INHOUD VAN SCHILT
HOME

BRABANTS

AUTEURS
TEKSTEN
INTERVIEWS
SPECIAAL

BIBLIOTHEEK

Elie van Schilt

Sherry

 

Hoe vaak was ik er al langsgereden met telkens de vraag: "Wie gaat daar nu een café beginnen?" Het was beslist niet Het kleine café aan de haven ' juist het tegenovergestelde, midden in de akkers tegen de bosrand en misschien een vijfhonderd meter van de grens.

Als rond September de maïs zijn hoogste punt had bereikt dan was het niet zichtbaar meer vanaf de weg, en reclameborden met een verwijzing kwam men ook niet tegen; schijnbaar was de gelegenheid zo goed bekend in die contreien dat men ook zonder deze borden voldoende klandizie had.

Maar goed, ik had de tijd en besloot de uitspanning te gaan bezoeken, draaide mijn stuur naar rechts en via een niet al te goed onderhouden karrenspoor belande ik uiteindelijk bij het etablissement.

Wat mij meteen opviel: de ruimte die, aan de wielsporen te zien, bedoeld was als parkeerplaats was geheel tot mijn beschikking. Het enigste voertuig daar aanwezig was een oude hoogkar waaraan men kon zien dat deze al jaren achtereen voor het buitenleven had gekozen en als gevolg daarvan nu in een staat verkeerde als alleen geschikt voor het stoken van een open haard.

Na even rondgekeken te hebben of er geen hofhonden rondliepen die mijn aankomst wilden verstoren, liep ik naar de ingang, die echter gesloten bleek te zijn.

Na wat aan de klink gemorreld te hebben, hoorde ik een stem die riep 'Kom maar achterom want die deur gaat niet open.' Na dit advies bleek inderdaad aan de achterkant ook een deur, die gastvrij openstond en meteen was ik in de gelagkamer.

Ook hier bleek ik net als op het parkeerterrein de enigste gast te zijn; ook was er nog de waard die aan de stamtafel de krant zat te lezen.

Ik nam plaats aan de bar en jawel de man vouwde zijn krant dicht en vroeg wat ik wenste te nuttigen (uitgesproken als 'wat wilde drinken?') Dat bleek echter niet zo eenvoudig. Hij keek mij droevig aan en zei, 'Meneerke, sherry dat verkopen wij niet, dat wordt zo weinig gedronken hier, als gij er twee borreltjes uit drinkt, dan vraagt er het eerste halfjaar niemand meer naar en kan ik de fles wegmieteren.'

Maar goed, een cognacje bleek tot de mogelijkheden te behoren, en jawel, hij keek niet op een slok want hij goot het glas half vol, een hoeveelheid waar ze in een gerenommeerd restaurant minstens vier cognacjes uit presenteren, en dan nog voor een prijs, zoals later bleek, vier of vijf keer hoger als in deze uitspanning.

Hij bleek ook niet inhalig, want op mijn vraag of hij zelf ook iets wenste te gebruiken, kreeg ik als antwoord, 'Ik heb nog koffie en als ik iets anders lus dan vat ik het wel, dat is voor jou ook goedkoper.'

We raakten aan de praat over het weer als aanloop naar het café, en wat bleek, het was vroeger een druk bezochte zaak die hij overgenomen had van zijn ouders na zijn trouwen.

In en kort na de oorlog werd het café druk bezocht door smokkelaars, die over de grens kwamen en bij hem in de hooischuur hun pukkel met allerlei artikelen deponeerden.

Ze Kwamen dan in het café een borrel drinken en reden op de fietsen die tijdens de heenweg in de schuur gestald waren naar huis, en lachen als ze door de douane werden aangehouden: ze hadden immers niks geen contrabande als bagage.

De zondag daarop kwamen ze met de auto en hun gezin weer naar het café, en na de nodige consumpties werden kinderen en de pukkels in de auto geladen en de kost was weer verdiend.

'Toen hadden we hier met z'n vieren druk te werken.' Het bleek echter geen personeel te zijn maar zijn vrouw en twee opgroeiende dochters; het café kreeg daardoor de toepasselijke naam 'De drie sneetjes'.

'Maar meneerke', zegt ie, 'dat is allemaal verleden tijd, die sneetjes worden ook groter en willen dan wel is iets aanders als hier in het café staan. Een kennis van mij in België had zes dochters en zijn vrouw die in het café bedienden en zijn café kreeg de naam 'De veertien billekes', mar ook die billen groeiden de tent uit. Ik geloof dat er nou een homobar in zit en die heeft de toepasselijke naam 'De twee kolommen' gekregen. Je ziet, meneerke, al zitten we hier op het platteland we gaan ook mee de tijd mee, mar het is wel oppassen geblazen. Een half jaar terug komt hier zo'n stadse linkmiegel mee de vraag of hij mijn schuur kon huren. Hij had al gezien dat ze leegstond en het was voor hem de ideale ruimte om perkplantjes te kweken. Daar viel dus over te praten, maar, zegt ie, omdat ik nogal veel stroom gebruik wil ik er ook een container neerzetten met een aggregaat, zodat ik niet van de GEB afhankelijk ben.

Nou meneerke,' zegt de waard, 'toen begon ik ook plotseling stroom te gebruiken; er ging een lichtje bij mij branden en heb het ventje bij zijn jaske gepakt en hem buitengemieterd mee zijn wietplantjes.'

Het was inmiddels twaalf uur geworden en met de gedachte 'ik heb tijd zat' en 'het bevalt mij hier wel' vroeg ik of hij ook iets eetbaars in zijn handel te koop had, met de gedachte aan een uitsmijter of een kop soep met wat broodjes.

Hij zegt, 'Nee, meneerke, daar beginnen we in de week niet aan. 's Zondags wel, dan hebben we ijs, bitterballekes en croquetjes, ja die kinder houde tegenswoordig mee un fleske prik niet meer zoet. Maar,' zegt hij, 'het is voor ons geen broodwinning meer; we doen het alleen nog om wat aanloop te hebben, want we wonen hier schoon, mar het is wel een stille bedoening hier in de rimboe.'

Wat bleek, vroeger hadden ze ook nog geboerd, en daar was een flinke lap grond bij. Een stuk hadden ze verkocht als industrieterrein, en waar vroeger de koeien liepen daar was nu een riante woonwijk, met als gevolg dat ze er ook zonder café riant van konden leven.

'Maar om op dat eten terug te komen, loop maar mee naar de keuken dan kunde meeëten, alleen ik weet zelf niet wat er op het menu staat.'

Door mij werd het aanbod aanvaard en daar kreeg ik geen spijt van. In de keuken was een mooie dame bij het fornuis aan het redderen, zei vriendelijk goedendag, en was helemaal niet verbaasd toen haar man zei, 'We hebben een gast die mee wil eten.'

Dat bleek te zijn, een kippensoep waar de vetoogjes knipperend op ronddreven, en getrokken van een echte scharrelkip, dus geen muzelmannetje van de bio-industrie. Toen kwam de wortelstamp met in het midden een kuiltje voor de speksaus, gegarneerd met een paar mooi gebakken lappen doorregen spek. Maar na een korte pauze kwam er ook nog een pan rijstepap op tafel voor de liefhebbers, met als gevolg dat mijn broekriem de nodige gaatjes verder moest worden afgesteld.

We hebben daarna nog een paar uurtjes zitten buurten, hij met een klaartje, voor mij een cognacje, en zijn vrouw die liet de citroengenever ook goed naar binnen lopen.

Maar toen was toch het uur van scheiden gekomen. Op mijn vraag wat ik moest betalen, gaf hij als antwoord: 'Ik hou zelf ook niet van dankjewel zeggen; laten we het maar op vijf gulden houwen,'

Mijn tegenwerpingen werden niet aanvaard; vijf gulden en verder niet lullen. Zo nam ik afscheid. Mijn complimenten voor haar kookkunst had mevrouw inmiddels al ontvangen.

Bij mijn thuiskomst, vertelde ik hoe en wat.

Het commentaar van mijn vrouw was: 'Heb ik voor niks staan te koken!'

Mijn antwoord: 'Ik heb voor zo goed als niks gegeten.'

Dit is al enkele jaren geleden gebeurd. Ik ben er nog eens langs geweest, maar helaas bleek er toch een andere eigenaar of pachter de zaak te runnen. Na het gebruiken van een sherry medium à F. 5,50 ben ik toch een beetje droevig vertrokken.

 

NAAR BEGIN VAN DEZE TEKSTPAGINA