen op te
nemen, ofwel tegen betaling ofwel 'tegen kost en inwoning', als
vergoeding voor het werk dat ze hen lieten verrichten. In de
Middeleeuwen moesten de geesteszieken, als ze in Geel
arriveerden, een noveen houden ter ere van St. Dymfna. Tijdens
die periode kropen ze negen keer per dag door een opening onder
het graf van de heilige, het zogenaamde kruiphuisje, om genezing
te vinden. In de vijftiende eeuw moesten 'de sotten in eene
schale met graan opgewogen worden.' Dat wil zeggen dat ze hun
eigen gewicht aan graan moesten offeren of laten offeren.
De
St. Dymfna-kerk in Geel is overigens om nog meer redenen een
bijzonder gebouw.
Patroonsfeest: 15 mei.
•
De
H. Rita en de blijf-van-mijn-lijf-huizen
22 mei

Onbekende Mexicaanse schilder
(18de eeuw)
De
verering van de H. Rita is in Nederland en Vlaanderen nog vrij
jong. Het begon in Gent, waar paters Augustijnen in 1927 een
beeld van de H. Rita plaatsten, in opdracht van hun algemene
overste. Daarna kwam de bedevaart op gang en ontstonden er in
Vlaanderen meer genade-oorden, waar mensen de H. Rita aanroepen
in hopeloze of onmogelijke zaken. In Nederland kennen we haar
naam vooral door de Rita-huizen, waar vrouwen in nood onderdak
vinden.
De H. Rita leefde in Italië van 1381-1457. Ze was een
weinig benijdenswaardige vrouw, die nogal wat te verduren kreeg.
Hoewel de boeken er niet over uitwijden en slechts van 'veel
ontberingen' spreken, moet haar huwelijk een hel zijn geweest,
waarbij we aan allerlei vormen van mishandeling moeten denken en
slaafse onderworpenheid. Na haar huwelijk trad ze in bij de
Augustinessen in Cascia. Daar stierf ze aan een pijnlijke,
ongeneeslijke ziekte. Geen wonder dat veel beproefde vrouwen in
uiterste nood bij haar kwamen om hulp en troost. Ontroerend is
het, dat die vrouwen gewijde rozenblaadjes van de
bedevaartplaats mee naar huis namen: tedere symbolen van liefde.
Een mislukt huwelijk met een man die je mishandelde en op alle
manieren onder druk zette, was toen inderdaad een hopeloze zaak,
waar je een leven lang niet aan ontkwam.
De H. Rita heeft dat
allemaal doorgemaakt, op de tanden bijtend en doorzettend tot
het uiterste. Daarom is ze ook heilig geworden. Heel anders is
het met de beproefde vrouwen van tegenwoordig, die de roep van
heiligheid niet in zich dragen, maar gewone mensen zijn en niet
opgewassen tegen voortdurende mishandeling en vernedering. Toch
proberen die vrouwen hun kinderen zo goed mogelijk op te voeden
en er van te maken wat ervan te maken is. Als ze dan
uiteindelijk hun heil zoeken in een blijf-van-mijn-lijf-huis,
mogen wij daar niet over oordelen en zeker niet veroordelen. Dan
past ons, zoals altijd, de christelijke plicht verdraagzaam te
zijn en vooral ook behulpzaam. Sommige van die vrouwen zou de H.
Rita, die het onmogelijke presteerde, misschien troost kunnen
bieden, maar dat is meer een wens dan een feit. Iedereen die
werkzaam is in de hulpverlening en met mishandelde vrouwen in
contact komt, zal beamen dat dit probleem menselijke kracht te
boven kan gaan. En daar word je stil van.
Patroonsfeest: 22 mei.
•
De
H. Vitus en de B-verpleging
15 juni

Anonieme Duitse schilder ca. 1450
Op
een lichamelijke ziekte rust een veel kleiner tahoe dan op een
geestelijke ziekte. Over een lijfelijke kwaal wordt soms nogal
openhartig gesproken, maar iemand die onder behandeling is van
een psychiater of verpleegd is in een psychiatrisch ziekenhuis,
zal dat in de meeste gevallen proberen te maskeren. Daar praat je
niet over, dat hou je voor jezelf.
Waar komt dat heimelijke
vandaan en wat voor betekenis moeten we daar aan hechten? Om een
antwoord te vinden op die vraag, moeten we ontzettend ver terug
in de tijd. In onze streken zijn geesteszieken altijd met de
nodige argwaan bekeken. In de middeleeuwen werden ze zelfs vaak
hetzelfde behandeld als misdadigers en geketend of in de
gevangenis gegooid. Enerzijds wist men geen raad met deze mensen
en anderzijds gold toen algemeen de overtuiging, dat
krankzinnigheid, zwakzinnigheid en epilepsie rechtstreeks
verband hielden met de duivel, die in het lijf van de zieke
huisde. Bovendien werd het vaak ervaren als een schandvlek op
het blazoen van de familie en daarvan vind je nog resten terug
in onze tijd.
Zo'n twintig, dertig jaar geleden werden
zwakzinnige kinderen jarenlang binnenshuis gehouden,
bijvoorbeeld op een opkamertje, want je liep niet te koop met je
schande. Gelukkig is daar de laatste tijd verandering in
gekomen. Er zijn nu psychiatrische ziekenhuizen en instituten
voor zwakzinnigen, die niet meer de kenmerken hebben van een
gesticht, zoals die inrichtingen vroeger genoemd werden.
Op 15
juni valt het feest van de H. Vitus. Omdat hij de duivel
uitdreef bij de zoon van de Romeinse keizer Diocletianus, werd
hij aangeroepen tegen allerlei vormen van geestesziekten en in
heel Europa genoot hij aldus grote faam. Bij mijn weten wordt
dat aanroepen momenteel nergens meer in praktijk gebracht. Wij
laten de hulp aan psychiatrische patiënten en zwakzinnigen met
een min of meer gerust hart over aan de verpleging en de
groepsleiding. Dat zijn voor het overgrote deel goed opgeleide
mensen, die van de hulpverlening hun beroep hebben gemaakt en de
plaats innemen van de religieuzen, die dat werk vele tientallen
jaren op de schouders hadden. Het is moeilijk, specifiek werk,
dat op zijn minst onze waardering en steun verdient, maar over
het algemeen weten we er weinig van. Misschien kan het feest van
de H. Vitus aanleiding zijn daar eens bij stil te staan.
Patroonsfeest: 15 juni.
•
Sint Jan en het Sint Janskruid
24 juni

Tintoretto -De geboorte van
Johannes de Doper (1550)
Tot
diep in de eerste helft van deze eeuw was het St. Jansfeest een
glorieus gebeuren, dat vooral op het platteland uitbundig werd
gevierd.
Veel mensen zullen nu niet eens meer weten dat het feest op 24
juni valt, precies een half jaar voor Kerstmis, en dat is geen
toeval. Wat het kerstfeest was voor de winter, was St. Jan voor
de zomer. Dat heeft in oorsprong alles te maken met de plaats
van de aarde t.o. v. de zon, die zowel op 25 december als op 24
juni in een kritiek stadium is, zeker in de ogen van de oude
Germanen, voor wie de zon een goddelijk symbool was en de kracht
waar alles van afhing. De momenten van de winterzonnewende en de
zomerzonnewende waren voor hen heilige tijden, die in het teken
stonden van huiver en bezinning.
Na
de kerstening van Europa greep de Kerk deze diep in de mensen
gewortelde feesten aan om er een nieuw licht op te laten
schijnen. Al in de vijfde eeuw werd St. Jan een verplichte
feestdag, waarop de geboorte van Johannes de Doper werd gevierd.
Hij was immers een halfjaar ouder dan Christus.
De
poging van de Kerk om de zomerzonnewende te voorzien van een
christelijk stempel is voor een deel zeker geslaagd, maar bij
het volk bleven er nog vele eeuwen gebruiken in zwang, die
rechtstreeks verwezen naar de oude Germanen. Enkele van die
gebruiken werden door de Kerk geaccepteerd (bijvoorbeeld het
wijden van de St. Janstros), maar er bleef ook veel leven, dat
zonder meer valt onder het begrip 'bijgeloof'. Rond St. Jan
speelt de plantenwereld daarbij een grote rol. Planten in de St.
Jansnacht geplukt, golden als bijzonder zegenrijk. Ze brachten
geluk en genezing en weerden heksen en boze geesten. De meest
bekende plant in dit opzicht is het St. Janskruid, dat zelfs
zijn naam aan de heilige ontleent. De plant behoort tot de
hertshooifamilie. In de volksmond heette het St. Janskruid
'aardse zon', vanwege de helder gele bloemen, die als symbool
golden voor de zon en ook dezelfde krachten hadden: het
verdrijven van duisternis en boze geesten. De plant komt zeer
algemeen voor, met name in de bermen van meer landelijke wegen.
Ook
aan het water werd op St. Jansdag bijzondere kracht
toegeschreven. Het gold als bijzonder heilzaam je in het
stromende water van een beek te wassen, maar dan wel tijdens de
eerste slag van het middaguur. Water tussen twaalf en een uur 's
middags geschept, hield volgens het bijgeloof een heel jaar lang
genezende kracht. Dauw, op de morgen van St. Jansdag opgevangen,
genas alle oogziekten.
Patroonsfeest: 24 juni.
•
Sint
Pieter en de Rozenhoed
29 juni

  
Peter Paul Rubens (1612)
De H. Petrus werd als Simon, zoon
van Jonas, geboren in Bethsaida. Als visser woonde hij een tijd
bij het meer van Genezareth. Door toedoen van de apostel Andreas
kwam hij in contact met Jezus, die zijn schoonmoeder genas van
een slepende ziekte. Na de wonderbare visvangst sloot Simon zich
voorgoed bij Jezus aan. Jezus noemde hem op een bepaald moment
Petrus, steenrots, waarop de kerk gebouwd zou worden. Petrus
preekte in Korinthië en Antiochië en vertrok later naar Rome,
waar hij, samen met St. Paulus, de marteldood stierf.
Het feest
van St. Pieter (29 juni) valt nog volop in de periode van de
dertien dagen, waarin de Germanen en Kelten de zomerzonnewende
vierden. Deze periode begon met St. Jan (24 juni). Veel
gebruiken op St. Pietersdag herinneren aan St. Jan, maar hier en
daar zijn er ook verschillen. Wat ons land betreft werden er
vroeger alleen in Limburg zogenaamde Pietersvuren gestookt. In
België en met name Vlaanderen was dat gebruik veel breder
verspreid en hier vinden we ook de gebruiken die afwijken van
St. Jans-dag. Zo noem ik het in brand steken van de zogenaamde
rozenhoed. Zo'n 'hoed' bestaat uit twee hoepels, die kruisgewijs
met elkaar zijn verbonden met gekleurde stroken papier, papieren
rozen en andere versieringen. In deze rozenhoed hangen twee St.
Pietersleutels, de een om wonden met zilverpapier, de ander met
goudpapier. Het zilver symboliseert de macht om onwaardigen uit
de kerk te bannen. Het goud geeft de macht aan om zonden te
vergeven. Een andere uitleg is, dat de gouden en zilveren
sleutels duiden op de geestelijke en wereldlijke macht van de
paus. Op St. Pietersavond werd de rozenhoed tussen twee huizen
boven de straat of tussen twee bomen boven een plein gehangen.
Heel vroeger stookte men onder de hoed een vuur, waar vooral
kinderen doorheen sprongen. Wie dat het langst volhield, was de
St. Pieterskoning. Later werd het vuur vervangen door een tafel
met daarop een aantal brandende kaarsen, waaromheen gedanst en
gezongen werd: Sinte Pieter zijnen hoed verbrand van koleire,
van koleire, Sinte Pieter zijnen hoed verbrand van koleire in de
as gestampt.
De
verbranding van de rozenhoed, uiteindelijk, was tevens het einde
van het feest. Met name in Moerbeke was het gebruikelijk, dat
een kastelein een ham in de rozenhoed hing. Daaronder speelde
een groep muzikanten, die na enige tijd de hoed naar beneden
haalden en zich te goed deden aan de ham, waarna de schenk van
de ham onder muzikale begeleiding plechtig werd begraven. In
andere plaatsen was het op St. Pieter gebruik lawaai te maken
door bijvoorbeeld zwepen te laten knallen of het kraaien van een
haan na te doen. Dit laatste zou verwijzen naar het hanegekraai,
dat Petrus eraan herinnerde dat hij Cristus verloochend had.
Patroonsfeest: 29 juni.
•
Maria Siep
2 juli

Rafaël (1517)
Op
2 juli viert de kerk het feest van O.L.V. Visitatie, een feest
dat door paus Urbanus VI voor heel de kerk verplicht is gesteld.
We herdenken dan het feit, dat Maria haar nicht Elisabeth
bezocht en het prenatale bezoek van Jezus aan Joannes. De
intredezang van deze dag is werkelijk een jubelzang: Salve,
sancta Parens, enixa puerpera Regem: qui coelum terramque regit
in saecula saeculorum. Heil u, o heilige moeder, u die baarde de
koning die hemel en aarde bestuurt in de eeuwen der eeuwen. In
de volksmond heet dit feest ook 'kleine Mariadag' om het te
onderscheiden van de twee grote Mariadagen: 15 augustus en 8
september.
Een andere naam die ontstond in de volksmond is, om
begrijpelijke redenen, O.L. V. van St. Jan. Met name in het
West- Vlaamse Poperingen wordt er sinds 1479 veel aandacht
besteed aan het feest met deze titel en niet zonder reden. De
legende zegt namelijk, dat in genoemd jaar een moeder een beroep
deed op O.L. V. van St. Jan, omdat ze een dood kind had gebaard.
Op voorspraak van de H. Maagd werd het kind weer tot leven
gewekt. Enkele jaren later werd dit wonder officieel door de
kerk erkend. Sindsdien komt het volk in groten getale naar
Poperingen om te bidden en de kleurige processie te bewonderen,
die er op de zondag na 2 juli door de straten trekt. Aan deze
ommegang doen meer dan vijftienhonderd mensen mee met
praalwagens en groepen die het bezoek van Maria aan Elisabeth en
het wonder van Poperingen uitbeelden. In het Middeleeuwse
Nederland heette het feest van Maria Visitatie O.L.V.
Vandinghe, wat is afgeleid van het woord vanden, dat weer de
betekenis heeft van een bezoek brengen, met name aan zieken.
In
Limburg spreekt men wel van Maria Siep. Dat verwijst naar
siepen, sijpelen, regenen. Het volk zegt dan ook, dat regen op
Maria Visitatie veertig dagen aanhoudt.
Om
een in mijn ogen wat merkwaardige reden, plaatsen houtzagers
zich onder het patronaat van Maria Visitatie. Precies zoals
Maria en Elisabeth tegenover elkaar stonden tijdens hun
ontmoeting, zo kijken ook twee mannen die een boomstam in
stukken zagen elkaar recht in de ogen. Meer voor de hand ligt
het feit, dat vroedvrouwen 2 juli als patroonsdag vieren. Maria
ging immers naar Elisabeth om haar te helpen rond de geboorte
van St. Jan. Het karakter van de maand juli wordt gekenmerkt
door nogal wat onweer. Daarom bevestigden veel mensen vroeger
twijgen van de hazelaar aan hun huizen. De legende zegt immers
dat Maria tijdens een zwaar onweer op de vlucht naar Egypte met
Jozef en Jezus schuilde onder een hazelaar.
Een
variant op het Limburgse gezegde rond Maria Siep is de volgende
weerspreuk: Regent het op Maria Vis, dan regent het zes weken
gewis.
Patroonsfeest: 2 juli.
•
Sinte Margriet slaat de sikkel in het koren
20 juli

Miniatuur (15de eeuw)
Over feitelijke gegevens aangaande het leven van Marina
Antiochië beschikken we nauwelijks. Rond het jaar 305 werd ze
geboren als dochter van de afgodspriester Aidessios, in de
streek Pissidia. Na de dood van haar moeder, kort na de
geboorte, vertrouwde Aidessios zijn dochter toe aan een
voedster, die haar in het geheim een christelijke opvoeding gaf.
Haar vader, zo vertelt de legende, wilde niets meer van haar
weten en liet haar in de afgelegen velden het vee hoeden. Daar
ontmoette ze bij toeval een vooraanstaand man, die onder de
indruk kwam van haar schoonheid en haar ten huwelijk vroeg.
Marina weigerde echter met een niet christen te trouwen en dat
kwam haar duur te staan. Ze kwam in de gevangenis, waar ze de
wreedste folteringen onderging, maar engelen genazen haar
wonden. Toen vroeg ze God de duivel te mogen zien, die de beulen
immers had aangezet tot de martelingen. De duivel kwam in de
gedaante van een draak, die ze echter verdreef door het teken
van het kruis. Uiteindelijk werd ze onthoofd. De Oosterse Kerk
viert het feest van Marina van Antiochië op 11 juli, maar in de
Westerse kerk herdenken we haar op 20 juli onder de naam H.
Margarita, wat parel betekent.
Kruisvaarders en pelgrims naar het H. Land zorgden ervoor dat
haar verering over heel West-Europa werd verspreid in de late
Middeleeuwen. Sinte Margriet werd met name aangeroepen door
zwangere vrouwen. Ze lieten een h. mis lezen ter ere van de
heilige en brandden kaarsen bij haar beeltenis. Als de geboorte
zich aankondigde, las men de 'passie van Sinte Margriet', in de
hoop op een voorspoedig verloop van de bevalling. Dat dit
gebruik aanleiding gaf tot allerlei bijverschijnselen, bijgeloof
en bespottelijke handelingen, laat zich raden.
In
de folklore heeft Sinte Margriet een duidelijke plaats gekregen,
niet in de laatste plaats omdat de korenoogst vaak op haar
feestdag begon. 'Sinte Margriet brengt de zomer', zeggen ze nog
op het platteland. 'Sinte Margriet slaat de sikkel in het
koren,' duidt rechtstreeks op de aanvang van de oogst. Hooi
binnenhalen op de naamdag van deze heilige was een gevaarlijke
onderneming, want dan 'sloeg de bliksem op de hooischuur.' Dat
het feest van Sinte Margriet wat het weer op die dag betreft,
bepalend is voor de komende 40 dagen of zes weken, is nog steeds
diep geworteld in het volksgeloof. Talrijk zijn dan ook de
weerspreuken, die daar op wijzen: regen op St. Margriet, zes
weken boerenverdriet.
De
Margriet, de bloem die naar de heilige is genoemd, heeft volgens
het volksgeloof een voorspellende kracht. Afgeplukte witte
kroonblaadjes leerden verliefde meisjes het beroep van hun
toekomstige man kennen. De piepkleine blaadjes van het gele hart
werden omhoog gegooid, waarna de meisjes ze met de rechterhand
probeerden op te vangen. Het aantal blaadjes in de hand was
bepalend voor het aantal kinderen dat ze zouden krijgen.
Patroonsfeest: 20 juli.
•
St.
Jacob en de hoed
25 juli

Geen nadere gegevens bekend
Jacobus de Meerdere of de Oudere kreeg deze naam om hem te
onderscheiden van de andere apostel Jacobus, die derhalve de
Mindere of de Jongere heet. Hij was de broer van de apostel
Joannes, met wie hij, samen met Petrus, tot het geliefde drietal
van Jezus hoorde. Afkomstig uit Galilea, was hij behept met het
diepe geloof en de onstuimigheid van dit volk. Daarom gaf Jezus
hem, net als zijn broer Joannes, de bijnaam 'zoon van de
donder.' Jacobus preekte het evangelie in Jeruzalem en Samaria.
Herodes Agrippa liet hem in het jaar 44 onthoofden. Voor het
vervolg van dit verhaal is de volgende legende over de H.
Jacobus onontbeerlijk.
Op
een mooie dag trok Jezus met de apostelen over een zandweg door
de korenvelden. Ze waren allemaal hongerig, vandaar dat ze wat
aren plukten en met de graankorrels hun honger stilden. Daarbij
werden ze betrapt door een veldwachter, die als straf de
apostelen hun hoed deed inleveren. Jacobus beloofde echter zijn
hele leven het koren te beschermen en met eerbied te behandelen,
waarna hij zijn hoed terugkreeg.
Als we deze legende koppelen
aan het feit, dat het feest van St. Jacob midden in de
korenoogst valt, ligt het voor de hand, dat hij vereerd wordt
als patroon van de oogst. Vanwege de hoed waarmee hij wordt
afgebeeld, namen ook de hoedenmakers hem tot patroon, evenals de
molenaars, die het in de oogsttijd erg druk kregen. Voor de
boeren was de oogst duidelijk de drukste tijd van het jaar en
dat was zo opvallend, dat de feestdag van St. Jacob synoniem
werd voor grote drukte. Zo is het gezegde te verklaren over
iemand die tijdelijk erg veel te doen heeft: hij heeft z 'n
Japik. Dat werd bijvoorbeeld gezegd van de smid, die veel
paarden moest beslaan als het 's winters glad was, maar ook van
de pastoor, die na Pasen veel paren in de echt verbond.
Een mooi
gebruik met een diepere betekenis was de St. Japiksdracht van de
bindsters in de oogsttijd. Ze waren overwegend in het wit
gekleed en dat verwijst naar het heilige ritueel van de oogst,
waarbij het wit als de kleur van de onschuld, bijna was
voorgeschreven, als middel om boze invloeden te weren. Uit de
bonte rij van volksweerkundige spreuken zal ik een paar
kenmerkende citeren: Op een hete Jacobsdag volgt een strenge
winter.
St.
Jacob brengt brood of hongersnood.
Als
met St. Jan de linde bloeit is met St. Jacob de rogge rijp.
Helder op St. Jacobsdag, veel vruchten op najaarsdag.
Patroonsfeest: 25 juli.
•
Naar St. Anneke gaat men om een manneke
26 juli

Antoon Claeissens - Anna, Maria,
en het kind Jezus (2de helft 16de eeuw)
Het
Hebreeuwse Hannah, waarvan de naam Anna is afgeleid, betekent
lieftallige. De H. Anna is de moeder van de H. Maagd Maria en
dus de grootmoeder van Jezus. Alles wat we van de H. Anna weten,
komt uit de apocriefen. Daar lezen we onder meer, dat haar vader
Mathan heette. Hij verwekte drie dochters, Sobee, Anna en Maria.
Maria trouwde in Bethlehem en werd de moeder van Maria Salome.
Sobee huwde eveneens met een inwoner van Bethlehem en werd de
moeder van Elisabeth en daardoor de grootmoeder van Joannes de
Doper. Anna tenslotte trouwde met Joachim die uit Gallilea kwam.
Ze woonden in Nazareth. Het feit dat ze kinderloos bleven,
drukte zwaar op hen, temeer omdat de goegemeente aan
kinderloosheid een straf van God verbond. Hun vurige gebeden
werden echter verhoord en Anna baarde een dochter, die ze Miriam
of Maria noemde.
De H. Anna wordt al vanaf de vierde eeuw
vereerd en er zijn veel kerken en heiligdommen aan haar gewijd.
Bij mijn moeder, die zelf Anna heet, hangt in de kamer een
afbeelding van 'St. Anna te drieën'. Het is een klein primitief
schilderijtje dat de H. Anna, de H. Maria en het Jezuskind
voorstelt op een wat merkwaardige, houterige manier, maar dat
maakt het schilderijtje juist aandoenlijk. Er zijn ook beroemde
kunstschilders, die 'St. Anna te drieën' gestalte hebben
gegeven, zoals Leonardo da Vinci, Hugo van der Goes, Joos van
Cleve en Mendes da Costa.
De verering van St. Anna te drieën was
in Nederland lange tijd zeer verbreid. St. Annadag werd dan ook
op veel plaatsen uitbundig gevierd. Het gezegde deed zelfs
opgang, dat het verschrikkelijk zou gaan onweren in de komende
dagen, als het feest van St. Anna niet de nodige aandacht kreeg.
De stedelijke bevolking trok niet zelden naar een bepaalde
plaats buiten de stad. Zo ontstond bij Antwerpen het eiland St.
Anneke, dat in de Schelde ligt. St. Anna was de patrones van het
huwelijk, maar ook van de meisjes die op zoek waren naar een
man, maar er vooralsnog geen gevonden hadden. Vandaar de
uitspraak: naar St. Anneke gaat men om een manneke. In het
bijzonder de kantwerksters in Vlaanderen vierden St. Annadag
uitbundig. Het volk riep St. Anna aan tegen de koorts,
oogziekten, zweren en onvruchtbaarheid en hier en daar zelfs
tegen bedplassen.
Tot slot weer een paar (weer)spreuken: Werken
met St. Anna de mieren, de winter zal kortstondig tieren.
Met
St. Job en met St. An is 't koren in de schuur of in de wan.
Patroonsfeest: 26 juli.
•
Onze Lieve Vrouw en het sneeuwwitte verlangen
5
augustus

Jacopo Zucchi - Il miracolo delle
neve - Het wonder van de sneeuw - 16de eeuw
Talrijk zijn de feestdagen die de kerk ter ere van Onze Lieve
Vrouw, Maagd der maagden en moeder van de mensheid, in het leven
heeft geroepen. Met name Maria Lichtmis en Maria ten
Hemelopneming kent iedereen nog, maar voor de andere feesten
moeten we al dieper in ons geheugen graven, want de tijden zijn
snel veranderd. Daarom is het misschien wel goed de Mariafeesten
door het jaar nog eens op te sommen, zoals ze vroeger werden
gevierd.
Maria Lichtmis 2 februari, Maria Verschijning 11 februari, Maria
Boodschap 25 maart, Maria Visitatie 2 juli, O.L. Vrouw van de
berg Carmel 16 juli, O.L.V. ter Sneeuw 5 augustus, Maria ten
Hemelopneming 15 augustus, Onbevlekt Hart 22 augustus, geboorte
8 september, naam 12 september, Zeven Smarten 15 september, ter
Slaven 24 september, Rozenkrans 7 oktober, Moederschap 11
oktober, Opdracht 21 november, Onbevlekte Ontvangenis 8
december.
De Maria Maggiore, de prachtige basiliek in Rome, is
om verschillende redenen de kerk van de H. Maagd. Naast Maria
Maggiore draagt de basiliek dan ook de namen Maria ad praesepe
(Maria bij de kribbe) en Maria ad nives (O.L.V. ter sneeuw). De
naam Maria ad praesepe verwijst naar een wonderbaarlijke
gebeurtenis tijdens een kerstnacht in het verre verleden. Maria
legde toen immers het kind Jezus in de armen van de H. Cajetanus
van Thieria. Sindsdien werd de basiliek een waar pelgrimsoord,
dat door duizenden en duizenden gelovigen werd bezocht.
Dat
we op 5 augustus het feest vieren van O.L.V. ter sneeuw mag
verwondering wekken, aangezien sneeuw in augustus nog zeldzamer
is dan een zomerse dag in december. Maar juist op dit feit is de
titel terug te voeren, zo vertelt de legende. Paus Liberius, al
oud en zwak, stond in het jaar 352 aan het hoofd van de
Katholieke kerk. Na een zeer warme dag in augustus kon hij 's
nachts de slaap niet vatten en daarom besloot hij de nachtelijke
uren te vullen met gebed. Opeens hoorde hij een stem, die alleen
aan de H. Maagd kon toebehoren. Ze vroeg hem in Rome een
basiliek te bouwen, die aan haar was toegewijd. Liberius
antwoordde, dat hij er de volgende dag op uit zou trekken om de
nodige gelden in te zamelen, maar Maria zei hem dat zij zelf
voor het geld zou zorgen.
'Ga morgen naar de heuvel van
Esquilinus die vol sneeuw zal liggen', zei de H. Maagd.
'Sneeuw
in augustus?' vroeg Liberius verbaasd.
'Ja', antwoordde de H.
Maagd. 'Precies waar die sneeuw gevallen is, moet je de basiliek
bouwen.'
Diezelfde nacht verscheen ze ook aan Patricius, een
schatrijke Romein. Ze beval hem voor het nodige geld te zorgen
en morgen eveneens naar de heuvel van Esquilinus te gaan.
In
de vroege morgen ontmoetten paus Liberius en Patricius elkaar op
de heuvel, die helemaal met sneeuw was bedekt. In de sneeuw
zetten ze de lijnen uit voor de nieuwe basiliek en nog dezelfde
dag werd met de bouw begonnen.
Vooral in bergachtige streken
zijn er kerken met de naam O.L.V. ter sneeuw, bijvoorbeeld op
L'Alpe d'Huez: Notre Dame de la neige.
In
onze streken was O.L.V. ter sneeuw de patrones van de
kantwerksters, die op 5 augustus de wens uitspraken, dat hun
kantwerk wit zou blijven als de sneeuw, een sneeuwwit verlangen,
derhalve.
Patroonsfeest: 5 augustus.
•
De
H. Laurentius en het gloeiende rooster
8
augustus

Onbekende kunstenaar
In
het jaar 258, om precies te zijn op 8 augustus, stierf de H.
Laurentius de marteldood in Rome. Geboren in het Spaanse Arragon
vertrok hij als jongeling naar Rome, omdat hij opviel vanwege
zijn deugdzaamheid en wijsheid. Paus Sixtus benoemde hem tot
diaken en belastte hem met het beheer van de kerkelijke goederen
en daarmee in feite met de zorg voor de armen. Op een bepaald
moment werden paus Sixtus en vier van zijn diakens door keizer
Valerianus (253-260) gevangen genomen en ter dood veroordeeld.
Laurentius was niet bij de veroordeelden en dat speet hem zeer.
Op weg naar de executieplaats begeleidde hij de paus en vroeg
hem samen met hem te mogen sterven. 'Jouw tijd zal spoedig
komen', antwoordde Sixtus. 'Verdeel eerst de kerkelijke goederen
onder de armen, zodat ze niet in de verkeerde handen vallen. Ik
verzeker je, dat je binnen drie dagen de marteldood zult
sterven'. Nog diezelfde dag begon Laurentius de kerkelijke
goederen uit te delen, zeer tegen de zin van de stadhouder van
Rome, die er zichzelf mee wilde verrijken. Hij liet Laurentius
twee dagen tijd om die schatten te verzamelen; die ging meteen
aan het werk en verzamelde rond zich alle zieke, ongelukkige en
arme gelovigen van Rome. Bij de stadhouder aangekomen met die
schare mensen, sprak Laurentius de historische woorden: 'Hier
zijn de schatten van de kerk'. De stadhouder kon er niet om
lachen. Hij liet Laurentius geselen, waarna de heilige op een
gloeiende plaat werd gelegd. Door de moed en de vastberadenheid
van de heilige, werden verschillende beulen bekeerd. Tenslotte
werd Laurentius op een groot rooster levend gebraden. De
verering van de H. Laurentius verspreidde zich over heel Europa
en hij werd zelfs de patroon van Spanje. Talrijke kerken zijn
aan hem toegewijd. Ook de folklore ruimde een belangrijke plaats
voor hem in. Er ontstonden allerlei gebruiken, die in de meeste
gevallen met vuur te maken hadden. Zo dacht men dat het huis het
verdere jaar van brand gespaard zou blijven, als er op 10
augustus geen vuur werd ontstoken.
Wie
op de feestdag van de H. Laurentius een onze vader bad, verloste
een ziel uit het vagevuur, zei het volk.
Op
Laurentiusdag komt er honing in de heide, zeggen de imkers. Voor
vijf weken brengen ze hun bijen dan ook naar een heideveld. Het
was tevens de dag om groen voer te zaaien: Wie op zijn tijd
rapen wil eten, moet Sint Laurens niet vergeten.
Als
het waaide op Laurentiusdag, was dat slecht voor de boekweit:
St. Laurens wind maakt de boekweit blind.
Peren die omstreeks 10 augustus rijp zijn heten St. Laurensperen
en de sterrenregen die dan vaak te zien is wordt
‘Laurentiustranen’ genoemd. Omdat hij door vuur de marteldood
stierf, is Laurentius de patroon van onder meer koks, bakkers,
bierbrouwers, brandweerlieden en kolenbranders.
Patroonsfeest: 10 augustus.
•
Maria en de Kruidwisch
15
augustus

Kalligrafie van Arnold Sauwen
(1920) - Bron:
http://www.kalosgrafein.be
Vanaf 15 augustus, Maria ten Hemelopneming of Hoge Lieve
Vrouwedag, tot 8 september, Maria Geboorte of Lage Lieve
Vrouwedag, laat de natuur zich volgens het volksgeloof in
allerlei opzichten van de beste kant zien. Nachtdieren als
vleermuis en uil verliezen in die periode van 24 dagen hun
duistere krachten, padden en slangen waren in die dagen niet
giftig.
Nog
tot in de eerste decennia van deze eeuw gaf dat aanleiding tot
wrede gebruiken. Vroeger stonden de mensen dichter bij de
natuur, maar ze gingen er hardvochtiger mee om, vooral omdat ze
er afhankelijker van waren. Zo kwam het nog- al eens voor dat
vleermuizen en uilen levend aan een staldeur werden gespijkerd
in de tijd tussen 15 augustus en 8 september. Ze waren dan niet
gevaarlijk en een dergelijke behandeling stond er borg voor, dat
ook de soortgenoten een jaar lang ongevaarlijk bleven. Padden en
slangen ondergingen hetzelfde lot. Ze droogden uit op de
staldeur en trokken zodoende alle onheil en gif naar zich toe.
Een heel ander en humaner gebruik geldt de plantenwereld in deze
periode. Kruiden en wortels, tussen 15 augustus en 8 september
geplukt, bezitten een bijzondere kracht en werken zeer heilzaam,
zegt het volksgeloof.
Op enkele plaatsen, met name in Brabant en
Limburg, leeft nog het gebruik van de kruidwisch. Tijdens de
hoogmis op Maria ten Hemelopneming worden daar ruikers met
bloemen en kruiden gewijd: benedicta herbarum in festo
assumptionis B. Maria Virg. Daarom wordt het feest ook Onze
Lieve Vrouw Kruydtwijn (wijding) genoemd. Het lijkt me een goede
gelegenheid wat dieper in te gaan op de gebruiken rond de
kruidwisch, die ongetwijfeld verwijst naar de natuurverering van
de Germanen, maar nadien gekerstend werd. Maria ter eer plukken
de mensen 's morgens de bloem der velden, de lelie der dalen, de
roos onder de doornen, ter herinnering aan het feit, dat de
apostelen in het graf van de H. Maagd niet haar lichaam, maar
geurige kruiden en bloemen vonden.
Vroeger bestonden er vaste
regels voor het samenstellen van de kruidwisch, die, al
naargelang de streek, uit bepaalde bloemen en kruiden bestond,
waartoe echter altijd oogstkruiden en donderplanten behoorden.
Oogstkruiden zijn dan aren van tarwe, rogge en haver. Als
donderplanten golden boerenwormkruid, alsem, roomse kervel, rein
vaan, duizendblad, alant, O.L. Vrouwe bedstro, hemelbrand,
koningskaars en zwarte toorts. Verder werden meestal dahlia's,
gulden roede, marjolein, korenbloemen, notenbladeren en takjes
van fruitbomen verwerkt.
Na
de wijding, voor of tijdens de hoogmis, hangen de mensen de
kruidwisch op in huis, de stal of de schuur om alle kwaad te
weren, met name donder en bliksem.
Twee weerspreuken: Is het
weer op Maria Hemelvaart uitgelezen, dan zal de herfst
voortreffelijk wezen.
Is
15 augustus helder en klaar, dan wordt het een goed honingjaar.
Patroonsfeest: 15 augustus.
•
St.
Bernardus tegen de muizen
20
augustus

illuminatie door Jean Fouquet
(15de eeuw)
De
legende vertelt dat de moeder van Bernardus op zijn geboorte
werd voorbereid door een visioen. Ze zag een blaffende, witte
hond met een rode vlek op de rug. De verklaring daarvan was, dat
Bernardus een groot prediker zou worden, die zou blaffen tegen
het kwade, dat de kerk bedreigde.
Op
het einde van de elfde eeuw werd hij te Dyon geboren uit ouders
van hoge Bourgondische adel. Zijn moeder voedde hem op in eer en
deugd, tot ze op nog jonge leeftijd stierf. Bernardus was toen
16 jaar oud. Na de dood van zijn moeder studeerde hij in Parijs.
Daar kwam hem ter ore, dat het klooster van Citeaux dreigde leeg
te lopen door gebrek aan roepingen. Daarom zocht hij vrienden en
kennissen op die hem geschikt leken voor het kloosterleven. Een
dertigtal vond hij uiteindelijk bereid samen met hem als
postulanten in te treden in het klooster van Citeaux. Na enkele
jaren kreeg hij van de abt de opdracht een nieuw klooster te
stichten in Clairvaux. Vandaar dat wij hem kennen als St.
Bernardus van Clervaux. Bernardus was een echte monnik, die
zichzelf en de andere monniken voorhield, dat vasten en bidden
tot het heil leiden. Daarom ook stelde hij de oude, strenge
kloosterregels van St. Benediktus weer in. Zijn naam werd vaak
genoemd, zodat er steeds meer mensen wilden intreden. Zo zag
Bernardus zich genoodzaakt steeds meer kloosters te stichten. Op
het einde van zijn leven waren dat er 150. Vaak vroegen paus en
bisschoppen Bernardus om raad. In woord en geschrift voldeed hij
aan die verzoeken en met veel succes. Op 23 juli 1830, meer dan
acht eeuwen na zijn dood, kreeg hij de titel kerkleraar van paus
Pius VIII. Zijn verering voor de H. Maagd inspireerde Bernardus
tot het schrijven van het 'Salve Regina', maar hij schreef ook
het 'Jesu, dulcis memoria'.
Rond de naam en feestdag (20 augustus) van St. Bernardus
ontstonden in de folklore allerlei gezegden, gebruiken en
aanroepingen, waarvan ik er een aantal zal opnoemen. Bernardus
is de weldoener van mensen en vee. Hij wordt aangeroepen in het
stervensuur, vooral wanneer dat valt tussen drie en vier uur 's
nachts. Voor vrouwen die op het punt staan te bevallen bestaat
er een bijzondere zegening, waarbij naast de naam van St.
Bernardus ook die van bijvoorbeeld Joannes de Doper, Maria en
Jezus Christus worden genoemd. St. Bernardus wordt aangeroepen
tegen ziekten als reumatiek, gordelroos (ook Bernardusvuur
genoemd), krampen en kinderstuipen.
In
sommige streken werden brood en zout te zijner eer gewijd en aan
het volk uitgedeeld. De stad Lier in Vlaanderen kent een
Bernardusbedevaart. Ouders en kinderen trekken naar de oude
abdij in de buurt, bidden daar een wijle en drinken daarna drie
teugen Bernarduswater, dat alle onheil weert. Na afloop van de
plechtigheid worden er dan Bernardus-vlaaien gegeten.
Omdat St. Bernardus de macht had vliegen en muizen te
verdrijven, wordt hij aangeroepen bij vliegen- en muizenplagen.
Merkwaardig genoeg is St. Bernardus op een bepaald moment
uitgeroepen tot patroon van de dronkelappen. Dat heeft te maken
met het Bernardus minnedrinken. Als mensen op reis gingen dronk
men de minne (er is ook een St. Jansminne) om hen een goede
tocht te wensen. Soms liep dat danig uit de hand, vandaar dat
minder eervolle patronaat van St. Bernardus.
Patroonsfeest: 20 augustus.
•
St.
Egidius en de goede biecht
1
september

Meester van Sint Gilles - Sint
Gilles en de hinde (ca 1500)
Ergens in het midden van de zevende eeuw werd de H. Egidius -
wij zeggen St. Gilles - in Griekenland geboren uit welgestelde
ouders. Toen zijn ouders stierven, was hij een jongeling die
zich financieel bijna alles kon veroorloven. In navolging van
het evangelie verdeelde hij zijn bezittingen echter onder de
armen. In Athene schonk hij zijn mantel aan een zieke bedelaar,
die daarna meteen genas. Het wonder gaf hem veel aanzien, maar
bevreesd als hij was voor aardse eer, vertrok hij uit
Griekenland en ging als kluizenaar in Zuid-Frankrijk wonen,
eerst aan de oevers van de Rhône, later in een bosrijke streek
in de omgeving van Nîmes. Al snel kreeg hij een aantal
volgelingen. Op 1 september 725 stierf hij te midden van zijn
monniken.
Rond het leven van St. Gilles zijn een paar legenden
ontstaan, die veelal iets te maken hebben met een hinde, die hij
in het bos bij Nîmes eens het leven had gered. Het dier bleef
bij hem en was lange tijd zijn enige gezelschap. Daarom wordt
hij vaak met een hinde afgebeeld. Ook is er een legende die St.
Gilles in verband brengt met Karel de Grote. Deze grote keizer
zou een grote misdaad hebben begaan, die hij niet durfde te
biechten. De schuld woog zwaar op de ziel van de keizer en ten
einde raad riep hij de voorspraak in van St. Gilles. Toen de
heilige de volgende morgen in tegenwoordigheid van de keizer het
h. misoffer opdroeg, legde een engel een briefje op het altaar,
waarop de misdaad van de keizer stond vermeld. Zo kwam de keizer
tot een goede biecht en tot vergeving. Sindsdien, zegt de
legende verder, hoeft niemand aan vergeving te twijfelen als hij
berouw heeft en St. Gilles om voorspraak vraagt.
Rond het graf van de heilige gebeurden veel wonderen en daar
kwamen steeds meer pelgrims op af. Er werden eerst een paar
huizen in de buurt gebouwd en langzaam maar zeker groeide er een
kleine stad rondom de graftombe. Die stad heet nog steeds St.
Gilles. De verering van St. Gilles verbreidde zich langzaam over
heel Europa en zijn hulp werd ingeroepen bij allerlei zaken. In
de buurt van Keulen vroegen moeders zijn voorspraak als ze een
kind hadden dat erg veel huilde. In Hongarije werd hij de
toeverlaat van mensen die verdwaald waren. In België roept men
hem aan tegen epilepsie. St. Gilles werd verder de patroon van
de kreupelen, melaatsen en bedelaars. Hij is de beschermer van
bossen en behoedt het vee tegen diefstal en besmettelijke
ziekten. De folklore zegt onder meer, dat St. Gilles de herfst
inluidt en mede daarom is hij een weerprofeet: zoals op de dag
van St. Gilles blijft het weer de hele herfst.
Patroonsfeest: 1 september.
•
Maria geboorte - Het feest der aanstaande moeders
8
september

Fresco van Giovanni da Milano -
De geboorte van Maria (14de eeuw)
Slechts van twee heiligen viert de kerk de geboortedag: van
Johannes de Doper en van Maria. De reden hiervan is terug te
voeren op het feit, dat deze heiligen, door een bijzondere
werking van Gods genade, al voor hun geboorte gevrijwaard waren
van de erfzonde. Zo kreeg hun aardse geboorte reeds een hemelse
glans. Het feest van Maria geboorte op 8 september is het
logische gevolg - negen maanden later - van haar onbevlekte
ontvangenis, die we immers herdenken op 8 december. In de
officiële H. Schrift vinden we niets over de geboorte van Maria
en ook haar ouders worden niet genoemd: Wel staat er het een en
ander in de apocriefen over wat er voorafging aan de geboorte
van de H. Maagd. Haar vader, Joachim, afkomstig uit Nazareth,
huwde met Anna, een meisje uit Bethlehem. Na hun huwelijk gingen
ze in Jerusalem wonen, niet ver van de tempel, want ze waren
beiden zeer godvruchtig. Tot hun grote verdriet en schande bleef
hun huwelijk kinderloos en ze werden het voorwerp van spot en
vernedering. Zelfs nadat ze twintig jaar getrouwd waren, bleven
ze hopen en bidden, in het volste vertrouwen dat God hun een
kind zou schenken.
Op
een bepaald moment trok Joachim zich voor veertig dagen terug in
de woestijn om te vasten en te bidden. Tijdens zijn afwezigheid
verscheen er een engel aan Anna. Hij beloofde haar dat ze binnen
negen maanden een dochter zou baren. Anna ging op zoek naar haar
man en ze ontmoette hem bij de gouden poort, waar ze elkaar in
de armen vielen. Het apocriefe verhaal vermeldt, dat de
onbevlekte ontvangenis van Anna plaatsvond, toen Joachim haar
teder kuste bij die gouden poort. Na negen maanden werd het kind
geboren, dat ze Maria noemden, omdat de engel die naam had
voorgesteld.
Maria-geboorte wordt vanaf de vijfde eeuw door de kerk gevierd.
Talrijke kerken en andere heiligdommen dragen de titel
Maria-geboorte. In Jerusalem staat een St. Anna-kerk, op de
plaats waar volgens de legende het huis stond van Joachim en
Anna en waar ze ook begraven zijn. De Witte Paters van
Lavigerie, die de zorg hebben voor de St. Annakerk, hebben daar
op 18 maart 1889 het graf van Joachim en Anna ontdekt en daarmee
ook de geboorteplaats van Maria.
Maria-geboorte is van oudsher
de dag voor de aanstaande moeders. In kerken en kapellen vragen
aanstaande moeders om een voorspoedige bevalling of bidden om in
verwachting te raken. Met name het Vlaamse dorp Donk staat
daarom bekend. 'Naar Donk komt men om een jonk', zeggen de
mensen nog. In vroeger tijden hoorde hij de smeekbede een vreemd
ritueel. Eerst trokken de vrouwen aan het klokketouw in het
kerkportaal, waarna ze naar het Mariabeeld kropen en het op
heide borsten kusten. In die streken zegt men nog steeds van een
zwangere vrouw: ze heeft aan het klokske van Donk gehangen.
Tot
slot nog twee weerspreuken: Met O.L. Vrouw geboort gaat de
zwaluwen voort.
Het
weer van O.L. Vrouw geboort gaat zo nog weken voort.
Patroonsfeest: 8 september.
•
Cornelius en de zwarte kip
14
september

Onbekende kunstenaar - Cornelius
paus en martelaar
Onder het bewind van keizer Gallus brak er in het jaar 250 in
Rome en omstreken een vreselijke ziekte uit en de Romeinen gaven
de schuld aan de Christenen, die de goden zouden hebben
mishaagd. Meteen daarop brak de zoveelste christenvervolging
uit, waarvan ook de toenmalige paus, Cornelius, het slachtoffer
werd. Hij werd gevangen genomen, verbannen, en stierf in 253 als
martelaar. Zijn lichaam werd naar Rome overgebracht en begraven
in de Lucinakapel. Daar is zijn grafsteen nog te zien: Cornelius
Martyr episcopus.
Cornelius was een vroom en wijs man, die nogal
wat te stellen had met een zekere Novatianus, die zich op een
bepaald moment als tegenpaus opwierp en een schisma
veroorzaakte. De verering van de H. Cornelius verbreidde zich
over een groot deel van West-Europa. Met name in Duitsland
(speciaal in Keulen) Frankrijk (Bretagne), België en Nederland
zijn veel kerken aan hem toegewijd. De legende vertelt onder
meer over hem, dat hij eens een vrouw die al jaren zenuwziek was
en bovendien verlamd, op wonderbaarlijke wijze heeft genezen. Om
deze reden wordt zijn hulp nog steeds ingeroepen bij epilepsie,
zenuwziekte, stuipen en verlamming.
In het Duitse Cornelimunster
bij Aken komen tussen 16 en 20 september veel pelgrims aan, die
lijden aan epilepsie of, zoals we vroeger zeiden, aan vallende
ziekte. Een oud bedevaartbriefje geeft precies aan wat de
pelgrims moeten doen om genezen te worden. Ten eerste moesten ze
een korenoffer brengen, dat even groot was als hun eigen
gewicht. De waarde van het koren in geld moesten ze schenken aan
de Corneliskapel, die zich bevindt achter het hoofdaltaar van de
Abdijkerk in Cornelimunster. Verder waren ze verplicht een jaar
lang elke vrijdag te vasten ofwel op die dagen een maaltijd aan
de armen te geven. De feestdag van de H. Cornelius moesten ze
als zondag vieren en jaarlijks moesten ze een zilveren penning
offeren aan de heilige. In Bretagne en België is St. Cornelius
onder meer de beschermer van het hoornvee. Dat is te verklaren
door het simpele feit, dat het eerste deel van Cornelius zou
verwijzen naar cornu, wat hoorn betekent. In veel kerken
bewaart men de hoorn van St. Cornelis, waaruit vroeger de
epileptici gewijd water te drinken kregen.
Te
Ninove in Oost- Vlaanderen werden de pelgrims vroeger met een
zwarte hoorn gezegend tegen de kinkhoest. Later werd het vooral
een pelgrimsoord tegen ziekten van het hoornvee, met name als
koeien moeite hadden met kalven. De boeren offerden een zwarte
kip, die ze later weer terugkochten en tussen de eigen kippen
zette om ze tegen ziekte te beschermen. Zelfs kinderen liet men
deelnemen aan bedevaarten naar Cornelius, aangezien het gebed
van onschuldige kinderen een dubbele werking zou hebben. Soms
werden er voor dit doel zelfs kinderen gehuurd!
Patroonsfeest:
14 september.
•
St.
Lambertus en het lamplicht
17
september

Martelaarschap van St. Lambertus(links) - Luikse school, 15de
eeuw
In
de herfst hangt er 's morgens vaak een wit waas in de lucht, dat
het licht versluiert en daardoor een zekere beslotenheid geeft
aan de wereld. Na het volle licht van de zomer krijgt het
mysterie weer zijn kansen. De avonden worden langer en het
elektrische licht bewijst weer zijn nut.
Om
allerlei redenen waren de mensen vroeger gevoeliger voor de
wisseling der seizoenen en ze besteedden er derhalve ook meer
aandacht aan. Het feest van St. Lambertus, dat we op 17
september vieren, luidde voor de mensen vroeger de herfst in.
Het was vooral het feest van de handwerklieden, die 's avonds
bij lamplicht hun arbeid verrichtten, zoals spinners, wevers en
makers van witte handschoenen. Nadat de avonden in de zomer
gelegenheid hadden geboden om op het land of in de moestuin te
werken of om buiten nog wat na te kaarten over de voorbije dag,
begon op St. Lambertus de avondarbeid weer.
Om
dat feit te vieren stonden vuur en licht een dag volop in de
belangstelling. Dat met name de lamp die eer te beurt viel, is
volksetymologisch te verklaren door de omstandigheid, dat het
eerste deel van het woord Lambertus enige verwantschap vertoont
met het woord lamp. Zo naïef ging dat nou eenmaal in vroeger
dagen.
Wat
de aandacht voor het vuur omstreeks St. Lambertus betreft,
moeten we terug naar heidense tijden. Het donker won weer
terrein en daar zetten de mensen vuur en licht tegenover. Het
zogenaamde fakkelen in de herfsttijd is bij veel volken terug te
vinden. In onze streken gaat dat feest door tot 't met St.
Maarten (11 november) zijn hoogtepunt vindt. In Duitsland kent
men nog het St. Lambertus-feier. In Munster verrezen in die
periode door heel de stad grote piramiden, die vol werden
gehangen met lichtjes en lampions. Boven op zo 'n piramide stond
een uitgeholde raap met een lichtje erin. In Vlaanderen en in
sommige streken van Nederland, met name rond Veenendaal, spreekt
men nog van Lampbegietersavond of van lammeliedjesavond, waarbij
men lamp ten onrechte weer in verband bracht met Lambertus.
Overigens werden bij dit feest ook andere arbeidsheiligen
betrokken zoals St. Gilles, St. Michael, St. Severus en St.
Martinus. Ook hier ligt een duidelijk verband met de aanvang van
de avondarbeid, die heel vroeger bij kaarslicht en later bij
lamplicht werd verricht. Omdat het er nogal wild aan toe ging op
dit feest en er meestal veel gedronken werd, ontstond de naam
kaars- of lampbegieting. De jeugd trok door de straten met
uitgeholde mangelwortelen, waarin vreemde gezichten waren
uitgesneden.
Omdat het avondlijk spinnen weer begon: Sint Lambaert bringt de
spinderik in den haerd.
Patroonsfeest: 17 september.
•
St.
Michael ende alre enghele
29
september

School van Avignon - ca. 1500
Vele eeuwen lang kende de kerk maar één dag, waarop een engel
werd herdacht en dat was het feest van de H. Michael op 29
september. Om de andere engelen deelgenoot te maken van die
herdenking, gaf men het feest de titel: 'St. Michael ende alre
enghele.' Deze dag wordt al gevierd zolang de kerk bestaat en
dat is niet zo vreemd, want als overwinnaar van de duivel is St.
Michael een uitstekend patroon voor de gemeenschap van Christus.
Verder voert de H. Michael de titel van zielen weger. Op de
weegschaal van de gerechtigheid weegt hij na de dood de goede en
de kwade daden van de mens. In oude gebeden voor een zalige dood
komt St. Michael dan ook herhaaldelijk voor. Er bestaan
tientallen legenden rond St. Michael, waarvan ik er twee zal
navertellen, die allebei betrekking hebben op Mont St. Michel,
de wereldberoemde abdij en bedevaartsoord in Normandië.
In de
loop van de achtste eeuw verscheen St. Michael aan de bisschop
van Avranches en vroeg hem te zijner ere een kerk te bouwen op
een hoge rots, die zich verhief in de baai van Avranches. Om
zijn wens te benadrukken, zette hij een afdruk van zijn duim op
het voorhoofd van de bisschop. Tijdens het verdere leven van de
bisschop, de H. Aubertus, bleef die afdruk zichtbaar. De
volgende dag werd begonnen met de bouw van een kleine kerk op de
rots. Het waren de hertogen van Normandië, die er later de
prachtige abdij lieten verrijzen. (Als u eens in de buurt komt,
kan ik u een bezoek zeer aanbevelen). In Normandië, dat St.
Michael tot patroon heeft gekozen, wordt zijn feest overigens op
18 oktober gevierd: St. Michael tegen de gevaren der zee.
De
tweede legende is wat poëtischer van aard en daarom misschien
wel mooier. Ze verhaalt dat St. Michael op een bepaald moment
genoeg had van de geniepige streken van de duivel. Om daar een
tijd van verlost te zijn, vestigde hij zich op Mont St. Michel,
een granieten rots van vijfhonderd meter hoog, even uit de kust
van Normandië. Tussen het land en de rots bevindt zich een
uitgestrekte vlakte van zand, die alleen bij vloed onder water
staat. Gezien de afschuw van de duivel voor water, liet hij St.
Michael met rust. Een paar honderd kinderen uit de streek
voelden op een dag een onweerstaanbare drang naar Mont St.
Michel te trekken. Ze wachtten de eb af en ondernamen de tocht.
Tot op de dag van vandaag zijn ze echter niet teruggekeerd. Het
volk zegt, dat St. Michael de kinderen in engelen heeft
veranderd. Op sommige plaatsen in Vlaanderen werd St. Michael
aangeroepen tegen hoofdpijn. De slaapmuts van de zieke, gevuld
met graan, werd daartoe geofferd.
Eind september laat de zomer
zich vaak nog een keer van de goede kant zien. Vandaar de
spreuk: Met St. Michielszomer slijten de laatste mooie dagen van
het jaar.
Patroonsfeest: 29 september.
•
Met
St. Bavo in de Bamis
1
oktober

Geertgen tot Sint Jans (15de
eeuw)
Twee beroemde kerken in ons taalgebied zijn toegewijd aan St.
Bavo, te weten in Gent en in Haarlem. Dat geeft al aan dat St.
Bavo wijd en zijd vereerd werd. Omstreeks 613 werd hij als
Aldwinus geboren in Haspengouw. In zijn jeugd leidde hij een
losbandig leven: wijntje, Trijntje, etc. Zelfs na zijn huwelijk
met de dochter van een graaf, zette hij dit leven voort, totdat
zijn vrouw, nadat ze hem een dochter had geschonken, vrij jong
stierf. De dood van zijn vrouw maakte zoveel indruk op Aldwinus,
dat hij tot inkeer kwam en pogingen deed zijn leven anders in te
richten. Hij kwam in contact met de H. Amandus, bij wie hij zijn
biecht sprak. Daarna schonk hij al zijn bezittingen aan de
armen.
Hij werd sindsdien Bavo genoemd en hij werd een trouw
volgeling van Amandus. Om zich te kunnen wijden aan boete en
gebed, trok hij zich terug in een groot bos bij Thorhout, waar
hij een holle boom tot woonplaats koos. Hij dronk slechts water
en at brood met as vermengd. Ontdekt door het volk, dat zijn
levenswijze bewonderde, vluchtte hij uiteindelijk naar het St.
Pietersklooster te Gent, waar hij op 1 oktober stierf.
Te zijner
ere werd de St. Bavo te Gent gebouwd door zestig edellieden, die
door Bavo waren bekeerd. Sindsdien is hij de patroon van Gent,
dat nauwe handelsbetrekkingen onderhield met Haarlem, zodat Bavo
ook daar bekendheid kreeg, zelfs in die mate, dat er een
kathedraal verrees, die aan hem werd toegewijd. Tot twee maal
toe schonk de stad Gent relieken van St. Bavo aan de kathedraal
in Haarlem. Tijdens de reformatie ging de oude St. Baaf in
Haarlem voor de katholieken verloren en pas op 2 mei 1898 werd
onder Mgr. Bottemanne begonnen met de bouw van een nieuwe St.
Bavo, die in 1930 werd voltooid.
St.
Bavo werd vooral aangeroepen tegen kinderziekten, met name de
kinkhoest, zo ook te Rijsbergen: 'Wie van de kinkhoest wil
genezen, ga naar Rijsbergen als voor dezen. St. Bavo wordt
daarvoor geprezen'. Op veel plaatsen werd op 1 oktober de
landpacht betaald, de zogenaamde Bamispacht. Guido Gezelle
speelde daar zeer gevat op in met het volgende gedichtje: Daar
zijn twee ka getijen in het jaar zei boer Baestens: Pasen als
men moet zeggen (biechten) en Bamesse als men moet leggen
(betalen).
Het
gezegde 'in de Bamis' is een verkorting van Bavomesse of Bavomis
en duidt de eerste periode van oktober aan.
Patroonsfeest: 1 oktober.
•
St.
Franciscus en de blijdschap
4
oktober

Peter Paul Rubens - Franciscus
ontvangt de stigmata (16de eeuw)
Op
4 oktober is het werelddierendag. Veel honden en katten worden
extra verwend. Hoewel er achter werelddierendag ook
begrijpelijke gevoelens schuil gaan van tederheid - hoeveel
eenzame mensen vinden er geen troost bij een huisdier - is het
toch vooral de commercie die als sponsor optreedt van dit soort
'vieringen'. Dat is nu eenmaal zo en geen hond doet er wat
tegen.
Het zit mij echter een beetje dwars dat 4 oktober, de
herdenking van de sterfdag van de H. Franciscus van Assisië, op
die manier wordt gedegradeerd. Franciscus was namelijk meer dan
een man die hield van bloempjes en beestjes. Juist in een
periode dat de kerk hard toe was aan een nieuwe inspiratie --
politiek en commercie hadden hard toegeslagen -- nam Franciscus
afstand van zijn nogal wilde jeugd en besloot hij Christus in alles
na te volgen. Dat deed hij zo rigoureus, dat het tot een breuk
kwam met zijn vader, die hem voor dwaas versleet. Het was echter
een dwaasheid met een grote diepgang, een dwaasheid waarmee alle
christenen gezegend zouden moeten zijn, in navolging van de
Meester, wiens 'dwaasheid' tot de kruisdood leidde.
Franciscus
van Assisi gaf zich totaal aan de dingen van God. In zijn eigen
ogen was hij niet meer, maar ook niet minder, dan een
onbelangrijk onderdeel van Gods schepping. Vandaar dat zowel
mensen, dieren, planten als dingen zijn volle respect
verdienden. Zo sprak hij van 'broeder ezel' en 'zuster zon'.
Zelfs het weer zag hij als iets dat door God werd bestuurd.
Daarom verheugde hij zich in een dag vol zonneschijn, maar
schiep even veel behagen in een dag van regen en storm. Ook pijn
en ziekte, die zijn lichaam meer en meer teisterden, zag hij als
broer en zus. Hij accepteerde alles wat op hem afkwam en zo kwam
hij tot een vergeestelijking, die hem, in de vorm van de
stigmata, letterlijk deel deed hebben aan Christus.
Dat het
volksgeloof St. Franciscus ging zien als de heilige van de
bloempjes en de beestjes en hem omgaf met een romantisch waas
van lieflijkheid en vertedering, is zeer begrijpelijk en het
ligt ook zeer voor de hand. Maar St. Franciscus was in de eerste
plaats een realist, die als zwerver en armoedzaaier door het
leven ging, omdat hij overal om zich heen zag, dat geld en bezit
je alleen maar afleiden van de weg, die een Christenmens te gaan
heeft. Ondanks vernedering, armoe, kou en pijn, bleef hij een
blijmoedig mens, overtuigd van het feit dat hij eens deel zou
uitmaken van Gods glorie. Op 4 oktober vieren we dit heuglijke
feit.
Patroonsfeest: 4 oktober.
•
Allerheiligen, het oogstfeest van de kerk
1
november

Geen nadere gegevens bekend
In
de eerste eeuwen van haar bestaan herdacht de kerk alleen de
sterfdagen van de martelaren en wel op vrijdag na Pasen en de
zondag na Pinksteren, die in een oud Calendarium Dominica in
Natale Sanctorum heet. Nog steeds wordt op de vrijdag na
Pinksteren de statie gehouden in de Sancta Maria ad Martyres,
het heiligdom van alle martelaren in het vroegere, gekerstende
Pantheon. Paus Gregorius IV (827-844) riep Allerheiligen uit tot
een feestdag voor heel de kerk te vieren op 13 mei. Maar de
stroom van bedevaartgangers naar Rome werd op den duur zo groot,
dat de stad haar gasten niet langer kon voeden. Daarom verlegde
Paus Gregorius IV het feest naar een ander tijdstip dat na de
oogst viel, zodat er in Rome meer dan voldoende voedsel was.
Sindsdien vieren we Allerheiligen op 1 november. De sfeer van
deze feestdag wordt uitstekend verwoord door Guido Gezelle.
Aangezien het hierna volgende citaat 122 jaar geleden is
geschreven, was ik zo vrij de tekst hier en daar wat aan te
passen.
Als
schuren en schelven vol graan zitten, de kelders en gedekte
putten vol aardappels en voer voor het vee, als appels liggen te
blozen op zolder en de aarde weer gaat slapen onder haar
dekmantel van bladeren; als de mens meer in huis zit dan
gewoonlijk, dan doet de kerk de hoge poorten des hemels open en
laat zien welke oogst aan heiligen en martelaren ze heeft
binnengehaald; ze opent het rijk der doden en verzoekt iedereen
te helpen haar uitverkoren graan te zuiveren om het bij het
ander te doen in de hemelse bewaarplaatsen. Het is nu de tijd
van lange, troostelijke gebeden, van de kaarsen op de graven,
van de kruisweg voor de zielen, van de kaarsen op de
schoorsteenmantel, die men letterlijk 'afleest' (of bidt tot ze
opgebrand zijn) en ook voor de 'zielkoekjes' en de 'kadetjes'.
Maar het is ook de tijd van zoveel schone en oude gebruiken, die
niet alleen in Vlaanderen en Nederland, maar geheel Engeland,
Duitsland en Noorwegen door, tot zelfs bij de protestanten
bekend zijn en onderhouden worden. Leve de oude gebruiken, is
het dat ze goed zijn'. In folkloristisch opzicht is er niet veel
over Allerheiligen te vertellen. Zowel wat het weer als de
liefde betreft, had het feest, als begin van de winter, een
voorspellend karakter: als het met Allerheiligen sneeuwt, legt
dan uw pels gereed. Geliefden gaven elkaar noten op
Allerheiligendag. Twee noten werden in het haardvuur gegooid.
Als ze stil bleven liggen en samen verbrandden, beloofde dat een
goed huwelijk. Maar ze konden ook knapperend door het vuur
springen!
Feest: 1 november.
•
Dag
der zielen
2
november

William Bougereau - 1857
Als
de bomen lijden aan totaal bladverlies, de stormen gierend door
de kale takken gaan en de regen in venijnige vlagen neerslaat,
kortom, als de natuur in een laatste krachtsinspanning de bij
voorbaat verloren strijd aangaat tegen de naderende winter, dan
is ook de mens geneigd wat vaker stil te staan bij
vergankelijkheid en dood.
Onze voorouders, de Germanen, dachten dat Wodan in deze tijd van
het jaar, gezeten op zijn wagen en vergezeld van zijn heischaar
van overledenen door de luchten trok. Dat riep angst op en
sombere gedachten over het onontkoombaar lot van de mens. Daarom
hielden de Germanen uitgebreide dodenherdenkingen in de maanden
november en december. Het belangrijkste doel daarbij was, de
geesten der overledenen gunstig te stemmen.
Dat
wij vandaag de dag Allerzielen vieren op 2 november, heeft daar
zeker mee te maken, evenals het feit, dat wij witte bloemen
plaatsen op de graven van onze dierbaren. Als symbool van
zuivering en loutering is de kleur wit het middel bij uitstek om
onze hoop kenbaar te maken, dat onze dierbaren in de hemel zijn
aangekomen, mogelijk na een lange zwerftocht door voorgeborchte
en vagevuur.
Momenteel krijgt Allerzielen veel minder aandacht
dan vroeger, al zie je hier en daar weer opflikkeringen van oude
gebruiken, die vroeger gemeengoed waren. In de huizen werden
toen kaarsjes ontstoken, waarbij men bad tot ze opgebrand waren.
Elk kaarsje betekende dat er een ziel uit het vagevuur was
gered. Op andere plaatsen was het de gewoonte zogenaamd
kruisjesbrood te bakken, harde broodjes voorzien van een kruis.
Hoe meer broodjes er gegeten werden, hoe meer zielen de weg
vonden naar de hemel. Er waren zelfs gezinnen waar men de deuren
op Allerzielen heel voorzichtig dicht deed, anders zou er wel
eens een zieltjes tussen kunnen komen. Terugdenkend aan mijn
jeugd heb ik voornamelijk kille herinneringen aan Allerzielen en
dan vooral in fysieke zin. Van oudsher deden priesters op die
dag drie h. missen. Voor mij als misdienaar betekende dat niet
zelden, dat ik 12 missen moest dienen, van 's morgens 6.30 uur
tot in de middag. Hongerig en verkleumd kwam ik dan thuis, maar
's middags zat ik weer in de kerk vanwege de Portiuncula
(pesjonkele zeiden ze bij ons). Eer aan de vader, zes onze
vaders en zes weesgegroeten baden we dan, verlieten de kerk en
keerden weer terug voor hetzelfde ritueel, telkens een ziel uit
het vagevuur verlossend. En dat gaf toch een warm gevoel van
binnen.
Feest: 2 november.
•
St.
Hubertus en de gevreesde razernij
3
november

Geen gegevens bekend
De
hondsdolheid of zoals onze voorouders zeiden, de razernij, is
nog steeds, en terecht, een gevreesde ziekte. Louis Pasteur
ontwikkelde dan wel een serum tegen de kwaal, die in onze
streken bijna niet meer voorkomt, maar als er zich een geval
voordoet, staan de kranten er vol van. Dat bewijst wel, dat de
schrik er nog goed inzit. Als je de verhalen in de oude boeken
mag geloven, had de ziekte een gruwelijk verloop en eindigde
bijna altijd met de dood van het slachtoffer. In de kronieken
wordt vooral melding gemaakt van moeders die aan hondsdolheid
leden en in het razende stadium van de ziekte hun eigen kinderen
verscheurden. Het volk heeft altijd behoefte gehad aan
spectaculaire verhalen en een korrel zout lijkt ook hier niet
misplaatst, maar het blijft een feit dat hondsdolheid
verschrikkelijk veel leed heeft veroorzaakt.
In de maand
november, die onder meer ook jachtmaand genoemd wordt, trokken
vroeger grote jachtstoeten uit, steeds vergezeld van een horde
honden, hoornblazers en andere lawaaischoppers. In doodsangst
vluchtte het wild alle kanten op, met name ook vossen, van
oudsher de belangrijkste verspreiders van de hondsdolheid. Zo
kwam in de maand november de hondsdolheid relatief veel voor.
Het kan dan ook geen toeval zijn, dat op 3 november het feest
wordt gevierd van St. Hubertus. Voor deze stelling pleit ook het
gegeven, dat we op 3 november niet zijn sterfdag herdenken, wat
in de kerk toch bijna regel is, maar de overbrenging van zijn
relieken naar St. Hubert in de Ardennen.
Naast patroon van de
jagers was St. Hubertus - St. Huibrecht zegt men in Vlaanderen -
ook de toeverlaat voor mensen die hondsdol geworden waren of
zichzelf of hun vee tegen de ziekte wilden beschermen. Uit mijn
jeugd herinner ik me nog, dat we op 3 november brood meenamen
naar de vroegmis en het door de pastoor lieten wijden.
Thuisgekomen aten we dat brood zonder boter of beleg, anders
hielp het niet. Wie van dat brood gegeten had, was in zekere zin
immuun tegen dolle honden en kon ze bezweren met de spreuk: Ik
kwam al over St. Hubertus zijn graf zonder stok of zonder staf:
kwade hond, sta stille, 't is St. Hubertus wille.
Van de mensen
die in vroeger tijden genezing zochten tegen de hondsdolheid,
werd heel wat meer geëist. Ze moesten op bedevaart naar St.
Hubert, waar een priester een kerf maakte in hun voorhoofd en er
een vezeltje instopte van de bewaard gebleven stola van St.
Hubertus. Eenmaal weer thuis moest de zieke 40 dagen
binnenblijven, veel bidden, zich onthouden van alle vormen van
vermaak en hij mocht zich in die tijd niet wassen. Een tweede
mogelijkheid om genezen te worden, was uitbranden van de beet
met een zogenaamde Hubertussleutel, een kopie van de gouden
sleutel, die St. Hubertus bij zijn bisschopswijding van St.
Petrus had gekregen. Deze kopieën werden en worden nog in een
aantal Hubertuskerken bewaard. Deze sleutels zijn ongeveer 20 cm
lang. Uit het houten heft steekt een spijkervormig, handgesmeed
ijzer, dat uitloopt in een platte kop, een soort stempel, waarin
een jachthoorn is gegraveerd. Met dat gloeiende ijzer werd de
beet van de dolle hond uitgeschroeid. De zieke was dan niet
alleen genezen, maar bovendien zijn hele leven immuun voor dolle
honden. Daar had hij dan ook heel wat voor over gehad.
Patroonsfeest: 3 november.
•
De
H. Leonardus en de barensnood
6
november

Correggio - Leonardus en Maria
Magdalena (1517)
De
H. Leonardus stierf op 6 november van het jaar 559. Hij werd
opgevoed aan het Franse hof, waar hij al snel opviel door zijn
voorbeeldig gedrag. Zijn mededogen ging vooral uit naar het lot
van gevangenen en krankzinnigen, die in de Middeleeuwen vaak in
de boeien werden geslagen. Hij probeerde de omstandigheden van
die mensen te verlichten en kocht hen soms vrij met zijn eigen
geld. Omdat hij steeds meer behoefte kreeg aan stilte en
verdieping, verliet hij het koninklijk hof en trok zich terug in
de eenzaamheid. Enkele jaren later werd de koningin ernstig
ziek, waarna de koning de hulp inriep van Leonardus. Hij kwam en
genas de koningin wonderbaarlijk. Uit dankbaarheid schonk de
koning hem een stuk land in de omgeving van Limoges, Noblac
genaamd. Daar bouwde de H. Leonardus een kluis en bracht er zijn
dagen door in gebed en meditatie, terwijl hij doorging met zijn
goede werken. Langzaam maar zeker sloten er zich steeds meer
mannen bij hem aan, zodat er een klooster gebouwd moest worden,
de huidige St. Leonard-abdij in Noblac. De monniken leven daar
nog steeds volgens de regel van St. Benedictus. Na zijn dood
werd de H. Leonardus natuurlijk de patroon van de gevangenen en
de krankzinnigen. Uit dankbaarheid voor hun vrijlating of
genezing, schonken zij hun boeien aan de heilige. Soms waren dat
ook symbolische boeien, gemaakt van hout of was. In de plaats
St. Leonard heeft men een ijzeren ketting rond de kerk. Op
zes november wordt daar telkens een schakel aan toegevoegd.
'Zodra', zo zegt het volk, 'de ketting driemaal rond de kerk
ligt, is het einde der tijden gekomen'.
De
H. Leonardus is een van de 14 'noodhelpers'. In die hoedanigheid
beschermt hij de mensen tegen allerlei ziekten en kwalen. De
zieke maakt zich tot gevangene van de H. Leonardus door een
ketting of ring te dragen, die hij na genezing aan de heilige
schenkt. In Huizingen kwamen tijdens de laatste wereldoorlog
duizenden vrouwen bidden bij de H. Leonardus, opdat hun mannen
veilig zouden terugkeren uit krijgsgevangenschap. Op een
processievaantje uit Huizingen staat de volgende tekst: St.
Leonard, patroon voor vrouw in barensnood, voor slaaf, blind,
kreupel, lam, bewaar ons tot de dood.
Spreuk: zoals het weer is op Leonardus-dag, zo blijft het tot
Kerstmis.
Patroonsfeest: 6 november.
•
St.
Willibrord, apostel van Nederland
7
november

Geen gegevens bekend
De
betekenis van St. Willibrord voor de kerstening van de Lage
Landen is de lezers, naar ik aanneem, voldoende bekend. Op dat
facet zal ik dan ook niet verder ingaan.
In
het jaar 657 werd St. Willibrord geboren in Northumberland. Hij
werd opgevoed bij de Benediktijnen van Ripon. In 6 78 vertrok
hij naar Ierland, waar hij in kontakt kwam met Egbert, die hem
overhaalde de Friezen het Evangelie te brengen. Met elf
ordebroeders arriveerde hij in 691 in Katwijk, van waaruit hij
zijn prediking begon. Zijn zendingsgebied strekte zich uit van
Denemarken tot in Luxemburg. Door paus Sergius werd hij in 695
tot bisschop gewijd. Na 50 jaar zendingsarbeid trok hij zich
terug in het door hem gestichte klooster van Echternach, waar
hij in 739 stierf. Met vele wonderen verheerlijkte God zijn
graf. Talrijk zijn de legenden die rondom Willlibrord
ontstonden. Twee daarvan wil ik in dit korte bestek onder uw
aandacht brengen.
Lang voor de geboorte van Willibrord had zijn
moeder een wonderlijke droom, waarin ze de maan als een kleine
sikkel zag opkomen. De maan werd steeds voller en helderder van
licht. Plotseling kwam de maan op haar toe en verdween door haar
mond in haar lichaam. Een priester gaf haar als verklaring, dat
ze moeder zou worden van een zoon, die de heidenen het licht zou
brengen.
De tweede legende handelt over de oorsprong van het
gouden oorijzer der West-Friese vrouwen. Koning Radboud had eens
drie Denen gevangen genomen, die door Willibrord waren gedoopt.
Omdat ze openlijk lieten blijken christen te zijn, liet Radboud
hen opsluiten. Toen na drie dagen de veroordeling zou
plaatsvinden, bleken ze te zijn verdwenen. Op de plaats troffen
ze wel de christin Fostedina, die de gevangenen had bevrijd. Ze
werd ter dood veroordeeld, maar Adgil, de zoon van koning
Radboud, nam het voor haar op. Zo werd ze niet ter dood
gebracht, maar ze moest wel veertien dagen een doornenkroon
dragen. Een maand later huwde Adgil met haar. Omdat de wonden
van de doornenkroon nog zichtbaar waren, kreeg ze een gouden
krans op het hoofd, die de wonden bedekte. Ze bleef dit sieraad
haar verdere leven dragen, nagevolgd door alle West-Friese
vrouwen die na haar kwamen.
Patroonsfeest: 7 november.
•
St.
Maarten, warmte en vuur
11
november

Onbekende Hongaarse meester
Op
enkele plaatsen in Nederland en Vlaanderen zullen de St.
Maartensvuren op 11 november of omstreeks die tijd ongetwijfeld
weer oplaaien. Vooral kinderen trekken met lantaarns of
uitgeholde bieten met een kaars erin door de donkere straten
naar de plek waar het brandhout ligt opgestapeld. Nadat de brand
erin is gestoken en vreemde schaduwen in de naburige bomen
spelen, dansen ze rond het vuur en zingen een van de vele
liederen ter ere van St. Maarten. Persoonlijk heb ik geen
jeugdherinneringen aan dit feest. Wel weet ik nog dat het de
opgeschoten jeugd in het late najaar plotseling was toegestaan
sloten uit te branden, terwijl 'vuurtje stoken' de rest van het
jaar als een zeer zwaar vergrijp gold. Dat sloten uitbranden was
een zeer boeiende bezigheid, vooral als er een beetje wind
stond. De vlammen joegen dan huilend door het verdorde gras en
kruid en deden ijverig hun reinigende werk.
Mijn moeder, die uit het Limburgse stamt, heeft het St.
Maartensvuur nog in zijn oude glorie meegemaakt. Al vanaf de
zomervakantie begon de jeugd van het gehucht waar ze woonde met
het verzamelen van brandhout, want ze wilden op St.
Maartensavond een groter vuur dan de omliggende gehuchten en
dorpen. Niet zelden kwam het daarbij tot botsingen onder de
jeugd, vooral als er buiten hun eigen territorium hout werd
gezocht. Als de dag was aangebroken, bakte haar moeder een groot
aantal boekweitpannenkoeken, die gretig werden gegeten. Dan, als
de duisternis de huizen, bomen en velden had toegedekt, werd het
vuur ontstoken. Tot diep in de nacht werd er gezongen en
gedanst.
Slechts voor een deel is het feest van St. Maarten
terug te brengen op de verering van de H. Martinus. Na zijn
dood, omstreeks het jaar 400, verbreidde zijn faam zich over een
groot deel van Europa en zijn sterfdag werd steeds luisterrijker
herdacht. Maar er was al eeuwen daarvoor een ander gebruik, van
Germaanse oorsprong, dat het volk op de been bracht: de
reinigingsvuren, opgedragen aan Wodan, de zonnegod, die het rad
- zonnerad - als symbool had. Al het oude vuur werd gedoofd en
er moest nieuw, 'zuiver' vuur gemaakt worden. Daartoe stak men
een stuk hout tussen bijvoorbeeld een wagenrad, dat snel werd
rondgedraaid, zodat het hout ging branden en de fakkels en vuren
ontstoken konden worden. De Germanen zagen het korten van de
dagen en het lengen van de. nachten als een strijd tussen de
goden van het licht en de goden van de duisternis. Bang dat de
goden van het licht de strijd gingen verliezen, staken ze een
handje toe door veel vuur en licht te produceren. De 'lantaarns'
die ze in hun optochten meedroegen gaven ze spookachtige
gezichten, om de goden van de duisternis te verjagen.
Het
aandeel van de H. Martinus in het ontstaan van deze vuren, zou
onder meer terug te brengen zijn op het feit, dat hij op een
bepaald moment opdracht gaf alle afgodsbeelden te verbranden.
Vast staat dat het feest van St. Maarten een onontwarbaar kluwen
is van Germaanse en gekerstende riten en gebruiken. Het zij zo.
Patroonsfeest: 11 november.
•
Sint Katrijn doet het varken pijn
25
november

Caravaggio - ca. 1600
De
in onze moderne ogen wat cryptische titel boven dit verhaal is
niet meer dan een equivalent van het meer bekende volksgezegde:
met Sint Martijn slachten we het zwijn. De verklaring ligt dan
ook voor de hand. November was vroeger bij uitstek de
slachtmaand. In die periode trok de slachter van boerderij naar
boerderij en van huis tot huis, want de meeste mensen hadden
vroeger een varken. Uit alles blijkt dat men de slachter graag
zag komen, niet vanwege het bloederige en nuttige werk dat hij
deed, maar omdat er nadien een tijd van overvloed aanbrak. In
feite heeft de H. Catharina - St. Katrijn of St. Kathelijne -
natuurlijk niets met de pijn van het varken te maken. Het was
gewoon een volkse manier van zeggen, net als in de weerspreuk
‘Sint Katelijne laat het zonnetje schijnen’ en veel andere
weerspreuken. Je kunt moeilijk volhouden, dat de heiligen
rechtstreeks invloed uitoefenen op het weer. Zoals dat bij veel
heiligen uit de eerste eeuwen van het Christendom het geval is,
weten we eigenlijk erg weinig over de levensgeschiedenis van de
H. Catharina. Pas enkele eeuwen na haar marteldood is er een
levensbeschrijving ontstaan, die ongetwijfeld met legenden is
doorweven. We weten alleen met zekerheid, dat ze een maagd was
en gezegend met grote wijsheid en welsprekendheid. Vanwege haar
geloof beval keizer Maximus, dat ze op een wentelend rad met
scherpe tanden gebonden moest worden, zodat ze in stukken werd
gereten, maar een engel sloeg het rad met een zwaard aan
stukken. Daarna werd de heilige onthoofd. We herdenken haar
sterfdag op 25 november.
Het
is ronduit aandoenlijk, hoe simpel associërend de mensen vroeger
uit dit levensverhaal gegevens putten ter genezing van allerlei
ziekten en kwalen. Ik zeg dit echter met de nodige
terughoudendheid, want wij hebben goed praten met onze moderne
medische voorzieningen. Omdat de H. Catharina gemarteld werd. op
een rad, werd ze aangeroepen tegen ringworm, een huidaandoening,
waarbij soms kringen ontstaan (tinea). En dat alléén vanwege het
feit, dat een rad en een ring beide rond zijn. De onthoofding
van de heilige bracht het volk op het idee, dat ze zou helpen
tegen hoofdpijn en migraine. Haar welsprekendheid tenslotte,
maakte haar tot de toeverlaat van mensen die leden aan een
longziekte of een aandoening aan de spraakorganen. Dit soort van
associaties waren in de Middeleeuwen overigens zeer
gebruikelijk. Een prachtig voorbeeld hiervan is de
signatuurleer, die zegt, dat je aan het uiterlijk van planten
kunt zien, tegen welke ziekte ze helpen. Het is nooit bewezen,
dat hierin niet een kern van waarheid schuilt.
Patroonsfeest: 25 november.
•
St.
Andries brengt de boer verlies
30
november

Lippo d'Andrea (15de eeuw)
Van
oudsher geldt de zondag die het dichtst gelegen is bij het feest
van de H. Andreas (30 november) als het begin van het kerkelijk
jaar en derhalve als de eerste zondag van de advent.
Ongetwijfeld ligt daar de wortel van het gebruik, dat de boeren
op St. Andries hun pacht aan de kerk moesten voldoen en zo
ontstond ook het bovengenoemde volksgezegde, waarvan met name in
Vlaanderen een wat bitsere variant bestond: Sint Andries is
papengewin en boerenverlies.
De
volksgebruiken op het feest van de H. Andreas, de apostel die
preekte in het gebied rond de Zwarte Zee en gekruisigd werd op
een zogenaamd Andreaskruis, dat de vorm had van een X, verwijzen
voor een deel naar Kerstmis en voor een deel naar nieuwjaar. In
veel gezinnen was het de gewoonte om met St. Andries een paar
kersentakken in huis te halen en in een vaas te zetten. Als deze
takken met Kerstmis bloeiden, betekende dat een jaar van geluk
en voorspoed, zowel voor de gezinsleden als voor het vee.
Afgezien van de vraag of er iets klopt van dit verhaal, lijkt
het me schitterend om met Kerstmis bloeiende kersentakken in
huis te hebben. Voor meisjes, die zochten naar een
levenspartner, was St. Andries bij uitstek de dag om te weten te
komen of ze in het komende jaar zouden trouwen. Om een antwoord
te krijgen op die vraag, gooiden ze een schoen omhoog in de
kamer. Viel hij met de neus in de richting van de deur, dan
zouden ze in het nieuwe jaar thuis weggaan en dat was in die
tijd alleen mogelijk via een huwelijk.
De nacht voor het feest
van St. Andries gold als een van de zes klopnachten, die verder
gehouden werden op de drie donderdagen voor Kerstmis, in de
Kerstnacht en de nieuwjaarsnacht. Het waren meestal opgeschoten
jongens die in de buurt op deuren en ramen klopten of steentjes
of erwten tegen de ruit gooiden. Voor dit gebruik bestaan
diverse verklaringen, waarvan ik er twee zal noemen. De eerste
versie verwijst naar een gebruik van Germaanse oorsprong. Met
het kloppen werden boze geesten verjaagd. De andere verklaring
gaat terug tot de eerste eeuwen van het Christendom. Het kloppen
zou dan een waarschuwing zijn aan de Christenen, dat er die
nacht een geheime godsdienstoefening gehouden werd. Uit mijn
jeugd herinner ik me nog, dat wij in de buurt voor onrust
zorgden door het zogenaamde 'ruitje tikken'. Met een draad, een
klosje en een speld bevestigden we een mechanisme aan een
kozijn, zodat we op veilige afstand tegen het raam konden
tikken. Dat gebeurde altijd in de donkere wintermaanden en het
behoorde tot de ongeschreven voorrechten van de opgeschoten
jeugd. Mogelijk was dat een restverschijnsel van dit eeuwenoude
gebruik.
Patroonsfeest: 30 november.
•
St.
Barbara, huishoudster van Sinterklaas
4
december

Domenico Ghirlandaio - Barbara
vervloekt haar vader (1473)
Over het leven van St. Barbara is maar erg weinig met zekerheid
bekend. Haar martelaarsacten zijn zelfs onbetrouwbaar. Ze was de
dochter van een bemiddeld man, die zoveel van haar hield, dat
hij haar niet kwijt wilde raken aan een eventuele echtgenoot.
Daarom sloot hij haar op in een hoge toren. Nadenkend over haar
lot en haar leven bracht ze daar haar dagen door, tot ze bezoek
kreeg van een zekere Origenes, die christen was. Ze liet zich
door hem bekeren en dopen. Toen haar vader daarna twee vensters
wilde aanbrengen in haar toren, vroeg Barbara om drie vensters,
daarbij denkend aan de H. Drieëenheid, die de ziel op drie
manieren licht geeft. Haar vader kwam erachter dat ze christen
was geworden. Door zijn toedoen werd Barbara gemarteld, maar ze
volhardde in het geloof. Uiteindelijk werd ze door haar vader
eigenhandig onthoofd, maar hij werd meteen daarop dodelijk door
de bliksem getroffen. Dat gebeurde in het jaar 306. St. Barbara
is de patrones van kerkhoven en begrafenisondernemingen. Ze
wordt aangeroepen bij bliksem en on weer en bij brandgevaar.
Omdat men vroeger het buskruit bewaarde in de torens van de
stadswallen, koos men St. Barbara als beschermster van dat kruit
en later werd ze patrones van de kanonniers. Op de medailles die
ze bij zich droegen stond te lezen: Barbara, help ons in de
nood, schenk ons de zege en de vijand de dood.
In
Zuid-Limburg gold St. Barbara als de huishoudster van St.
Nicolaas. Dat komt natuurlijk omdat haar naamdag op 4 december
valt. Op 5 december bracht Sinterklaas de kadootjes, maar al
weken van te voren hield St. Barbara de kinderen in het oog en
legde snoepjes in de schoenen van brave kinderen.
Ook
in Limburg snijdt men op deze dag takken van vruchtbomen als
kers, appel en peer. Deze zogenaamde Barbaratakken worden in
water gezet en in de huiskamer ondergebracht. Als de takken met
Kerstmis bloeien, wordt het komend jaar vruchtbaar. Wiens tak
het rijkst bloeit, zal het komend jaar geluk hebben. Wiens tak
niet in bloei komt, zal spoedig sterven.
Ditzelfde gebruik zien we ook op het feest van St. Andries, 30
november, met de St. Andriestakken.
Patroonsfeest: 4 december.
•
St.
Lucia, draagster van het licht
13
december

Geen gegevens bekend
Toen in de zevende eeuw de kerstening van West-Europa begon, had
Paus Gre-gorius aan de missionerende monniken de goede raad
gegeven, de gebruiken van de autochtone bevolking zoveel
mogelijk te ontzien. Deze wijze gedachte is er voor een
belangrijk deel de oorzaak van, dat het Christendom in onze
streken relatief weinig weerstand ondervond. Het feest van de H.
Lucia op 13 december illustreert nog eens, hoe Germaanse en
christelijke gebruiken elkaar eeuwen lang aanvulden en
overlapten. Op 13 december vierden de Germanen nieuwjaarsdag. De
langste nacht was volgens hun berekening voorbij, maar er waren
nog twaalf donkere nachten te duchten, waarin Vlodan en Perchta
door de lucht trokken, met hun gevolg van overleden voorvaderen.
Om die geesten gunstig te stemmen, zodat ze het lengen der dagen
en daarmee een vruchtbaar jaar niet zouden verhinderen, werden
er offers gebracht. Vóór onze jaartelling bestond zo'n offer uit
een kat, die levend begraven werd. In sommige streken van ons
land worden op nieuwjaarsdag, die eerst naar 6 januari en toen
definitief naar januari verschoven werd, nog steeds duivekaters
gegeten. Een duivekater is een verfijnd soort brood, dat
oorspronkelijk de vorm had van een kat. Het eten van dit brood
verving het katte-offer, toen de regels ten aanzien van riten en
gebruiken in de loop van de tijd werden verzacht.
Het
brood dat later op het feest van de H. Lucia gegeten werd, kwam
overeen met de duivekater. Het volk kende er bovennatuurlijke
krachten aan toe en onder het bakken werd de H. Lucia
aangeroepen, in de hoop dat zij iets uit de toekomst zou
openbaren. Er werd voedsel voor de overledenen klaargezet,
waarbij vaste voorschriften werden gevolgd. En dat doet weer
sterk aan Perchta denken.
De
H. Lucia werd te Syracuse geboren. Mede door haar toedoen werd
haar moeder genezen van dysenterie. Doordat een soldaat haar
keel met een dolk doorstak, stierf de H. Lucia in het jaar 303.
Niet in de laatste plaats omdat haar naam is afgeleid van het
woord lux werd haar gedachtenis vastgesteld op 13 december, het
begin van de 12 donkere nachten. Het volk nam het feest van de
H. Lucia over en haar verering verbreidde zich langzaam over
heel Europa en Klein-Azië. Aangezien haar naam 'licht' betekent,
werd ze de patrones van de blinden. Het volk riep haar aan, om
voor de hand liggende redenen, tegen allerlei vormen van
keelziekte. Toen in de achttiende en negentiende eeuw de
dysenterie toesloeg in West-Europa en er duizenden slachtoffers
vielen, verrezen er op veel plaatsen kerken en kapellen aan de
H. Lucia gewijd. Vaak kregen de bedevaartgangers dunne, rode
draden van zijde omgehangen, die eerst door een priester waren
gewijd. Deze draden beschermden hen tegen de dysenterie of,
zoals oude boeken het plastisch zeggen: de rode vloed.
Prachtiger symboliek zag ik zelden.
Patroonsfeest: 13 december.
•
St.
Thomas en het thomassen
21
december

Caravaggio - ca. 1600
Na
het eerste pinksterfeest trok de apostel Thomas naar het oosten
en predikte het evangelie tot in India toe. Door Brahmanen werd
hij met een lans doorstoken en stierf zo de marteldood. We
vieren zijn feest op 21 december. Bij het volk kwam de apostel
vooral in de gunst, omdat hij twee keer op een cruciaal moment
op het appèl ontbrak. De eerste keer was hij niet aanwezig bij
het verschijnen van de Heer, na de verrijzenis. Het enthousiaste
verhaal van de andere leerlingen beantwoordde hij met een
pertinent ongeloof. Pas toen de Heer de tweede keer verscheen en
Thomas zijn wonden toonde, kwam hij tot inkeer. Ook was hij niet
aanwezig bij de dood van de H. Maagd. Wel zag hij in een visioen
dat Maria ten hemel werd opgenomen, zo vertelt tenminste de
legende. Deze twee gebeurtenissen waren aanleiding voor een paar
merkwaardige volksgebruiken.
Zo
moest iemand die op St. Thomas-dag te laat kwam of te laat uit
bed kwam, zijn omgeving op iets lekkers trakteren. Hier en daar
bestaat nog het gezegde 'het is hier zeker St. Thomasdag' als je
ergens aanbelt en iedereen nog in bed blijkt te liggen.
Een
ander gebruik is het zogenaamde buiten sluiten. Op St. Thomasdag
hadden kinderen het recht hun ouders of onderwijzer buiten te
sluiten. Ze riepen dan: 'Je bent gethomast'. In ruil voor het
openen van de deur mochten ze iets eisen van degenen die buiten
stonden. Meestal was dat een of andere lekkernij, maar
bijvoorbeeld de onderwijzer kon ook veroordeeld worden tot het
vertellen van een verhaal.
Het
zogenaamde haanjagen, dat eveneens op 21 december plaatsvond,
heeft niets met St. Thomas te maken, maar alles met het feit,
dat de zon haar de dieptepunt had bereikt. Het is een oeroude
vruchtbaarheidsrite, die waarschijnlijk in verband staat met de
korengeest. Door het volk werd de geest gepersonifieerd in een
plant, een dier of een mensengestalte. Op St. Thomas is dat een
haan of een kip. Op het plein van de school werd voor de jongens
een haan en voor de meisjes een kip losgelaten. Onder veel
herrie en hilariteit probeerden de kinderen het dier te vangen.
De jongen en het meisje, die de haan en de hen te pakken kregen,
werden voor die dag koning en koningin en moesten de rest van de
jeugd tracteren. Bij het vangen van de dieren werd er
angstvallig op gelet, dat de kinderen die de haan en de hen
uiteindelijk te pakken kregen, welgestelde ouders hadden, die
werkelijk iets weg te geven hadden. Niet zelden nodigden die
ouders de voltallige dorpsjeugd uit voor een feestelijke
maaltijd. Het gebruik van het haanjagen of haan-knuppelen
bestond ook bij volwassenen, maar het had dan een nogal
beestachtig verloop. De achterliggende gedachte was, dat in de
persoon van de haan de korengeest werd gedood, die daarna weer
verrees en zijn heilzame werk weer kon aanvangen.
Patroonsfeest: 21 december.
•
Kerstnacht, schoner dan de dagen
25
december

Anoniem (1424)
Deze woorden zweefden voortdurend door mijn hoofd, alsof ze iets
van me verwachtten. Misschien is het een oproep uit een dieper
verleden, van eeuwen her, een verzoek om nieuwe aandacht voor
dit prachtige gedicht, mooier in ieder geval dan de djengels en
djingels die je ongevraagd tegemoet komen op alle plaatsen waar
de verkoop gestimuleerd moet worden.
Kerstnacht, schoner dan de dagen. Het is de aanvang van een
gedicht dat meer is dan een poëtische opwelling, omdat het een
draagwijdte heeft, die onpeilbaar ver in de toekomst en in de
ruimte reikt, tot voorbij de sterren, tot in het wezen van God.
Daar ligt meteen ook de alles overstijgende betekenis van
Kerstmis, de geboorte van de zoon van God, de hoeder van hemel
en aarde.
Kerstnacht, schoner dan de dagen. Onze gelovige voorouders gaven
zelfs een betekenis aan deze woorden, die de krachten van de
natuur te boven gaat. De kerstnacht noemden zij de Heilige
Nacht, waarin letterlijk alles de geest ademde van de Hoge
Geboorte. De kersentakken die ik met St. Andries (30 november)
binnen heb gezet, staan rijk en vol belofte in de knop. Het ziet
ernaar uit dat ze vannacht zullen open breken en dat de
zachtroze bloesem ons huis zal vullen met een verfijnde
lentegeur. Het volksgeloof zegt daarenboven, dat het geluk
brengt als de Andriestakken met Kerstmis bloeien.
Kerstnacht, schoner dan de dagen. Onze voorouders geloofden
heilig dat tijdens de kerstnacht alle planten en bomen een paar
uur bloeiden, uitbundiger en voller van geur dan op de mooiste
lentedag. Kerselaar, perelaar, sering, jasmijn, zij tonen,
wiegend op de winterwind, beschenen door het dansende
zilverlicht van de maan, hun vreugde om de vervulling van de
belofte, die vruchtbaar lag te wachten in de schoot ter tijden.
Kerstnacht, schoner dan de dagen. Ook de dieren vieren alvast de
lente in deze nacht. Als je de juiste oren hebt, en vooral het
juiste hart, kun je de merel 'stille nacht' horen fluiten en de
roodborst, die later, als Christus aan het kruis hangt, een
doorn uit de pijnlijke kroon zal pik- ken, waardoor de borst van
het vogeltje bloedrood werd gekleurd, laat met ingehouden stem
de melodie horen van 'er is een kindeke...'.
Kerstnacht, schoner dan de dagen. De bijen roeren zich in de
korf, tijdens deze nacht, zeiden onze voorouders. Zoemend met de
doorzichtige vleugels, verkondigen ze het grote geheim van
Kerstmis om daarna weer in winterrust te gaan. Kerstnacht,
schoner dan de dagen. Ik zou het wel eens willen zien en horen,
aan den lijve voelen, hoe de natuur even opleeft in die nacht.
Maar ik ben nog kind en dichter genoeg om voldoende te hebben
aan een verhaal. Nieuwsgierigheid voert zelden tot geluk en
breekbare dingen moet je breekbaar laten, anders veranderen ze
van zilveren naalden in roestige spijkers.
Feest: 25 december.
•
St.
Sylvester en de luilak
31
december

Paus Sylvester (links)
De
H. Sylvester, paus en belijder, was bestuurder van de Kerk van
314-335. Door zijn invloed bekeerde keizer Constantijn de Grote
zich en sindsdien ging de Kerk, na drie eeuwen van vervolging,
betere tijden tegemoet. We vieren het feest van de H. Sylvester
op 31 december. Wat wij oudejaarsavond noemen, heet in
Vlaanderen nog steeds Sylvesteravond. Terwijl deze avond in
Nederland in huiselijke kring wordt gevierd, trekt het volk in
Vlaanderen naar kroegen en uitspanningen, waar uitbundig wordt
gedanst, gegeten en gedronken. Niet zelden loopt het feest daar
uit tot diep in de morgen. Wat dat betreft hebben de Vlamingen
een uithoudingsvermogen dat grenst aan het ongelooflijke. Om
vijf uur 's morgens eten ze met smaak een bord rijstepap om
nieuwe krachten op te doen en het feest voort te zetten tot het
licht wordt.
Om
de eenvoudige reden dat het kerkelijk jaar begint op de eerste
zondag van de advent, schenkt de Kerk geen bijzondere
liturgische aandacht aan oud- en nieuwjaar. Vroeger bestond er
wel een oudejaarslof, waarin het Miserere en het Te Deum
gezongen werden. Na dit lof begon de viering van oudejaar.
Daarvóór stond de dag min of meer in het teken van St.
Sylvester, getuige een oud gebruik dat tot diep in deze eeuw
stand hield. Degene in het gezin die het laatst uit bed kwam,
moest de assen uitdragen. Dat wil zeggen, dat hij of zij de asla
van de kachel of open haard naar buiten moest brengen en leeg
maken. Spottend werd het slachtoffer 'Sylvester' of 'luilak'
genoemd. Pas als de persoon in kwestie het hele gezin op iets
lekkers had getrakteerd, was hij van die scheldnaam bevrijd. Uit
de levensgeschiedenis van St. Sylvester valt geen direct verband
met dit gebruik af te leiden.
Vroeger kwam het vaak voor, dat jongens en meisjes zich voor een
heel jaar verhuurden bij een boer als knecht of meid. De
tegenprestatie van de boer bestond uit kost, inwoning en een
klein bedrag aan geld. Omdat het de gewoonte was, dat
oudejaarsavond met het voltallige gezin gevierd werd, kregen
knechten en meiden vrijaf. Met een roggebrood en een grote
metworst, die ze van de boerin kregen, droegen ze bij aan het
feest. In veel gezinnen was de overgang van het oude naar het
nieuwe jaar een ernstige gebeurtenis, in tegenstelling tot wat
we nu om ons heen kunnen zien. Vanaf tien minuten voor
middernacht tot na de twaalf slagen werd er gebeden, in
aanwezigheid van de kleinste kinderen, die om elf uur waren
gewekt, want het moment mocht niemand missen. Ik sluit dit
verhaal af met een woord van Guido Gezelle: Wilt gij met mijn
gedicht vereerd zijn, 'k Wensche u 't nieuwjaar; en als gij Eens
den hoek zult omgekeerd zijn, 't Eeuwig licht! en peist op mij.
Patroonsfeest: 31 december.
•
Het
duurzame vuur van Kerstmis

Govert Flinck - Aankondiging door
de engelen
In
deze tijd van centrale verwarming zou een mens bijna vergeten
hoe afhankelijk hij is van vuur en warmte. Je hoeft echt niet
terug naar de prehistorie om je van die afhankelijkheid een
voorstelling te maken. Vanuit mijn jeugd herinner ik me nog de
plattebuis, die vooral met hout werd gestookt. Het was een hele
zorg voor mijn moeder om steeds over voldoende hout te
beschikken, maar het moest bovendien ongeveer de juiste afmeting
hebben. Zodoende heb ik, samen met mijn broers, nogal wat
houtjes ge- kapt in mijn leven. Daarna kregen we een kolenhaard.
Voor mijn moeder was dat een hele verlichting, vooral omdat er
's morgens meestal nog vuur was. Even opporren en de kamer was
al vrij snel redelijk warm. Wel herinner ik me nog de kolenkit,
die wij op de meest ongelegen tijden vol moesten scheppen in het
koude, donkere kolenhok. Met de komst van de centrale verwarming
was dat allemaal voorbij. Warmte in huis kostte geen moeite meer
en je was er nauwelijks nog dankbaar voor. Als we even verder
teruggaan in de tijd, toen de open haard - nu een nostalgisch,
luxe artikel - in de huizen de enige bron van warmte was, zijn
we aangekomen bij weer een heel ander verhaal, zeker in de
kersttijd. Vele eeuwen heeft de open haard, als centraal punt in
het huis, een sociale functie gehad, met name ook rond Kerstmis.
In Midden- en West-Europa ontstond daarbij het merkwaardige
gebruik van het kerstblok, de kersttobbe of de kerststronk. Dat
was de stronk van een boom, liefst een eik, die zo dik en hard
was, dat hij dagenlang brandde. Al maanden voor Kerstmis werd
met veel zorg een geschikt blok uitgezocht en op een veilige
plaats gezet, want er waren meer kapers op de kust. De dag voor
Kerstmis werd het blok plechtig in de open haard geplaatst en
omringd met dunner hout. Daarvoor was de open haard goed
schoongemaakt, zodat men met een schone lei kon beginnen. Het
ontsteken van het nieuwe vuur was een belangrijk moment, waarbij
alle huisgenoten aanwezig waren. Zonder al te veel zorgen was
het gezin de komende dagen verzekerd van vuur en warmte en dat
gaf een extra feestelijk gevoel met Kerstmis, met name voor de
vrouw des huizes, van wie toch al het nodige gevergd werd. Het
ontstaan van het kerstblok gaat terug tot ver voor de
christelijke jaartelling. Het ontsteken van nieuw vuur was voor
de Germanen een gewijde rite, in feite een ondersteuning van de
zon, die in hun ogen zwakker en zwakker werd. Bovendien verjoeg
het nieuwe vuur de boze geesten, die in dit jaargetijde erg
actief waren.
Dat
onze voorouders er geen moeite mee hadden dit gebruik mee te
nemen in de viering van Kerstmis, ligt voor de hand.
•
Het
alleluja is gezongen, de vasten is gesprongen

Rafaellino del Garbo (1510)
Met
uw welnemen wil ik eens uitvoerig terugblikken op de tijd, dat
Pasen nog uitbundig gevierd werd. Ik bedoel dan niet zozeer
liturgisch, al lijkt het ook daar wat schraler, maar vooral in
sociaal opzicht. Daartoe moet ik in mijn herinnering meer dan
dertig jaar terug, maar dat is gelukkig nog geen probleem. Ik
was toen een opgroeiend kind in een kleine, overwegend
agrarische gemeenschap. Aan het begin van de vasten stond je als
kind voor een lange, donkere tunnel, een tijd van soberheid en
stilte. Die sfeer drong diep door in je ziel, niet zozeer omdat
je het kleine genoegen van het wekelijkse snoepje moest missen,
maar vooral omdat je aan de volwassenen zag, dat de ernst voorop
stond. Verwoede rokers rookten niet, ook grote eters beperkten
zich tot één volle maaltijd per dag, er siste zelden spek in de
pan, bruiloften en andere feesten werden verschoven tot na
Pasen. Het leven werd gekenmerkt door een eentonige soberheid,
die voelbaarder werd naarmate het einde naderde. Vooral omdat ik
mijn misdienaarschap zeer serieus nam, was de Goede Week in
zekere zin een dieptepunt. De eentonige soberheid kreeg in die
periode bovendien een ondertoon van treurnis, omdat je zoveel
uren doorbracht in de kerk. De verhalen over lijden en dood, de
snerpende ratel, de met paarse doeken afgedekte kruisbeelden,
het zwijgende orgel, allemaal redenen voor een gevoelig kind om
volledig in de ban te raken van kommer en kwel en heilige
huiver. De bevrijding zette in op paaszaterdag, 's morgens in
alle vroegte, met de zegening van water en vuur. Achter in de
kerk stond een grote teil, tot aan de rand gevuld met water. Na
de wijding schepten de gelovigen daar voor een heel jaar
wijwater uit. In flessen en zelfs in kannen werd het naar huis
gedragen, waarna moeder de vrouw de wijwaterbakjes, waarachter
een vers palmtakje stak, opnieuw vulde. Op elke slaapkamer hing
zo'n bakje met een takje. Het diende om bij onweer het huis te
zegenen.
Hoewel het alleluja tijdens de vroege dienst op paaszaterdag wel
degelijk gezongen was, was het in onze beleving nog geen Pasen.
Paaszaterdag was een soort tussenstadium, geen vasten en geen
feest. Een lange, trage dag voor een kind. Pasen begon pas met
de hoogmis, de volgende dag. Maar dan werden ook alle registers
opengetrokken. Weer of geen weer, het mansvolk kwam zonder
overjas naar de kerk, meestal in een nieuw pak gestoken en
zichtbaar geborsteld en geboend. Het orgel juichte en het koor
jubelde de ene alleluja na de andere. Bij het uitgaan van de mis
beierden de kerkklokken hun vreugde uit over huizen en velden en
veel mannen bleven op het kerkplein geanimeerd staan praten.
Maar ik wilde zo vlug mogelijk naar huis. Al geloofde ik toen al
niet meer in de paashaas en de paasvogel, ik wilde erbij zijn
als we de paaseitjes gingen zoeken, die mijn vader overdreven
zorgvuldig in onze boomgaard had verstopt. Soms zocht ik, samen
met broertjes en zusjes, meer dan een uur naar het laatste
eitje, dat er naar de berekening van mijn vader nog moest zijn.
De vinder van dat eitje was in onze ogen onmiskenbaar een kind
van geluk. Maar in feite waren we dat allemaal: aan het einde
van een donkere tunnel schitterde een groot licht, dat een zomer
lang zou duren.
•
Pinksteren, feest van licht en zon

Duccio di
Buoninsegna (13de eeuw)
Aan
het Pinksterfeest heb ik alleen zonnige herinneringen. Hoe dat
komt is mij een raadsel. Het moet ongetwijfeld vaak geregend
hebben tijdens de Pinksterdagen in mijn leven, maar ik herinner
me alleen lange, lome, zonovergoten middagen, zeker als ik
terugga naar mijn kinderjaren, die ik, nogal zorgeloos,
doorbracht in een klein dorp, waar de boeren lang, maar rustig
werkten en nog eens tijd hadden voor een praatje. Soms
blokkeerden ze met paard en kar de rijweg voor een half uur en
wisselden de laatste nieuwtjes uit. Tegenwoordig is er dat niet
meer bij. Boeren zijn ondernemers geworden. Ze hebben haast en
vaak grote schulden. De laatste tijd hoor je steeds vaker, dat
boeren, jarenlang gekweld door zorgen en overbelast, besluiten
een einde te maken aan hun leven. Dat is niet alleen tragisch,
het is ook een teken aan de wand. Blijkbaar is er iets goed mis
in deze maatschappij, waarin we elkaar opjagen naar meer en
groter, zodat we niet meer aan onszelf toekomen en de materiële
zaken ons langzaam wurgen. Nu ook de boeren daar het slachtoffer
van worden, zou de maat vol moeten zijn. Maar wie is in staat
het tij te keren? We zouden eens achterom kunnen kijken naar de
dagen van weleer. Maar achterom kijken is uit den boze,
ouwerwets en economisch niet relevant. Misschien juist daarom
kijk ik bewust wèl terug. Het is me dierbaar, dat beeld van die
twee boeren met paard en kar, die de rijweg versperden om even
een praatje te maken. Het roept een sfeer op van rust en
zelfverzekerdheid. Diezelfde sfeer hadden voor mij de lange,
lome pinkstermiddagen, die meestal in het teken stonden van een
verre wandeling met mijn vader. Na het middageten vertrokken we
en ver in de avond keerden we pas terug, hongerig en moe. Mijn
vader had lichte ogen op die dagen en hij wees ons blijmoedig op
alles wat er te zien was in de natuur. Niet zelden gingen er,
naast een aantal van mijn broertjes en zusjes, ook buurkinderen
mee en de groep bestond zodoende uit een man of tien. Er heerste
een wonderlijke rust en we brachten aandacht op voor mijn vader,
die in alle eenvoud vertelde over planten en dieren en
zorgvuldig de paden koos, waar het meeste te zien was. Geen
wonder dat Pinksteren in mijn geheugen staat gegrift als een
feest van licht en zon en van de Goede Geest, die verbroedering
bracht en saamhorigheid. Daarom ook heeft het 'Veni Creator
Spiritus' voor mij een dubbele betekenis en zing ik met een warm
hart, terwijl er beelden in me opkomen, die me diep ontroeren.
Beelden die voorgoed verdwenen zijn.
Bronnen
Isidoor Teirlinck, Flora Diabolica, Amsterdam 1930.
Isidoor Teirlinck, Flora Magica, Brussel 1926.
René Lambrechts, Bezem en Kruis, Retie 1974.
Leonard Ashley, Bijgeloof, Voorspelling en Geluk,
Hazerswoude 1985.
K. ter Laan, Folkloristisch Woordenboek, 's-Gravenhage
1949.
Dr. Tj. de Haan e.a., Folklore der Lage Landen, Brussel
1972.
J.P. Bik pr., Feest- en Vierdagen in kerk- en volksgebruik,
Velsen 1956.
H.C.A. Grolman, Nederlandsche Volksgebruiken, Zutphen
1931.
|